papieren helden

FB

Sonnet 105

Laat niemand mijn liefde betichten van Afgoderij,
En laat mijn geliefde ook geen Afgod schijnen,
Want al mijn gezangen zijn alleen de zijne,
Aan één, van één, steeds weer, en altijd hij.
Mijn lief is zuiver vandaag, en zuiver ook morgen,
Verheven als een onbewogen wonder,
Dus ligt mijn gedicht in dit patroon geborgen,
Verlangt het maar één ding, niets in ’t bijzonder.
Mooi, zuiver en goed is heel mijn onderwerp,
Mooi, zuiver en goed in telkens andere talen,
En in die variatie blijf ik scherp:
Drie thema’s in één, een rijkdom aan verhalen.

Mooi, zuiver en goed, ze leefden vaak alleen,

Tot nu toe troonden drie nog nooit in één.


Let not my love be called Idolatry,
Nor my beloved as an idol show,
Since all alike my songs and praises be
To one, of one, still such, and ever so.
Kind is my love to-day, tomorrow kind,
Still constant in a wondrous excellence;
Therefore my verse, to constancy confined,
One thing expressing, leaves out difference.
Fair, kind, and true is all my argument;
Fair, kind, and true, varying to other words,
And in this change is my invention spent,
Three themes in one, which wondrous scope affords.

Fair, kind, and true have often lived alone,

Which three till now never kept seat in one.


Uit: Shakespeares Sonnetten, vertaald en toegelicht door Bas Belleman, september 2020, Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep

Dank voor het verzoek, maar wat is het moeilijk om één enkel sonnet te kiezen voor het decembernummer van dit fijne literaire tijdschrift! Ik zou het liefst van alles erbij vertellen, alleen al over de mooie, rijke jongeman aan wie Shakespeare zijn eerste 126 sonnetten richt.

En het is bijna kerst: ik zou van alles willen vertellen over de verlossing waar de dichter op hoopt, over seks en liefde, en over aanbidding tegen beter weten in. Maar laat ik me beperken tot dit sonnet en de aantekeningen uit mijn boek.

Of we de dichter niet van afgoderij willen beschuldigen. Je mag in het Engeland van Shakespeare maar één god aanbidden, en dat is de christelijke God. Herstel: de god van de Anglicaanse kerk. De heiligenverering van de katholieken is uit den boze, laat staan de verering van allerlei heidense goden. Ik vereer ook een heilige drie-eenheid, is de grap van dit sonnet. Ik vereer het allerhoogste en dat is mijn geliefde, hij is de enige die ik vereer. En in feite is hij geen afgod, geen heiligbeeld, geen icoon, geen schilderij. Hij is het hele universum.

Het is een blasfemisch gedicht. Natuurlijk heeft het ook een seksuele onderstroom. one thing (regel 8) klonk als wanting (zie sonnet 20). De één is bij Shakespeare vaak fallisch, zoals niets en nul vaak vaginaal of anaal zijn. Kijk ook naar de betaling die in het gedicht sluipt: change, spent en afford. En wat doet hij precies als hij zijn toevlucht zoek tot andere woorden en in die variatie zijn verbeelding verspilt? Het staat er allemaal niet expliciet, maar het zingt wel mee.

still such, and ever so (regel 4) klinkt religieus, maar klinkt ook als halve zinnetjes. Hij is steeds zo... en is ook altijd zo...

Maar het belangrijkste is hier de drieslag fair, kind and true. Hoe vertaal je die? Het is een paradoxale drie-eenheid, die heilig en afstandelijk zou moeten klinken (zoals het goede, ware en schone van Plato) en toch is er iets mee. Fair, kind en true overlappen. Ze kunnen bijna hetzelfde betekenen: eerlijk, vriendelijk, trouw. Maar je kunt ze ook uit elkaar trekken, bijvoorbeeld als ‘mooi, aardig en waar’. Anderen doen het zo: ‘mooi, goed en waar’ (De Roy van Zuydewijn), ‘mooi, zacht en trouw’ (Verstegen), ‘mooi, lief en trouw’ (Van der Krogt), ‘schoon, goed en waar’ (Burgersdijk, Messelaar, Verwey en Van Elden) en ‘knap, mild en trouw’ (Van Meerenburgh), ‘schoon, zoet, getrouw’ (Jonk).

Het gaat erom dat deze drie woorden samen een spectrum bestrijken van mooi tot oprecht en van verheven tot aardig, terwijl ze in zekere zin ook elkaars synoniemen kunnen zijn. Dat is de paradox: ze klinken als heldere begrippen, maar ze vermengen zich met elkaar en veranderen juist daardoor in het tegendeel: ze zijn niet zuiver. (Het is een poëtische verbeelding van de familieverwantschappen van Wittgenstein, zou je kunnen zeggen: woorden hebben geen kern, hun betekenis hangt af van hoe je ze gebruikt.) Meer dan het vertalen van de afzonderlijke woorden gaat het om dit mengsel van drie overlappende, haast religieuze, maar ook levende begrippen.

(Toch nog iets over metrum en ritme, omdat ik me niet kan inhouden. Kijk eens naar de laatste regel: als je strikt leest, krijgt never zijn nadruk op de tweede lettergreep: Which three till now never kept seat in one. Maar zo lees je het natuurlijk niet. Het ritme maakt een sprongetje: Which three till now never kept seat in one. Het laat zien hoe vrij Shakespeare met het ritme omgaat. Hij gebruikt vijf nadrukken per regel, en daar gaat het om.

Ten overvloede: het Nederlands heeft soms meer lettergrepen nodig dan het Engels. Daarom gebruik ik weleens de dactylus (pámpampam) waar Shakespeare alleen de jambe (pámpam) hanteert.)

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,