Vorige week nog zaten we samen koffie te drinken in de Wasbar. Geen lekkere koffie dus, maar ik was aangenaam verrast over hoe het gesprek liep. L. en ik hadden al maanden niet meer gesproken na de heftige ruzie die tussen ons was losgebroken. Nota bene op Facebook Messenger hadden we elkaar gezegd wat wellicht al lang op onze tongen lag: zij dat ik geen begrip voor haar verhaal had getoond toen zij dat nodig had en ik dat ik zelfs nog nooit mijn verhaal aan haar heb kunnen tonen omdat haar verhaal de volledige vriendschap bemande. En dat waren de hardste woorden nog niet. Chatten brengt het ergste in mensen naar boven. Of vooral: de communicatiemethode laat niet veel nuance toe en zo krijg je mensen in hun meest uiteendrijvende vorm.
Maar plots zaten we dus samen koffie te drinken en voelde het alsof we het al hadden bijgelegd. Vroeger spraken we ook vaak in koffiehuisjes af, zelfs in de tijd dat we liever chocomelk bestelden, waardoor deze afspraak te hard leek op fijne herinneringen om ongemakkelijk te voelen.
L. vroeg hoe het met me ging, ik zei dat ik verhuisd was en zij vertelde dat het nieuwe academiejaar gestart was. We gingen nog enkele koetjes en kalfjes af vooraleer ik onze ruzie ter sprake bracht, het lege stuk weiland waar het, ondanks de geur van zoete koffies, stonk naar dood rund. Maar één enkele keer vielen we elkaar komisch snel in de rede, met een stem die haar eigen schelheid onderschat. Het merendeel van de tijd lieten we elkaar uitspreken, begonnen we onze zinnen mooi met ‘Hoe ik het me herinner’ of ‘Naar mijn gevoel’ en lag de focus van het gesprek niet op ons gelijk halen, maar op elkaar terug te vinden. Beide leken we in het gesprek gevonden te hebben wat de vorige keren niet aan bod was gekomen. Ik zei herhaaldelijk dat ik blij was dat we dit gedaan hebben, L. beaamde het elke keer. We namen afscheid door te zeggen dat we snel terug contact gingen nemen. Het klonk hoopvol en oprecht. Iets leek hersteld.
Vandaag stuurt L. mij met formele aanhef dat haar therapeut het problematisch vindt dat ik niet erken de dingen gezegd te hebben die L. zegt dat ik gezegd heb. Ik denk meteen: een zin met zo vaak het woord ‘zeggen’ erin moet intrinsiek met miscommunicatie gepaard gaan, maar toch, het klopt, ik heb tijdens ons laatste gesprek haar herinneringen aan de mijne getoetst en zoals dat gaat waren deze nooit helemaal hetzelfde. Ook ik vond dit confronterend. Maar confrontatie kan ook leerrijk zijn, niet noodzakelijk problematisch.
L. zegt dat het haar beter lijkt om toch afstand van mij te nemen. Zonder een extra woord of daad van mij is alles terug gebroken. En weer via die godverdomse Facebook Messenger.
Ik heb het altijd moeilijk gevonden te luisteren in een gesprek waarvan ik weet dat ik het al eerder voerde. Niet alleen gaan mijn antwoorden plots met een bepaalde haast gepaard – doordat ik weet waar het gesprek naartoe gaat, krijg ik de neiging om de weg te willen leiden, onnodige obstakels en zijgedachten te negeren en mijn gesprekpartner met een licht geïrriteerde glimlach op te wachten aan de finish-lijn. Of nog erger: Soms ga ik het gesprek als een experiment bezien. ‘Wat als ik nu iets anders antwoord dan de vorige keer, hoe zou het gesprek dan lopen?’ ‘Wat als ik het perspectief van de tegenpartij aanneem?’ ‘Wat als ik iets ongepast antwoord, iets dat helemaal niet bij mij past, zou mijn gesprekpartner dat opmerken?’ ‘Wat als ik niet langer antwoord – maakt het überhaupt wel uit dat ik hier ben?’ Kortom, herhaling haalt het begripvol zijn uit de luisteraar, of toch alvast uit mij. Terwijl de verteller wellicht het onderwerp tot vervelens toe blijft oprakelen omdat hij/zij zich niet begrepen voelde.
