Beste Charlotte,
Je zal me inmiddels wel vergeten zijn of nou ja, misschien niet vergeten in de zin van echt niet meer weten wie ik ben, maar in de zin van nooit meer aan me denken. Je zal je nu dan ook wel afvragen waarom ik ineens contact met je opneem. Dat zit zo: ik hoorde een liedje van The Cure op de radio en de titel van dat liedje was Charlotte Sometimes. Ik heb nooit precies begrepen waar het over gaat maar volgens mij heeft het te maken met een meisje dat een soort van gevangen zit in haar eigen hoofd (en geldt dat eigenlijk niet voor iedereen?). Misschien weet je nog wel dat ik veel naar The Cure luisterde toen jij en ik bij elkaar in de klas zaten. In elk geval deed dat liedje me aan je denken. Of nou ja, dat is slechts gedeeltelijk waar, om eerlijk te zijn denk ik wel vaker aan je – met enige regelmaat, zoals ze dat noemen.
Maar goed. Hoe gaat het met je? Doe je nog steeds aan turnen? Ik denk zomaar van niet. Ben je vorige maand naar de reünie gegaan? Zelf heb ik getwijfeld en uiteindelijk ben ik thuisgebleven, zoals je misschien – mocht jij wel zijn gegaan - hebt opgemerkt (of vlei ik mezelf nu te veel?). Het klinkt waarschijnlijk idioot, maar voorafgaand aan dat soort evenementen denk ik altijd compulsief na over welke personen ik mogelijk zal ontmoeten en dan stel ik me voor welke vragen ze me zouden stellen en wat ik allemaal over mezelf zou moeten vertellen. Al die verzonnen gesprekken spelen zich onophoudelijk af in mijn hoofd en daar word ik nogal onrustig van, vaak tot het punt dat ik besluit om niet te gaan, zoals in dit geval, waarna de kalmte terugkeert in mijn hoofd.
Mocht je het je afvragen: ja, ik heb me ook voorgesteld dat ik jou weer zou zien en ja, dat maakte me nerveus. Door de jaren heen heb ik een aantal cursussen gevolgd om met dit dwangmatige spiraaldenken om te gaan, mindfulness, cognitieve gedragstherapie, je kent het wel. Ik ben zelfs een keer onder hypnose gebracht. Het is niet dat het allemaal niks heeft uitgehaald, maar volgens mij kan een mens zichzelf maar tot op zekere hoogte verbeteren. Je hebt een beperkt aantal ge-upgrade versies van jezelf in huis, om het even zo te zeggen, en daarna kan je er alleen nog maar het beste van maken. Leven met de gebreken, niet zo zeer je ervan ontdoen, zeg maar.
Sorry, ik zit weer te ratelen.
Verbaast het je als ik je vertel dat ik getrouwd ben en twee kinderen heb? Het is echt waar. Mijn vrouw is best knap. Misschien niet meer zo knap als toen we elkaar leerden kennen, maar ik blijf het een wonder vinden dat ze voor mij heeft gekozen. Al moet ik wel zeggen dat ik er beter uitzie dan vroeger. Soms vraag ik me af of er een punt komt waarop mijn vrouw en ik elkaar kruisen in die ontwikkeling, een moment waarop ik er definitief beter uitzie dan zij. Ik hoop van niet. Het lijkt me vreselijk om mijn eigen vrouw niet meer aantrekkelijk te vinden. Niet de meest nobele bespiegeling, ik weet het, maar deze gedachte spookt nu eenmaal door mijn hoofd.
Onze kinderen - een jongen en een meisje van vijf, het was een tweeling, of eigenlijk een drieling, maar eentje overleefde de bevalling niet - lijken allebei heel veel op hun moeder en helemaal niet op mij. Zowel qua uiterlijk als qua innerlijk herken ik werkelijk niks van mezelf in hen, al zegt Esther – mijn vrouw – dat Joep – onze zoon – mijn neus heeft. Voorheen maakte ik op verjaardagen weleens melkboergrapjes, totdat Esther me vroeg of ik daarmee wilde stoppen.
Goed, helaas moet ik het hier voor nu bij laten, want er staat een leerling voor mijn deur. Ik geef les aan huis, daarover moet ik je de volgende keer maar vertellen, als je dat tenminste op prijs stelt. Ik hoop gauw iets van je te horen.
