Aan het uiterste einde van Europa
‘En dan, wat dan?’ zegt mijn moeder aan de telefoon. ‘Je blijft er eenzaam achter, net als ik. Nog elke dag mis ik je vader. Het is afschuwelijk om overal alleen voor te staan! Niemand die je beschermt, die voor je opkomt.’ Ze snikt.
Ik zie mijn vader op het Centraal Station van Zagreb op mij staan wachten. Hij draagt een heel ouderwets, nieuw pak, een van zijn beste. Hij sleept met zijn veel te lange broekpijpen over de grond, net als toen ik klein was, en we daar vreselijk om moesten lachen. Zijn gezicht kan ik nog niet helemaal ontwarren in de verte, maar ik weet al dat hij glimlacht, blij om mij - zijn dochter, die aan het uiterste einde van Europa woont en die hij nog maar zelden ziet - weer te zien.
Ik weet ook dat hij me direct iets wil laten zien, de laatste groenblijvende boom die hij in de tuin heeft geplant, of zijn oude Zastava die hij voor de zoveelste keer heeft opgelapt, en waar hij weer rondjes mee kan rijden in de omgeving van zijn huis. Dat enorm grote zo goed als lege huis, waar hij twintig jaar aan bouwde in de overtuiging dat we daar later allemaal - zij, mijn zus en ik – zouden gaan wonen, en waar hij de meeste tijd van het jaar met mijn moeder doorbracht sinds hij met pensioen was. Ik zie hoe hij op vertrouwelijke toon vertelt over mijn moeder, namens haar praat, benadrukt dat zij zich ook heel erg op mijn komst verheugt, waarmee hij de herinnering wegdrukt aan hoe blij ze was geweest met de rust in huis nadat mijn zus en ik de deur uit waren gegaan, wat hun verhouding goed had gedaan.
Mijn vader, ja. Ik zou de rest van mijn leven in die aankomende trein willen zitten.
Het jongensachtige meisje & de bril
Op een dag besloot de vader om haar mee te nemen naar een oogarts. Kort geleden schrok hij toen zijn dochter hem niet op straat had herkend. Pas toen hij heel dicht bij haar was en haar naam riep, keek ze hem aan zonder te glimlachen en fluisterde: Papa!
Het was geruststellend dat zijn beste vriend oogarts was. Vader verheugde zich erop om weer eens fatsoenlijk met hem te kunnen kletsen. Op weg naar de afdeling oogheelkunde van een ziekenhuis liepen ze de oogarts tegen het lijf. Hij droeg een dikke bril met een zwaar montuur dat zijn kleine ogen omvierkantte, en had kort geknipt haar dat overeind stond als vingers van een babyhandje.
Vader lachte luid en praatte aan één stuk door tegen zijn vriend. Het meisje nam de oogarts aandachtig op met haar ernstige ogen terwijl ze stilletjes naast haar vader bleef staan. Ze vroeg zich af waarom haar kort geknipte haar niet rechtop stond als dat van hem.
Ineens bedacht de oogarts dat hij haast had en deed snel een stap naar voren, waarbij hij op de voet van het meisje trapte. Toen ze piepte, keek hij haar vluchtig aan en zei: Sorry, jongen!
Pas op dat moment dacht de vader eraan om haar voor te stellen aan zijn vriend: Dit is mijn dochter, zei hij.
De oogarts wierp het meisje opnieuw een blik toe en glimlachte voor het eerst: Tja, ik dacht dat je een jongen was!
Het meisje peuterde aan het knoopje van haar geruite hemd dat deed denken aan dat van de vader en zei niets. Ze dacht bij zichzelf dat ze nooit een bril zou gaan dragen of pas als ze echt niet meer zonder kon, zoals haar oma. Ook rechtopstaand haar leek haar iets wat je beter kon vermijden.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.