‘Shit, het is hem niet!’ Dat riepen ze. Verder weet ik niet veel meer. Ik hoor nog de natte voetstappen op de straatstenen. Paarse klinkers. Sneakers. Een fietsband door een regenplas. Misschien verzin ik dat laatste erbij. Ik lag verkrampt op straat, in foetushouding. Zo ligt mijn kind (of niet-mijn-kind) er nu ook bij. Dat dacht ik.
Goed. Ik probeer het me te herinneren. Ze hadden me overal geschopt, op mijn heup het hardst. Doet nog steeds pijn. Er liepen warme druppels in mijn rechteroog. Met mijn andere oog overzag ik de straat. In 2D, want dat is het effect, met maar één oog. Kent u dat?
De straat was leeg.
Ik kroop de stoep op, trok me op aan een raamkozijn.
Nee, ik heb geen mobiele telefoon.
Toen deed die vrouw haar raam open. Zij belde jullie.
Ik was de verkeerde. Het schijnt dat iedereen een dubbelganger heeft. Misschien verborgen halfbroers: uit onderzoek blijkt dat tien procent van de kinderen niet van hun eigen vader is.
Geen idee. Ik was op weg naar MovieCenter op de Nieuwezijds, om een DVD te lenen. Het ene moment liep ik over straat, het volgende vloog ik door de lucht.
Nee, ik zag ze niet aankomen, ik was met mijn hoofd ergens anders. Bij een filmladder. Trainspotting? Te heftig. Titanic? Te romantisch. De nieuwste David Lynch dan.
Tegelijk dacht ik aan de buik van Bella. Of wat daarin rondzwom van mij was of van een of andere klootzak.
Ik besloot Lost Highway te lenen. Kent u David Lynch? Alles aan zijn films is vreemd. Je gaat naar een feest en ontmoet daar iemand die tegelijkertijd ergens anders is. We met at your house. As a matter of fact, I’m there right now. Het kan niet, maar het gebeurt. Je nekharen gaan overeind staan, onverklaarde schaduwen, één, twee, drie man achter je – toen had ik de eerste schop al te pakken.
Bedoeld voor mijn dubbelganger.
Krijg ik straks een kopie van de aangifte mee?
Akkoord, terug naar die vrouw. Rond de vijftig, hoogblond, kwam op de begane grond uit het raam hangen. ‘Lekker, al dat bloed op m’n raam,’ zei ze, ‘kom wat dichterbij staan, dan krijg je een pleister van me.’ Ze drukte die op m’n wenkbrauw, een beetje ruw als je het mij vraagt, maar hij zit er nog steeds goed op.
Ik vertelde haar wat er gebeurd was.
‘Het is eigenlijk tegen mijn principes om een smeris te bellen.’ Ze begon zuchtend jullie nummer in te toetsen. ‘Ik zit hier met een jankende kerel.’ En tegen mij: ‘houd je mond, man, stel je niet aan.’
Ik vertelde haar ook over mijn vriendin en mijn misschien-kindje. ‘Mama’s baby, daddy’s maybe, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven,’ dat zei ze nog, voordat ze het venster sloot en mij daar achterliet.
Toen kwamen jullie.
Mijn vriendin heeft me een ultimatum gesteld. Dat houdt me meer bezig dan die aanval, dus hoe sneller ik hier weg kan, hoe beter.
‘Wil je dit kind, ja of nee?’ vroeg ze.
‘Dat hangt ervan af of het van mij is,’ reageerde ik. ‘En dat weten we niet.’
‘Daarom zeg ik: wil je dit kind?’ Bella wees met twee vingers schuin naar haar buik.
‘Als ik nee zeg, pleeg je dan een abortus?’
‘Waarschijnlijk wel.’
‘Maar dan aborteer je misschien het kind dat ik wél wil.’
‘Misschien wel.’
Dus ik zeg: ‘kunnen we niet eerst uitzoeken of het van mij is?’
‘Eerst antwoord.’
Ik moet haar die abortus laten plegen, wetende dat het mijn eigen kind kan zijn. Of ik moet onvoorwaardelijk voor haar kiezen en dan loop ik straks met het kind van een ander. Eigenlijk wil ik alleen achter een kinderwagen lopen als daar mijn eigen genen in liggen. Vindt u dat slecht van mij?
Ik probeer het filosofisch te benaderen. Kent u Sartre? Die zegt dat je verantwoordelijk bent voor je keuzes. De mens is alleen datgene wat hij van zichzelf maakt. Ik kom daar niet verder mee. Moet de laatste tijd vaak aan Friends denken. Kent u vast wel. Rachel en Ross gaan niet uit elkaar, ze nemen een pauze. En dan kan Ross duizend keer roepen ‘We were on a break,’ Rachel voelt zich natuurlijk belazerd. Ik kan mijn vriendin ook niks verwijten, maar intussen is ze wel zwanger. Van mij of van iemand anders.
Dat klopt, je weet het sowieso niet. Al waren we getrouwd. Al had ze iedere dag een wit jurkje aan en een Mariabeeldje op de schoorsteenmantel.
Nee, ik heb niemand herkend van de foto’s. Ik snap niet dat uw collega mij die foto’s liet zien, want ik heb geen beeld van die jongens. U kunt het beste op zoek gaan naar mijn dubbelganger, dan kan die u verder helpen en kan ik naar huis. Naar mijn vriendin.
Misschien is dit een test. Ik moet mee naar de gemeente en dan ondertekenen ‘vader te zijn van ieder kind van wie mevrouw B. Schrödinger op dit moment in verwachting is.’
‘Dat betekent dat je de vader wordt ook als je niet de vader bent,’ zegt Bella.
Ik moet het juiste doen.
Wat zou u doen? Het leven is wat je er zelf van maakt, maar in de praktijk is het vaak: wat je laat gebeuren. Hersenwetenschappers hebben dat proces allang ontrafeld; zelfs je keuzes zijn je keuzes niet.
Ik probeer het voor me te zien. Nee, niet die aanval, die ben ik alweer vergeten; mijn antwoord: ‘Bella, ik wil het niet.’ Maar ik hoor het mezelf niet zeggen.
De pijn in mijn heup is weg maar nu klapperen mijn tanden en ik weet dat ik niet tegen haar op kan.
U hebt wel geduld met mij.
Misschien had degene voor wie het bedoeld was, het wel verdiend. Misschien heb ik het verdiend.
Breit u er maar snel een eind aan. Dan teken ik.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.