Hartelijke groet,
Bernd Dijkhof
***
Lieve Daisy,
Je zal me inmiddels wel vergeten zijn. Misschien niet vergeten in de zin van niet meer weten wie ik ben, maar in de zin van nooit meer aan me denken. Om eerlijk te zijn heb ik ook heel lang niet aan jou gedacht, totdat ik laatst een uitnodiging kreeg voor de schoolreünie en bepaalde herinneringen ineens weer bovenkwamen. Zelf ben ik niet naar de reünie gegaan omdat ik al een tijdje niet meer in Nederland woon, en om speciaal voor zoiets in het vliegtuig te stappen, dat vond ik ook weer overdreven.
De reden dat ik je dit bericht stuur is, vrees ik, niet zo opbeurend. Ik ben stervende. Althans volgens mijn oncoloog, zelf geloof ik het eerlijk gezegd nog niet helemaal. Afgezien van wat evenwichtsproblemen en een zeurende, van tijd tot tijd in intensiteit toenemende hoofdpijn voel ik me namelijk best oké, maar goed, hij heeft er voor doorgeleerd en volgens hem zal de woekerende cellenklomp achter mijn oor me in de nabije toekomst toch echt fataal worden. Dit vooruitzicht heeft om de een of andere reden de behoefte in me losgemaakt om de banden aan te halen met iedereen die ooit iets voor me heeft betekend. Nu vraag jij je wellicht af: hoezo heb ik iets voor hem betekend? Ik woonde weliswaar een paar jaar naast hem en zat bij hem op school, maar we spraken elkaar amper, wat kan ik mogelijk voor hem hebben betekend?
Weet je nog die zomer waarin het een paar weken lang zo bloedverziekend heet was dat het op onze zolderkamers ook ’s nachts niet om uit te houden was? Op een avond sleepten we allebei onze matrassen de trap af en legden die in de achtertuin. Die nacht sliepen we naast elkaar in de buitenlucht en hoewel de coniferenhaag tussen ons in stond, ervoer ik een spanning tussen ons die ik zou willen omschrijven als intiem en vervreemdend tegelijk. Ik hoorde je laken ritselen wanneer je je omdraaide, hoorde je zachtjes snurken. Dat laatste verbaasde me, in geen duizend jaar had ik me voorgesteld dat een meisje als jij zou snurken, wat nergens op slaat, ik weet het. Het voelde fijn om daar samen, als je het zo kan noemen, te liggen onder de open hemel die bij ons, zoals je je waarschijnlijk nog wel herinnert, ’s avonds niet zwart maar oranje kleurde door het licht van de staalfabriek en de plantenkassen, waardoor er ook op heldere nachten niet veel sterren te zien waren.
Kan jij je die nacht nog herinneren, hoe we daar lagen in het spookachtige schijnsel van zware industrie? Voelde het voor jou ook alsof de atmosfeer geladen was met een zweem van magie door die on-Nederlandse warmte die als een deken over ons heen lag, totdat er plotseling een wind opstak en we kort daarna de eerste spetters dik en lauw op onze huid voelden petsen en toen gauw de matrassen naar binnen sleepten?
Woon jij daar eigenlijk nog steeds? Niet precies daar natuurlijk, niet in het huis waar je met je ouders woonde, maar ergens in die omgeving? Zoals gezegd woon ik zelf al een tijdje niet meer in Nederland. Ik ben zes jaar geleden naar Thailand verhuisd, naar een dorpje in de buurt van Chiang Rai, als dat je iets zegt, een stad niet ver van de grens met Laos. Mijn vrouw is hier opgegroeid, vandaar. Het is een prachtig gebied en we hebben een goed leven samen. Jammer dat het voor mij binnenkort voorbij is. Aan de andere kant: niet zo lang geleden las ik Marcus Aurelius’ Overpeinzingen en daarin schreef hij dat het niet uitmaakt of een mens dertig of dertigduizend jaar leeft, omdat hij alleen van het heden kan worden beroofd, nooit van het verleden, want het heden is het enige wat hij bezit, en wat je niet bezit kan je ook niet verliezen. Die gedachte stelt me gerust.
Maar ik vergeet je helemaal te vertellen waarom je iets voor me betekende. Of misschien heb je het al een beetje uit het bovenstaande opgemaakt. Die nacht dat we samen buiten sliepen werd ik nogal verliefd op je. Hoe dat kan weet ik ook niet – feitelijk gebeurde er niks tussen ons dat de moeite van het vertellen waard is – maar maandenlang, misschien zelfs langer dan een jaar, heb ik aan niets anders dan jou kunnen denken, terwijl we op dat moment toch al een tijdje naast elkaar woonden. In elk geval was het de eerste keer dat zoiets me gebeurde. Ik had wel al eerder romantische gevoelens voor iemand gekoesterd, maar niet zo hevig en niet zo lang, niet zo intens dat de temperatuur plotseling tien graden leek te stijgen telkens wanneer ik ook maar vermoedde dat je in de buurt was – en dat was vaak, aangezien je m’n buurmeisje was, ik zweette wat af in die tijd, haha.
