Natalia,
Je zal je tijd aan iets anders willen besteden dan aan het ontcijferen van mijn kleine, compacte handschrift (Ben zei altijd dat ik mijn plek op de wereld niet in durf te nemen).
Je hebt mijn mailtjes niet beantwoord en ook op mijn voicemail kreeg ik geen reactie, terwijl het me toch belangrijk lijkt dat wij elkaar een keer leren kennen. Als iemand lang genoeg niet antwoordt (dagen, weken, maanden), is het net alsof ze niet bestaat: alsof ze is opgelost, of de rivier in gewaaid omdat ze er ’s nachts net te dicht langs fietste. Soms vraag ik me af hoeveel lijken er op de bodem liggen, naast verroeste fietsen en bierblikken. En of je teen gegrepen kan worden door een halfdode als je er ’s zomers in zwemt. Dit klinkt allemaal best duister, en eigenlijk wilde ik het licht houden. Even terug naar het begin.
Om onze relatie te snappen, moet je weten hoe alles ontstond. Toen ik Ben ontmoette was ik erg fragiel. Eerlijk gezegd had ik me in de armen van elke willekeurige man geworpen als hij maar zei dat ik mooi was. Hij werkte bij de botenverhuur en ik bij de receptie van het hotel tegenover de rivier. Ik had de hele dag niks te doen, en als er dan eindelijk een hotelgast kwam om iets te vragen over museumkaartjes of kroegentochten keek ik steeds stiekem naar Ben, langs die gast heen. Hij zag er stevig uit, met zijn dikke wenkbrauwen en bonkige Timberlands, en dan die armen, alsof ze losgerukt zijn van een Grieks standbeeld – dat had een magnetische werking op me. Wat ik het leukst vond aan hem was dat hij totaal niet behulpzaam was. Als iemand een bootje wilde huren haalde hij zijn schouders op en wees hij naar de grijze hemel, zo van, ‘ik zou het niet doen als ik jou was’. Dan schoof hij zijn bril dichter op zijn neus, pakte zijn boek erbij (David Foster Wallace, ik weet het, cringe), ging onderuitgezakt voor het hutje van de verhuur zitten en vertrok weer naar zijn eigen wereld. Ik zat dan gebiologeerd naar hem te kijken, want ik kan dat zelf niet, vertrekken naar een andere plek. Ik heb nul ongelezen berichten en neem altijd meteen mijn telefoon op. Wat zou ik graag eens willen wegdromen. Leest hij nog steeds zo veel? Ik hoop wel dat je hem zijn vrijheid gunt. Hij heeft iemand nodig die snapt dat hij zijn eigen plan trekt, en dat hij zich niks aantrekt van regeltjes of structuur.
Ik was tevreden geweest als ik hem de hele zomer alleen maar van een afstand had mogen bekijken. Steeds als ik ‘s ochtends langs de verhuur liep en de mist nog over de rivier hing schrok ik weer een beetje van hoe moeiteloos knap hij was, dat iemand hem belde en hij kort en luid aan de telefoon sprak terwijl hij een sigaret opstak, grijze wolken uitblies terwijl hij het einde van de rivier zocht met zijn ogen. Ik verwachtte half dat het water zijn stem terug zou werpen als een echo, dat het zijn stem niet op kon slokken omdat die te zwaar was, te groots. Ik val altijd al op mannen die het eigenlijk te druk hebben met zichzelf ontdekken om tijd voor me te maken: dan wil ik bewijzen dat ik de zeldzame vrouw ben die wel de moeite waard is. En dat ben ik ook, die zeldzame vrouw, denk ik.
De eerste keer dat hij het hotel binnenstapte vroeg hij of ik een briefje van twintig kon wisselen. We mochten geen contant geld in de kassa bewaren omdat we dan beroofd konden worden, maar ik pakte mijn blauwe handtasje en graaide door de bonnetjes, haarspelden, lipgloss en een uitgedroogde mandarijn, om te zien of ik misschien ergens nog wat muntjes had. Hij keek toe. Voor het eerst waren de rollen omgedraaid en werd ik bekeken. Ik keek terug en er speelde een glimlach om zijn mond, die van dichtbij gezien een beetje scheef bleek te zijn. ‘Ik heb niks,’ fluisterde ik. Zijn blik was zacht, geamuseerd, alsof ik alles fout mocht doen. Ik wist toen nog niet dat hij altijd zo naar me zou kijken.
