Ik stap de hal met klassieke muziek binnen en ruik mijn nieuwe baan. Bij de balie verderop staat een in het wit geklede jonge vrouw. Na een aarzelend knikje komt ze op me afgelopen. Ze is een verpleegkundige.
‘Merel,’ stelt ze zich voor met een zachte handdruk. Er verschijnen kuiltjes in haar wangen. ‘Ik werk je in vandaag.’
Ik loop met haar mee de lange gang in, bij iedere stap deint haar lichaam onder het strakke witte tenue, tot ze plotseling blijft staan en haar gelakte nagels op de blanke deur legt.
Zachtjes klopt ze aan. ‘Je hebt wel eens iemand gewassen?’ vraagt ze, terwijl haar hand sierlijk langs het fineer naar beneden glijdt.
In een flits denk ik aan vroeger, aan onze labrador in zijn antivlooienbadje ‘Ja,’ antwoord ik, en tel de naambordjes op de gang.
‘Wil je vast een beginnetje maken?’ de deur gaat open, Merel stapt opzij. ‘Mevrouw verwacht ons.’
In de kamer is het donker, stil, en ik ruik de nacht. Ik stap de drempel over, vraag vriendelijk of er iemand is en loop op mijn tenen naar het raam. Voorzichtig schuif ik een donkerrood gordijn open, in het vroege zonlicht dwarrelen stofdeeltjes, verschijnt een bed bij de muur met een bloemetjesdekbed strak om het matras gevouwen. Zwaar geadem.
‘Zuster?’ vraagt een stem als een vork op geroest ijzer. Onder het strakgetrokken dekbed vandaan steekt een schraal gezicht. Piepende longen. Ik leg mijn handen om mijn buik, doe een kleine stap naar voren. De vrouw in het bed staart naar het plafond, op haar ogen ligt een vlies, en ze heeft droge paarse lippen die de stofdeeltjes uit de lucht lijken te zeven.
‘Komt u me wassen?’
Ik ga naast het bed staan, probeer haar ademhaling niet te horen, haar niet recht aan te kijken. ‘Ik ben nieuw,’ zeg ik.
‘Alstublieft, helpt u me overeind?’ Ze begint onrustig te bewegen onder haar deken. Ik kijk naar de deur waardoor ik net binnenkwam, trek voorzichtig de punten van het dekbed onder het matras vandaan. De vrouw draagt een pyjama, haar naar urine ruikende lichaam ligt nu roerloos op het matras. Ik zou weg willen rennen, de deur met een harde klap achter me dicht willen trekken en tegen de zuster willen zeggen dat ik gelogen heb, doe het zelf maar, dat wassen, zou ik dan zeggen, maar ik leg mijn hand op haar been, dat hard voelt en koud en ik ben bang dat het breekt als ik het verplaats. Ze steekt haar hand omhoog. Ik trek eraan. Met haar andere hand zet de vrouw zich af en komt kreunend omhoog. Ik sla mijn arm om haar rug en ze belandt in zitstand. Wanneer ik met mijn handen in elkaar geklemd haar koude lichaam omhoog til valt ze steunend tegen me aan, drukt haar harde gezicht op mijn schouder. Ze lijkt te zweven, proestend in mijn trui uit elkaar te vallen, als ik haar voeten op de grond laat zakken en haar ribben langs mijn vingers voel glijden. ‘Niet te snel,’ zegt ze. Als een baby aapje houdt ze haar handen om mijn nek geklemd en maakt kleine stapjes. Met mijn voet open ik de badkamerdeur en zo schuifelen we naar de douche, waar zij met twee handen de witte beugel aan de muur vast pakt. Daar blijft ze staan, met haar rug naar mij toe.
‘Gaat het zo?’ Ik voel haar vingers nog in mijn nek, haar koude lichaam in mijn handen. Ze schudt haar hoofd en probeert zich om te draaien. Snel pak ik haar arm, zij de mijne. Angstige trekt ze aan me, haar gezicht zo bleek als de vale wandtegels.
‘U moet me helpen.’
‘Ik ben nieuw,’ zeg ik. ‘Maar de zuster komt zo.’