“Most people don't listen with the intent to understand; they listen with the intent to reply.’’ Ik probeer mijzelf tijdens gesprekken vaak aan deze bekende quote van Stephen R. Covey te herinneren (de bestsellerschrijver van The Seven Habits of Highly Effective People, een boek dat ik overigens niet las). Maar is dat wel wat de verteller nodig heeft, dat je hem probeert te begrijpen? Of heeft de verteller liever dat je zijn verhaal gewoon als volledigheid beziet, geen vragen stelt en hem in zijn lijden beaamt? Is dat wat we bedoelen als we het hebben over ‘begrip’?
Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ‘begripvol zijn’ er vooral op neer komt je naam in het groot op een ‘word-snel-beter’-kaart te zetten, met veel x-jes en hartjes ernaast. Niet dat je gaat zoeken naar oorzaak en gevolg, laat staan naar betekenis of verbinding of verbetering. Luisteren is niet mee in iemand zijn verhaal stappen, of toch niet uitsluitend. Het lijkt vooral een stap opzij doen om samen met de verteller het verhaal te onderhouden: Is het verhaal nog niet afgevallen, moet het opgeblonken worden, hoe zag het er ook alweer uit vanuit die linkerhoek?
Ik heb zelf onopzettelijk twee jaar als psychosociale begeleider gewerkt. Psychosociaal begeleiden is hetzelfde als therapie geven, alleen mogen zowel jij als je cliënt het zo niet noemen. Volgens mijn toenmalige werkgever omdat het woord ‘psychosociale begeleider’ de client meer empowert dan ‘therapeut’, maar naar mijn ervaring vooral om de verwachtingen van de cliënten niet te doen oplopen. Therapie kent honderden vormen en specialisaties. Pyschosociaal begeleiden vangt dankzij haar generalistische werking de doelgroep op die specialisatie niet betalen kan.
Wat ik in mijn tijd als psychosociale begeleider geleerd heb is dat therapeuten niet per se goed kunnen luisteren. Eigenlijk zijn ze even subjectief als de doorsnee vriend of familielid die daardoor geacht wordt zich niet te kunnen inleven, alleen weet de cliënt de achtergrond van de therapeut niet en heeft de therapeut wat meer methodieken en leuke inkleurprenten om het gesprek aan op te hangen, waardoor de illusie van objectiviteit ontstaat.
Ik leerde dat die illusie erg belangrijk is bij therapie. Je hoort wel eens dat het goed is om als therapeut stukjes van jezelf bloot te geven, zodat je een sfeer van betrouwbaarheid en openheid creëert voor je cliënten. Dat klopt, maar alleen in situaties waarin je de cliënt in zijn of haar doen bevestigt, niet wanneer je dit in vraag durft stellen. Je mag bijvoorbeeld zeggen dat jij ook een echte dierenvriend bent of dat je, ‘wat een toeval’, ook het boek aan het lezen bent dat je cliënt in de wachtruimte doorbladerde. Je mag niet zeggen dat je vrijwilligerswerk doet bij een vluchtelingenopvang als je cliënt zich negatief uitlaat over het migratiebeleid. Je mag niet je eigen vadercomplexen boven halen als je cliënt over zijn moeilijke jeugd begint. Een therapeut is apolitiek, zonder verleden, zonder smaak, zonder wallen en zonder eigen problemen. Onmenselijk zou je het kunnen noemen, maar nee hoor, een therapeut moet juist alle menselijke dimensies ten gronde uit beheersen. Of die illusie ten minste hooghouden, wat nog steeds een behoorlijke taak is.
