papieren helden

FB

Overloop

Daar sta je dan, fles wijn in de ene hand, hart vast met de andere, op een overloop te wachten totdat er een deur opengaat.

Je hebt aangebeld maar weet niet zeker of ze het hebben gehoord. Aan de andere kant van de deur klinken aangeschoten stemmen. Eigenlijk weet je wel zeker dat ze het niet hebben gehoord. Je staat hier al een paar minuten.

Je belt niet nog een keer aan. Je pakt niet je telefoon om een bericht te sturen. Deze situatie, waarin je niet binnen en niet buiten bent, eigenlijk als de overloop zelf — je vindt het niet onprettig.

*

Aan de andere kant van de deur wacht een aankondiging, alsof een jaarwisseling alleen niet genoeg is. Een verloving, een verhuizing, een blijde verwachting. Maartje en Daan, pardon, Daan en Maartje hadden je de laatste paar avonden steeds gevraagd of je ook kwam, of je oud en nieuw met hen wilde vieren. Het is heel belangrijk dat je komt, zeiden ze, we willen eigenlijk dat alle mensen die belangrijk voor ons zijn erbij zijn die avond.

Gesprekken met een sfeer van vrijblijvendheid – gesprekken die je als bedreigingen had gelezen. Dat is het enge aan verandering: als mensen veranderen, veranderen ze jou ook.

*

Maar vanavond niet. Zolang de deur gesloten blijft, en de geluiden alleen geluiden blijven, hoeft er niets te veranderen. Je bent een man op een overloop — niet meer, niet minder.

*

Je kunt je de vorige oudejaarsavond nog goed herinneren. Maartje droeg een zwarte jurk waarop ze parels had genaaid, rond haar polsen en haar hals. Bij de omhelzing na twaalven was een van de parels achter je shirt blijven haken en moesten jullie heel dicht bij elkaar blijven staan, voor een lange poos, om de stof geen schade aan te doen. De rest van de avond bleef Maartje ver weg van je staan. Alsof ze de nabijheid van eerder niet ingecalculeerd had en dat nu probeerde te corrigeren.

Gelukkig nieuwjaar, had ze gefluisterd. Maar dat zei ze tegen iedereen.

*

Over Daan kun je kort zijn. Hoekig alsof hij uit papier is geknipt, een symmetrisch gezicht, een haarlijn die maar niet wil beginnen met terugtrekken. Goedlachs, gifloos. In je hoofd — je bedoelt, het plaatje wat je voor je ziet als je zijn naam hoort — staat hij altijd voor een open koelkast. Licht in zijn gezicht, engelachtig.

Roob, jij ook nog een lekker pilsemannetje, vraagt hij. En voordat je antwoord kunt geven sta je met een vol flesje in je ene hand en het halfvolle nog in je andere.

*

Op de middelbare school was hij je beste vriend. Toen dat met het studeren een beetje begon te verwateren had Daan het plan gemaakt om samen fan van honkbal te worden. Gewoon, was de gedachte: als we iets schematisch kunnen verbinden aan het contact, verplichten we onszelf om elkaar te blijven zien.

Maar na de derde avond dat jullie naar een haperende stream uit Amerika hadden gekeken, was je in slaap gevallen. Je hebt het nooit helemaal begrepen, maar je vond het niet onprettig om naar de wide shots van het veld te kijken, het geel en groen als een druppelvormig abstract schilderij, lichtgevende scoreborden, zachte regen, de gemoedelijkheid van dat eindeloze gestaar vanonder een dug-out. Zoals bij de meeste dingen in je leven had je er een bepaalde romantiek in weten te ontwaren, maar het was wederom een lege romantiek, zonder fundering, het waren gevoelens die je aan beelden had verbonden maar uiteindelijk, als je er goed over nadacht, niets te betekenen hadden.

Het klinkt misschien vreemd, maar het leek alsof er na die avond een honkbalvormig scheurtje in jullie relatie was ontstaan. De vierde wedstrijd had Daan alleen gekeken – je was niet uitgenodigd.

