papieren helden

FB

Rode superreuzen

Baby’s

Laten we maar geen baby’s meer maken. In deze wereld. Als die toch vergaat, wat moeten we dan met baby’s. Je moet alleen baby’s maken in een wereld die nog minstens honderd jaar bestaat. Het kost heel veel moeite om een baby te maken. Een hele baby van een paar kilo, met alles erop en eraan. Een wezen dat ons eerst twintig jaar de oren af gaat eten en drinken om een zingend, vechtend, huilend, biddend, werkend lachend en bewonderend mens te worden. Voor minder willen wij geen baby’s maken. Garantie tot aan het einde van de wereld. Dat aanstaande is. Of niet. Zou de wereld niet al heel vaak moeten zijn vergaan? In mijn jeugd verging de wereld ook – nog een jaar of vijf, dan was het wel gedaan.
Zonder baby’s is er niks aan in deze wereld. Als morgen de wereld vergaat, baar ik vandaag nog een baby is eigenlijk de gezondste ode aan het leven. Het Leven, waarvan baby’s de ultieme uitdrukking zijn.


Krokodillentanden

Krokodillen hoeven nooit naar de tandarts. Als je een krokodil bent, en je hebt de pech dat er een tand uitvalt of dat je een tand breekt op de weerbarstige ruggengraat van een zojuist buitgemaakte gnoe, dan heb je het geluk dat je tand gewoon weer aangroeit. In de krokodillenwereld zijn geen stifttanden nodig. De hele tandtechniek-reutemeteut had voor krokodillen niet uitgevonden hoeven worden. Hoeveel mensen zouden er niet om deze reden krokodil willen zijn! Al die uitgespaarde kosten! Ellende! Pijn! God weet hoeveel mensen – stiekem – om deze reden daadwerkelijk krokodil zijn geworden! Ik zie veel mensen met heel goede tanden. Ik zie veel mensen met veel te goede tanden. Ik zie veel mensen van wie de blik in hun ogen heel goed past bij de scherpte van hun tanden.
Ik, een kleine knaagdierachtige met een hoge tandartsrekening, zie de ontwikkelingen in onze maatschappij met lede ogen aan. Waren tanden maar nooit uitgevonden, denk ik soms. De hele wereld zou het op zijn tandvlees met een beetje gorte- of havermoutpap ontzettend goed doen.


Er maar vast naar toeleven

Ik begin er maar vast naar toe te leven, anders valt het straks zo rauw op mijn dak. Maar ja, als ik er nu al naar toeleef, ben ik al die tijd kwijt aan iets dat nog moet komen, maar er nog niet is. In feite ben ik dan al die tijd kwijt. Voor zover tijd kwijt kan zijn, iets wat je kwijt bent zou je ook weer terug moeten kunnen vinden, wat bij tijd niet het geval is. Weg is weg. Voorbij is voorbij.
Ik kijk naar een punt in de toekomst waarop ik iets moet doen dat ik heel eng vind. Iets met een camera erop, ofzo. En dat ik iets moet zeggen.
Mijn ik van nu leeft alvast mee met mijn ik van straks die het heel moeilijk gaat krijgen, zoals mijn ik van nu vermoedt. Mijn ik van nu wil de ik van straks met al haar aandacht steunen. Alvast bedenken welke trui ze aan moet trekken, wat ze zou moeten zeggen, wat ze niet zou moeten zeggen, wat ze misschien zou moeten zeggen, en of het niet beter zou zijn om te zijner tijd ter plekke op te lossen in het niets, zodat ze helemaal niets zou hoeven zeggen.
Mijn ik van nu krijgt het er warm van. Misschien moet mijn ik van nu een beetje oefenen om nu de ik van nu te zijn, alleen de ik van nu, en niet de ik van straks. Opdat het mijn ik van straks makkelijker zal vallen om op het moment suprême de ik van nu te zijn, en niet weer een ik van later. Een ik van later, alvast toelevend naar het moment dat het gevreesde moment dan eindelijk achter de rug zal zijn.


Iets vieren

Iets vieren. Ammehoela, ik weet allang wat me na het feest te wachten staat: nieuwe ellende om te overwinnen, andere moeilijkheden die moeten worden getransformeerd in mogelijkheden, leerprocessen in alle vormen en maten, werk werk werk, afzien afzien afzien, tot dat eindelijk een volgende triomf te vieren valt, waarna – etcetera. Ik ben een verstandig mens. Ik vier geen enkele triomf. Als je met mij het glas wilt heffen omdat ik zojuist op een top ben geklommen waarvan jij denkt dat ik daar nooit meer af zal vallen, hef je maar lekker dat glas, met mij, maar niet om wat dan ook te vieren! Ik kijk op de door mij bereikte top schichtig om mij heen. Overal afgrond.


Rode superreuzen

Ik was klein en las
over rode superreuzen.
Ik was klein en las
over ons lot – wij opgeslokt
door de zon – onze eigen – onze
bloedeigen belangrijke zon.
Ik werd heel klein. Ik las alles.
En alles wat ik las
slokte mij op


Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,