Twee appels liggen in onze fruitschaal met hun beurse plekken tegen elkaar aan. De schaal kregen we van jouw ouders. Geen idee wie de ander heeft besmet. Ergens moet het begonnen zijn. Ik ga er niet vanuit dat de appels tegelijk hun eerste bruine plekje hebben gekregen.
Waar jij nu bent, weet ik niet. Sinds drie dagen ben je verdwenen. Sindsdien heb ik niets meer van je gehoord. Overal is oorlog, maar ik ben bezig met jou. Zo zit de wereld in elkaar. Alles kan naast elkaar bestaan. Met de mond bezig ik empathie, maar ik slaap er geen minuut minder om. Alleen van jouw afwezigheid lig ik wakker. We maakten zelden hardop ruzie, maar dat zegt niet dat we het bloed niet onder elkaars nagels vandaan konden treiteren.
De buurman belde gisteren aan. Hij vroeg of ik een paar aardappelen te leen had. ‘Ik hoef niet dezelfde terug,’ zei ik toen ik een tweetal aardappelen in zijn handen legde. Met de vingers probeerde hij de aardappelen bij elkaar te houden. Het enige wat hij terug zei, was dat hij ze binnenkort terug zou brengen.
Nu zie ik hem steeds in de toiletpot twee balletjes draaien van zijn uitwerpselen. Het leven is goorder dan je denkt. Ik loop naar de koelkast, open hem en zie dat er bijna niets in zit. Dit wist ik al, maar steeds weer hoop ik dat ik het verkeerd onthouden heb. Elke keer als ik de slaapkamer binnenloop, verwacht ik je weer in bed. Niet de Sonja die me verlaten heeft, maar de vrouw die gebleven zou zijn. Je kon ratelen en je siste ook wel eens maar nooit had ik verwacht dat je me werkelijk zou bijten.
Als een ratelslang al haar gif in één keer opmaakt, is zij kwetsbaar. Hier ben ik. Met je tong heb je me gedetecteerd. Ik vrees dat je me al gebeten hebt, maar misschien was ik voor jou de slang. Langzaam bloeden we samen dood.
De bel gaat. Ik doe open en zie de buurman staan met twee aardappelen in zijn handen. ‘Dat zijn hele andere aardappelen,’ zeg ik. De buurman steekt zijn handen naar voren. ‘Nee, ik meen het. Hou ze maar. Ik wilde dezelfde terug.’ Met de hand duw ik de deur langzaam dicht en laat de buurman verbouwereerd staan.
In de tuin graaf ik een gat. Het gebruik van spieren haalt het bloed uit mijn hersenen. Nooit meer wil ik aan jou denken. Ik denk niet aan jou. Nooit meer denk ik aan jou. Direct zie ik resultaat van het graven, maar na een half uurtje wordt het verschil steeds minder zichtbaar. Af en toe storten de wanden in, dan haal ik eerst die aarde uit de kuil. Het gat wordt eerder breder dan dieper. Toch ga ik door. Eens zal het genoeg zijn om alles te begraven.
Je vroeg me een keer welke extra kracht ik zou willen bezitten als ik mocht kiezen tussen onzichtbaarheid en vliegen. Ik wist dat de keuze voor onzichtbaarheid me meer zichtbaar zou maken dan ik zou willen. Het liefst kijk ik naar mensen als ze op hun kwetsbaarst zijn. Hoe gaan mensen zonder toeschouwers met elkaar om, hoe hebben ze seks, masturberen ze buiten elkaar om of doen ze het samen, lezen ze stiekem elkaars berichten. Alles wil ik weten. Bij sommige vrouwen zou ik ook willen weten welk geluid ze maken als ze klaarkomen. Jij wilde kunnen vliegen. Mijn antwoord was dat ik dan voor de onzichtbaarheid zou gaan om het perfecte team te kunnen vormen. Ik weet nog dat je daar om lachte.
Het gat is nog steeds niet diep genoeg. Als ik erin ga liggen, zie je me niet, maar als ik ga zitten, blijf ik zichtbaar. Graag zou ik kunnen vliegen. Ontsnappen en alles vergeten. Jij bent onzichtbaar geworden. Toen jij nog hier was, dacht ik er zelden over na. Je was hier en ik was hier. Dat was genoeg. Zelfs het wegscheppen van de aarde helpt niet meer. Ik blijf aan je denken. Door het regelmatige ritme komen alle gedachten weer terug, keert de pijn weer.
Mijn besluit staat vast. Nergens wil ik je meer tegenkomen. Je hoort het goed: nooit meer wil ik je zien, nooit meer aan je denken. Met grote stappen ren ik naar boven, steeds een tree overslaand. Op onze slaapkamer haal ik het fotoalbum en het gastenboek van ons huwelijk uit de kast en gooi het de trap af. Van tevoren wist ik niet dat ik daarvoor aan het graven was geweest, maar nu weet ik dat de kuil voor jou is bedoeld.
Ik haal al onze fotoboeken uit de boekenkast en gooi ze in de kuil. Het gastenboek valt open. Niet de juiste vinden, maar de juiste zijn. Dat is jullie geheim. Mijn god, het rijmt niet eens. Het kinderslot op de spiritusfles heeft bij ons nooit een functie gehad. Ik schud de fles leeg en strijk een lucifer af. Ik zie de vlammen naar de hemel reiken maar ook direct weer verdwijnen als ze de vuurbron hebben verlaten. Het vuur zuigt alle zuurstof uit ons verleden.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.