Niet alleen ‘luisteren’ heeft voor iedereen een andere betekenis, hetzelfde geldt voor ‘gehoord worden’. Ik had cliënten die elke onthulling in vraagvorm formuleerden. Alsof ik moest bevestigen dat het echt zo was gebeurd. Ik had cliënten die bij alles wat ik zei antwoordden ‘Zo heb ik het nog nooit bekeken’ of ‘Wat een goed idee’, terwijl ik dan meestal iets gezegd had als ‘Misschien moet je eens vragen aan je partner hoe hij zich daarbij voelt’ of als ik erg wanhopig was ‘Geef het tijd.’ Ik zal deze cliënten eeuwig dankbaar zijn, want ook al geloof ik zelf niet dat ik iets nieuws op tafel legde, wel geloof ik dat ze door mijn mantel van objectiviteit het eindelijk als een waardevol idee konden zien en zo kon ik mijn tijd als psychosociale begeleider ook als waardevol gaan zien.
Er was ook een andere categorie cliënten. Deze lieten zelden een stilte doorheen hun relaas, vielen in plagiërende herhaling en wisten vaak na een tiende sessie nog steeds mijn naam niet. Deze cliënten bleven het langst in therapie. Logisch ook, hun verhaal dikte alleen maar aan, er werd nooit eens door iemand gewicht van af genomen. In het begin vond ik dit soort cliënten vreselijk, maar na een tijd begon ik hen beter te begrijpen. Soms willen mensen een gewichtig verhaal. Soms willen mensen hun lijden in woorden gieten, niet om ervan af te zijn of om het op te lossen, maar juist om het te hebben, om het zichtbaar te maken.
De vriendschap met L. heeft geen duidelijke oorsprong, geen sprookjesachtig verloop of hoogtepunt. Zo gaat dat niet met vriendschappen. Ze ontwikkelen zich gesprek per gesprek. Je wordt vertrouwd met elkaar, bouwt gezamenlijke herinneringen op en werkt een arsenaal aan mopjes uit die alleen jullie twee begrijpen. Er is geen eerste kus, huwelijksverzoek of jubileum. Zo ging het ook met L. en mij, totdat er in 2016 iets gebeurde dat ‘een gewichtig verhaal’ zou worden. T., een toen nog gemeenschappelijke vriend, doet L. iets vreselijks aan. Wat en hoe krijg ik met mondjesmaat te weten. Nooit wordt het concreet genoeg om mij het gevoel te geven de positie van L. of T. te begrijpen, daar is ook al snel geen ruimte meer voor, L. haar woede wordt groter en groter en al snel is de woede het volledige verhaal.
Wat is het juiste om in zo’n situatie te doen als vriendin? Stap je mee in de haat, om je vriendin te steunen, om haar te tonen dat je haar serieus neemt en dat ze er niet alleen voor staat? Beslis je iemand mee te gaan haten zonder die persoon aan het woord te laten, zonder zelf betrokken te zijn geweest, zonder te weten wat er gebeurd is, zelfs als die persoon ook een vriend van jou was? Of probeer je de haat te verkleinen? Probeer je je vriendin weg te leiden van haar woede door hem in te dammen? Ploeg je traag maar gestaag een weg naar mooiere dingen en hoop je dat zij je volgt? Doe je je best om je vriendin te tonen dat de waarheid breed genoeg kan zijn voor meerdere perspectieven? Of doe je niets? Laat je je vriendin haar eigen weg zoeken en kijk je toe als de afstand tussen jullie aandikt?
Mijn motto was en is ‘Iedereen maakt onheil mee’. Ik dacht altijd dat dit een optimistische houding was. Het geeft mij althans rust en vrede om er zo over te denken. Het zorgt ervoor dat ik me minder getekend voel door mijn verleden. Wat ik meegemaakt heb is vanuit dit idee geen gewicht meer dat alleen ik moet dragen, maar onderdeel van het leven, metaforisch eerder een traptrede die ik beklommen heb. In ons laatste gesprek, bij de Wasbar dus, nog steeds koffie nippend, zei L. me dat het haar altijd is bijgebleven dat ik dit ooit gezegd had, ‘Dat iedereen onheil meemaakt’, omdat ze het zo pessimistisch vond. Ze vond het choquerend dat ik er van uit ging dat iedereen verdriet zal meemaken in het leven.