Ik vraag me af: heb jij daar ooit iets van meegekregen? En misschien vraag jij je af: waarom heeft hij nooit iets gezegd? Ik denk omdat ik zestien was, een beter antwoord heb ik niet.
Goed, dat wilde ik je laten weten. Ik hoop dat je gelukkig bent en zou het leuk vinden om iets van je te horen voordat het te laat is.
Groetjes,
Je oude buurjongen (hopelijk weet je mijn naam nog)
***
Lieve Esther,
Ik heb over je gedroomd. Misschien wil je dit helemaal niet horen, maar misschien ook wel, ik gok het er gewoon op, en anders moet je dit maar niet lezen. Het zou me trouwens niks verbazen als je al heel lang de berichten die ik je stuur niet leest (is niet als verwijt bedoeld, ik zeg alleen dat het me niks zou verbazen). Toch wil ik je over mijn droom vertellen. Sinds een paar maanden hou ik namelijk een droomdagboek bij. Zodra ik wakker word raap ik het schriftje naast mijn bed van de grond en schrijf daarin op wat ik me van mijn dromen herinner. Aangezien ik het toch al heb opgeschreven, kan ik het nu net zo goed met jou delen voor het geval je dit toch leest, hoewel ik daar zoals gezegd mijn twijfels over heb.
We staan naast elkaar voor de spiegel in de badkamer en poetsen onze tanden. Ineens blijft je blik op mij hangen. Je haalt je tandenborstel uit je mond, knijpt je ogen tot spleetjes en draait je naar me toe, je hand gaat naar mijn voorhoofd. In de spiegel zie ik dat daar iets groeit, een paar centimeter onder de haargrens. Een pluk blonde haren, bijna geel en zo droog en stug als touw. Jij neemt de pluk tussen duim en wijsvinger en trekt eraan, en de pluk wordt langer, de huid rondom scheurt open en steeds meer haar komt tevoorschijn uit het gat. Je gebruikt nu beide handen om het eruit te trekken, als een goochelaar die een sliert aan elkaar geknoopte zakdoeken uit een hoge hoed tovert. Eerst gaat het makkelijk, maar je moet steeds harder trekken en het begint me pijn te doen, ik probeer mijn hoofd weg te trekken maar jij houdt vast en tenslotte komen de haarwortels tevoorschijn uit wat nu een bloederige wond op mijn voorhoofd is, wortels genesteld in een vlezige klomp, misschien een stukje van mijn hersens?
Sinds die droom zie ik dat beeld telkens voor me. De hele dag door voel ik aan mijn voorhoofd uit angst dat daar iets groeit. Dan denk ik aan jou, aan jouw walgende gezicht terwijl je maar blijft trekken aan de sliert die uit mij groeit. Ik vrees dat die droom me heeft opgezadeld met een licht trauma. Bij iedere keer dat ik in de spiegel kijk en ergens op mijn gezicht een oneffenheid zie, breekt het zweet me uit. Ik heb veel nagedacht over wat het zou kunnen betekenen. Waarschijnlijk heb jij wel een idee, aangezien je je interesseert voor astrologie en energiebanen en meer van dat soort zaken.
Nu ik je toch schrijf: hoe gaat het met Joep en Janneke? Ik mis ze en begrijp nog steeds niet helemaal waarom je je zo hardvochtig blijft opstellen. Wat ik heb gedaan is niet goed te praten, dat weet ik ook wel en het spijt me oprecht. Maar is dit wat ik heb verdiend? Ik hoop dat je beseft dat er een redelijke kans bestaat dat ze vroeg of laat hun vader weer willen spreken, en dat ze het jou kwalijk zullen nemen als je ze daarvan weerhoudt.
Dikke zoen,
Bernd
***
Geachte redactie,
In de bijlage vindt u drie gedichten die ik schreef na een periode van persoonlijke crisis. Ik heb mijn werk in het verleden eerder naar uw tijdschrift opgestuurd. Echter leidde dit helaas nooit tot publicatie, hetgeen ik in retrospectief beter begrijp dan op het moment van afwijzing, toen het de nodige woede en verontwaardiging in mij teweegbracht die ik destijds zowel per post als telefonisch herhaaldelijk tot uiting heb gebracht in niet per se milde bewoordingen, waarvoor excuses. Van de drie nieuwe teksten in de bijlage meen ik echter dat ze van voldoende kwaliteit zijn om door u gepubliceerd te worden.