Daarna kwam hij vaker langs. Hij vroeg dan iets willekeurigs, over de kamers, of hoe ver ik ‘s ochtends moest fietsen. Het duurde even voordat ik doorhad dat hij dat alles niet wilde weten, hij wilde gewoon dat ik weer zou blozen of iets uit mijn handen zou laten vallen als hij dichtbij kwam staan, met zijn lucht van sinaasappel-zweet-zonnebrand. Ik fluister liever dan dat ik praat, maar dat vond hij niet erg: hij leunde gewoon wat dichter naar me toe. Soms denk ik dat ik hem ruik als ik op de pier sta, maar blijkt het een kind met een sinaasappelijsje te zijn of een vrouw die haar wangen insmeert. Ruikt hij nog steeds zo? Of zijn jullie geuren inmiddels vermengd tot één walm, zoals wel vaker gebeurt bij burgerlijke stellen?
Ik zag toevallig dat jullie een kleine op komst hebben. Wat leuk! Ik had eigenlijk gedacht dat Ben nooit kinderen zou krijgen, althans, hij zei altijd dat hij dan gedwongen zou moeten worden omdat het van hem niet hoefde, zo’n baby, vanwege het naderende einde van de aarde enzo. Maar misschien is hij van gedachten veranderd. Ik was wel bezorgd, je had zo lang niks op Instagram of Twitter gepost: als ik langs de rivier fietste dacht ik soms dat ik je gezicht zag in het zwarte water… En toen was daar de zwangerschapspost. Aan je buik te zien wordt het een enorme baby. Ben was juist heel klein, heeft hij dat verteld? Ik was ook klein toen ik geboren werd. Klein en laat waren we, alsof we eigenlijk niet wilden bestaan.
Ik weet nog goed dat ik dacht dat ik zwanger was. We konden niet van elkaar afblijven die zomer en ik vergat de pil te slikken, waardoor ik hem hardhandig van me af moest duwen als hij kwam. Maar ja, je weet hoe sterk hij is, en dat als je eenmaal onder hem ligt je daar voor altijd zou willen liggen. We waren zo innig verstrengeld dat als hij in zijn vinger sneed, ik bijna een pleister op de mijne wilde plakken.
Die week dacht ik echt dat er iets in me groeide: ik liep over straat en voelde me anders. Ik dacht: misschien is het nu zo groot als een boontje, maar precies die middag werd ik ongesteld. Ik was er al bijna aan gewend geraakt, dat ik de hele dag ons kindje in mijn buik zou dragen als een geheim, en als een overwinning: dat hij zijn stoere, anti-burgerlijke bestaan had opgegeven om met mij een familie te stichten (als het dan toch moet, dan maar met jou, had hij me dan lieflijk toegefluisterd). Maar ik weet dat dit niet het einde hoeft te zijn: mensen kunnen elk moment van gedachten veranderen, ontslag nemen, hun koffers pakken en met nieuwe dromen wakker worden.
Ik hoop niet dat ik je jaloers maak door dit op te schrijven. Als ik het aan niemand vertel zal het ook maar vervliegen, onze liefdesgeschiedenis. Het kan romantisch zijn, zo helemaal opgaan in elkaar tot de wereld om je heen vervaagt, maar het maakt ook dat je geen getuigen hebt van wat zich allemaal voltrok. Lang is het anders geweest, maar nu weiger ik om uitgegumd te worden. Als de enige persoon met wie je herinneringen deelt jou vergeet (of weigert te erkennen dat je bestaat), is het alsof je in die tijd even niet hebt geleefd, alsof je een geest was. En al die woorden die verloren gaan! Die taal die je samen ontwikkelt als je verliefd bent – de grappen en liedjes, en al die lange blikken. Als je geen liefde hebt om je in te storten, waarom word je dan nog wakker?
Ik weet ook wel dat jullie inmiddels je eigen taal zullen hebben, maar het is niet hetzelfde als bij ons. Wat dat betreft is een eerste liefde toch iets waar je al je andere liefdes mee zal vergelijken, of je nou wilt of niet. En ik weet dat hij geen foto’s meer van me heeft, die heeft hij in een plastic tas door de brievenbus gedouwd toen ik op vakantie was. Ik heb er een bijgestopt, voor als hij inmiddels een beetje bedaard is, of ooit nog wil denken aan hoe het toen was.
Alle goeds,
Louise
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.