Ik spit mijn hoofd uit op zoek naar manieren dat ik L. haar verhaal beter had kunnen tegemoetkomen, maar kan dit wel als we zo anders over de rol van verdriet in ons leven denken?
Onze vriendschap had dus geen duidelijke oorsprong, geen sprookjesachtig verloop of hoogtepunt, maar nu wel een duidelijk einde. Ik weet niet wat te antwoorden op L. haar bericht. Of correcter: ik weet het wel, maar ik zie honderd verschillende antwoordmogelijkheden.
Mijn eerste neiging is altijd om het te willen herstellen. Moest ik handig geweest zijn zou ik een prima schoenenmaker zijn geweest. Ik wil het beeld ontkrachten dat ze van mij heeft gemaakt: de vriendin die niet luisterde. Ik luisterde wel, keer op keer op keer, maar omdat ik de haat wou verkleinen kon ik het verhaal niet vergroten, omdat ik onze vriendschap wou behouden kon ik mezelf niet uitschakelen tot alleen maar een luisterend oor.
Ik heb altijd gedacht dat ik behoorlijk empathisch was, juist omdat ik graag alle kanten van een gebeurtenis belicht. Ik dacht dat dat was wat ‘empathie’ betekende: je kunnen inleven in de situatie en gevoelens van anderen. Ik dacht ook dat empathie en begrip quasi synoniemen voor elkaar waren, maar blijkbaar is dat niet zo. Dit voorval lijkt me alleszins de snijlijn tussen begrip en empathie te tonen. Ik heb me te veel ingeleefd in alle mensen waar L. boos op was en ik heb haar kant te weinig ruimte gegeven. Ik heb mijn blik zo wijd opengesperd dat L. er doorheen is geglipt en niet langer zag hoe ik in al mijn contextualiseer-pogingen naar haar zocht. Ik was empathisch en daardoor niet begripvol.
Tijdens deze pogingen een rationeel antwoord te bedenken op L. haar bericht, merk ik dat ik boos word. Het is onvermijdelijk in de tijdsduur van zeven jaar dat er dingen gezegd worden die fout overkomen, fout geformuleerd zijn of fout worden begrepen. Ik had gehoopt dat onder de koepel van ‘vriendschap’ er in zo’n gevallen van uit werd gegaan dat we het goed met elkaar voor hadden. In mijn boosheid wil ik iets antwoorden om te tonen dat het me zeker niet raakt, ‘Whatever’ of ‘Get over yourself’ (om een of andere reden vertaalt gemaakte nonchalance zich altijd naar het Engels). Maar dat kan ik dus niet met mijn schoenmakerspersoonlijkheid. Ik weet dat hoe meer ik nu kapot maak van onze vriendschap, hoe harder ik hierna de neiging krijg om het te willen herstellen. En de waarheid is dat het onherstelbaar is. L. voelt zich onbegrepen. Ik voel mij daardoor onbegrepen. Mijn weerwoord zorgt er alleen voor dat L. zich onbegrepener voelt, want door te zeggen hoe ik de dingen werkelijk bedoeld en gezegd en gedacht heb, erken ik haar gevoel van onbegrip niet, ik ontken het juist. Maar door mijn pogingen tot herstel af te doen als onbegrip eert L. onze vriendschap niet. Wat ze van mij vraagt is afstand te doen van mijn waarheid, mijn verhaal, mijn gevoel om plaats te geven aan haar waarheid, haar verhaal, haar gevoel.
Voor ik een antwoord klaar heb heeft L. mij al op Facebook verwijderd. De digitale doodstempel op onze vriendschap. Haar profiel zegt me dat we vijvendertig gemeenschappelijke vrienden hebben. Mijn vriend, moeder en zus ingegrepen.
Ik neem mezelf voor geen contact meer te zoeken met L. Als de hersteller in mij terug de bovenhand zou nemen of ik het gevoel zou krijgen dat er toch het een en het ander verduidelijkt moet worden – aan haar kant of mijn kant, moet ik mezelf terugsturen naar deze pagina’s. Alles is gezegd.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.