Met kromme vingers plukt de vrouw aan de knoopjes van haar nachtkleding. De korstjes op haar paarse lippen bewegen. ‘Is niet erg,’ ze laat haar handen zakken, net als haar hoofd, haar schouders. ‘Het lukt me zo wel.’
Ik zet een stap naar achteren. Twijfelend sluit ik de badkamerdeur en kijk naar de blauwe strepen op het douchegordijn terwijl ik haar pyjama open knoop. Ze beweegt haar schouders, het kledingstuk valt langs haar armen op de badkamervloer. Ik vind het weerzinwekkend om een vreemde, een weerloze, het hemd over haar hoofd te trekken, haar in haar blote borsten voor me te zien staan. Verschrikkelijk deze intimiteit. Voor haar. Voor mij.
‘Ook de broek?’ vraag ik als ze stil voor me blijft staan, haar eigen lichaam gelaten bekijkend. Ze begint haar benen te bewegen, een soort trappelen. Ik kijk naar de grond, pak de zachte stof van haar pyjamabroek vast en trek hem omlaag. Een verzadigde luier zakt op haar voeten. Als ik haar probeer te bevrijden van deze plaszak, voel ik het warme vocht tegen mijn handen drukken, en mijn maag spant zich aan.
Kromgebogen, met haar hand geklemd om de muurbeugel staat ze bloot voor me. Ik weet niet wat ik moet, ze beeft en ik ben bang dat ze zal vallen.
‘Kunt u gaan zitten? vraag ik, en wijs naar een stoeltje aan de muur. Kreunend kijkt ze opzij, laat zich zakken op het klapstoeltje en slaakt een zachte kreet. Snel draai ik de douchekraan open, koude druppels spatten van de vaste douchekop aan het plafond op mijn handen, stromen over de rug van de vrouw. Met mijn handen op het kippenvel van haar rug wacht ik op warm water, nevel op de tegeltjes. Het lijkt minuten te duren.
De vrouw wijst naar een washand, zeep op een rekje. En misschien is het damp in de badkamer, de geur, of het bevende lichaam, maar als in een waas doe ik het: ik pak de washand, het zeepje en begin haar te wassen, precies zoals ik dat op mijn opleiding geleerd heb. Op poppen. Misschien doe ik het te hard, want haar rimpelige huid vouwt zich om de washand, maar ik moet dit doen, ik wil dit goed doen.
‘Ook het onderkantje,’ zegt ze, en moeizaam spreidt ze haar benen op het plastic plateau. Ze wijst. Ik beweeg mijn hand naar de schaduw tussen haar benen en sluit mijn ogen als de warme spetters naar mijn gezicht springen. Niet te hard duwen, ik wil niets voelen, niets meekrijgen.
Druppels lopen langs mijn gezicht, mijn nek, over mijn rug. In de krappe cabine hangt nauwelijks zuurstof. Bijna klaar, maar wat doe ik dan?
Op dat moment komt de verpleegster binnen. Ze gaat naast me staan, wijst naar de pyjama en luier op de natte tegeltjes.
‘Verder gaat het goed,’ zegt ze tevreden en legt een stapel handdoeken klaar. ‘Haal jij het bed van mevrouw af? Dan help ik haar afdrogen en kun jij daarna naar de volgende.’
Eenmaal thuis loop ik meteen door naar de badkamer, kleed me uit, stap onder de douche.
Terwijl het warme water op mijn schedel klettert, ik mijn handen over mijn lijf beweeg, lijkt het douchegordijn als een oude filmdoek achter de nevel te hangen. Nieuwe gezichten, oude geuren. Zonder dat ik het wil denk ik aan de oude vrouw op de klapstoel. Aan hoe mijn hand, gestoken in een lap stof, haar onderkantje waste. Hoe zacht het voelde, en hoe ik daarvan schrok omdat de rest van haar lijf knekelig was. Ik probeer het beeld te verdrijven door aan de zuster te denken. Aan haar dijen in die witte broek.
Als ik klaar ben draai ik de kraan dicht, trek de handdoek van de haak en droog me af. Ik worstel me in mijn kleding, kijk in de half beslagen spiegel en zie de vreemdeling die mevrouw vanmorgen aan haar bed trof. Die haar waste alsof ze een pop was.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.