Over iets anders konden jullie het wel eens worden: Maartje. Ze liep vanuit een café aan de Nieuwe Markt zo jullie hoofden in. Nog geen drie weken later had ze verkering met Daan en— misschien ten overvloede — niet met jou.

*

Maartje had als afstudeerproject een klein bestiarium van de vriendengroep gemaakt: een catalogus met zwart-witplaten in de geest van Gustave Doré en korte poëtische teksten. Jij was een catobeplas: een mythisch beest dat zijn hoofd zo zwaar had laten groeien dat hij ermee over de grond moest slepen. Jij stond op de laatste pagina — dagen, zo niet weken heb je gespendeerd door je af te vragen wat daar de significantie van was, of het voordelig of nadelig was voor de positie die jij in haar hoofd had ingenomen. Ze kreeg een zes en een half. Een paar maanden later begon ze voor de gemeente te werken als presentatrice: slecht geproduceerde internetvideo’s met harde muziek, ouderwetse swipes en wazige logo’s — je keek ze allemaal, met de speeltijd verlangzaamd tot twee keer zo traag om elke micro-expressie op haar gezicht te kunnen zien.

*

De deur blijft dicht. Een poes verschijnt in het trapgat: paarsgrijs, witte pootjes, een blik in haar ogen alsof ze niet zozeer van jouw aanwezigheid schrikt als wel van haar eigen bestaan. Je laat de buitenkant van je hand een paar centimeter boven de grond hangen, krijgt last van je onderrug en besluit dan door je hurken te gaan. De poes kijkt naar je, hoofdje scheef, in die typerende, ongetwijfeld moeilijk te combineren mengeling van nieuwsgierigheid en wantrouwen. Als ook je onderbenen zeer gaan doen neem je plaats tegen de muur, onder het raam. Dan komt de poes naar je toe, duwt haar hoofd tegen je vingers en laat haar rug eronderdoor glijden.

Je krijgt een berichtje van Daan: Waar de fuck blijf je?

*

Je denkt aan honkbal. Je denkt aan de scoreborden in de regen, hoe de oranje letters wazig werden van het schuin vallende water. Zielloze ontroering, de schone leegte van alleen een beeld. Je stelt je de kraaien voor in de stadionlampen: dicht op elkaar ingedoken, als het veld al leeg is en iedereen naar huis gegaan. De lichten gedoofd maar nog warm van de wedstrijd.

*

Een terugkerende droom: Maartje verandert in een zwaan. Jullie staan op een feestje en ze pakt een van de botte botermessen op, begint over de lengte in haar polsen te snijden terwijl er vette, witte veren uit de wond beginnen te buitelen — ze willen naar buiten toe, bijna agressief, als een ontluikende bloem op een versnelde video nemen ze haar hele onderarm over, totdat ze ook naar beneden groeien, steeds sneller, totdat de arm waarin ze gesneden had een vleugel is geworden. Ze rent weg, steekt de straat over en verdwijnt. Je vindt haar even later op een bootje bij het Ter Pelkwijkpark, de mensenhelft van haar lichaam in de boot, de zwanenhelft in het water.

*

Binnen beginnen de geluiden als felicitaties te klinken: overdreven, performatief, misschien zelfs onoprecht. Het is gelukt. Je bent geen getuige van de aankondiging geweest. En dat waar je geen getuige van bent, bestaat niet.

Je maakt de fles wijn open. Altijd een schroefdop, voor noodgevallen. De eerste slok valt warm in je maag. De muur is koud tegen je rug. Door het raam heen zie je de kleuren de ruimte vullen, de knallen doen de ramen trillen.

Een nieuw jaar, als je de mensen moet geloven.


Dit is het eerste verhaal uit OVERLOOP, een literaire podcast van Papieren Helden met korte verhalen van Robin Kramer, mede mogelijk gemaakt door het Nederlands Letterenfonds.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,