Ik zie uit naar uw reactie.
Met vriendelijke groet,
Bernd Dijkhof
Bijlage *
De genoegens van de verdoemden
De genoegens van de verdoemden
beperken zich tot vluchtige momenten
van geluk:
de ogen van een hond die je aankijkt,
een vuur dat het stadhuis verteert,
het district,
het continent,
vuur dat het haar verteert
van maagden en monsters;
en haviken zoevend in perzikbomen
de zee stroomt tussen hun klauwen,
de Tijd
dronken en klam,
alles in brand,
alles nat,
alles oké.
Je dook weer op
Je dook weer op. Jij. Je dook weer op.
Je bent er altijd. Maar ineens duik je op, als ik wat voor me uit zit te staren met geen vragen in het algemeen en geen antwoorden in het bijzonder.
Ik hou ervan als je plotseling verschijnt, je moet daarmee doorgaan.
Of moet ik zeggen: ik hou ervan als je plotseling verschijnt; ík moet daarmee doorgaan.
Je bent er altijd.
Meid bij de uitgang van de supermarkt
Een heel lange meid trekt haar neus voor mij op
bij de uitgang van een supermarkt
als was ik een wandelend vuilnisvat; en ik had geen begeerte naar haar,
niet meer begeerte
dan naar een
telefoonpaal.
Wat voor signaal wou ze geven?
Dat ik nooit de tailleband zou zien van
haar panty’s?
Ik ben een man van in de veertig
seks is niet langer een pijnlijk mysterie voor mij, dus kan ik niet begrijpen
waarom ik weggekeken word
door een telefoonpaal.
Ik laat jonge meiden over aan jonge
mannen.
Het is een eenzame wereld
van bange mensen,
wat het altijd al
was.
***
Hallo Jehovah,
Het is lang geleden sinds ik het woord tot U richtte. Ergens in mijn puberteit ben ik ermee gestopt nadat iets of iemand bij mij het vermoeden wekte dat u weleens niet echt zou kunnen zijn. Dat ik dit schrijf wil overigens niet zeggen dat ik nu wel weer geloof in uw bestaan, dus niet te vroeg juichen alstublieft. Ik ben simpelweg bezig schoon schip te maken met spoken uit het verleden en daarvan bent u er één. Wel of niet bestaand is in het geval van spoken naar mijn mening irrelevant, het gaat om geloof, om beleving, en ooit heb ik in U geloofd, ooit heb ik U beleefd, al was ik toen nog maar een kind, aan de ervaring deed dat niets af.
De precieze aanleiding voor de twijfel aan uw bestaan herinner ik me niet. Misschien was die er wel nooit en hoort het simpelweg bij het proces van de volwassenwording om sceptisch te zijn ten aanzien van alles wat je ouders je proberen te leren. Hoe dan ook wil ik van deze gelegenheid gebruikmaken om een van mijn vroegste herinneringen met U te delen, een die bepalend is geweest voor hoe ik het leven nu en misschien straks de dood beleef. Het gaat om een ervaring die zich verschillende keren voordeed en tegelijkertijd wel en niet een droom was, waarmee ik wil zeggen dat hij begon terwijl ik sliep maar niet stopte toen ik wakker werd. Zoals U weet vertelden mijn ouders, in de veronderstelling dat het iets was om naar uit te kijken, aan mij dat ik voor eeuwig zou leven. Het begrip eeuwigheid komt me nu, als volwassene, nogal abstract voor. Ik weet ongeveer wat het betekent maar kan me er toch niet echt een voorstelling bij maken. Met mijn kinderlijke verbeeldingskracht kon ik dat wel. ’s Avonds in bed zag ik mijn leven voor me als een canvas dat zich zonder ophouden in alle richtingen uitstrekt. Dan viel ik in slaap en tuimelde ik door het heelal, ademhalen ging niet maar toch bleef ik leven, leven en vallen door een eindeloze duisternis. Als ik wakker schrok dan viel ik nog steeds, ik tuimelde mijn leven binnen met dat gevoel nog altijd in mijn maag. Mijn moeder kwam op mijn gehuil af. Zittend op de rand van mijn bed vroeg ze wat er loos was terwijl ze het klamme haar van mijn voorhoofd veegde. Ik durfde haar niet te vertellen waar ik bang voor was. Dat wat voor haar het ultieme geluk betekende mijn grootste angst was. Dus zei ik niks en wachtte totdat ze dacht dat ik weer sliep.
Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat mijn leven wel degelijk een einde zal hebben en dat stelt me gerust, hoewel ik enigszins ambigue gevoelens koester wat betreft het moment van sterven zelf. Misschien is het zoiets als een rottende kies die de tandarts er vroeg of laat uit zal moeten trekken, het is vast even afzien maar daarna wacht verlossing.
Wie weet tot ooit, al lijkt het me sterk.
Hoogachtend (of hoe sluit je een brief aan de Allerhoogste af?),
Een afvallige, u weet vast wie
***
Lieve Joep en Janneke,
Bedankt voor de verjaardagskaart en voor de mooie tekeningen die jullie voor me maakten. Ik heb amper woorden voor de blijdschap die ik voelde toen ik de envelop vandaag in mijn brievenbus vond. Na al die tijd zonder contact had ik dat niet meer verwacht. Ik vraag me af of jullie dit zelf lezen of dat mama het aan jullie voorleest, of dat ik dit voor de kat z’n kut zit te schrijven omdat mama het helemaal nooit aan jullie zal laten lezen. Een andere mogelijkheid is dat het inmiddels jaren later is, dat mama heel lang heeft gewacht voordat ze dit aan jullie liet lezen, of misschien is mama zelfs al dood en vinden jullie deze brief tijdens het opruimen van haar huis. In dat geval ben ik naar alle waarschijnlijkheid zelf ook al dood, ik heb nooit het gevoel gehad dat ik erg oud zal worden en zou dat trouwens niet eens willen. Vinden jullie dat egoïstisch? Zijn jullie het type mensen dat vindt dat iemands leven niet alleen aan diegene zelf toebehoort, maar ook aan diens omgeving? Ik vind dat op zichzelf een mooie gedachte maar jezus, leven doet soms pijn, pijn, pijn.
Ik hoop en ga er eigenlijk ook wel een beetje vanuit dat ik jullie ooit weer zal zien. Ik weet niet wat jullie moeder over me heeft verteld maar wat het ook is, ik hou van jullie, vergeet dat niet. Overigens denk ik niet dat ze het soort vrouw is dat opzettelijk kwaadspreekt of onwaarheden vertelt over een ander, zelfs niet als diegene haar heeft gekwetst, wat ik wel heb gedaan, dat moet ik helaas toegeven. Maar het feit dat ze ervoor heeft gezorgd dat mijn verjaardagscadeau van jullie in mijn brievenbus belandde stemt me hoopvol. Ik neem tenminste aan dat zij het is die daarvoor heeft gezorgd – wie anders?
Lieve Joep, lieve Janneke, ik wou dat ik kon terugdraaien wat er die middag is gebeurd. Een vader zou zijn kinderen nooit alleen mogen laten, laat staan hen overleveren aan de genade van een wildvreemde. Ik zou willen zeggen dat het me spijt en op een bepaalde manier is dat natuurlijk ook zo, maar aan de andere kant: wat is spijt waard als het gaat om iets wat je je niet eens herinnert, om iets waarvan je niet eens zou geloven dat jij dat had gedaan als je het niet achteraf op camerabeelden had teruggezien? Ik zal me niet verschuilen achter het cliché dat ik mezelf niet was, want ook al weet ik er niks meer van, blijkbaar was ook dat een kant van wie ik ben, en geloof me als ik zeg dat het een kant is waarvoor ik me schaam.
Eén van de verwijten die jullie moeder mij maakte in de periode voordat ik jullie kwijtraakte, was dat alles altijd om mij draaide. Ik heb hier veel tijd om na te denken – misschien meer dan goed voor me is - en moet toegeven dat ze daar wellicht een punt heeft gehad. Aan de andere kant: wat kan een mens anders dan zichzelf als het middelpunt van deze idiote wereld te zien? Blaas een ballon op, pak een viltstift en zet een stip: bezien vanuit dat punt zal het altijd het midden zijn. Ik ben een stip, mama is een stip, jullie zijn stipjes, we zijn allemaal kleine domme stipjes.
Voorlopig kan ik hier nog niet weg maar ik hoop dat jullie me op een goede dag komen bezoeken, als mama het toestaat. We hebben elkaar veel te lang niet gezien. Soms sluit ik mijn ogen en probeer ik om jullie gezichten op de binnenkant van mijn netvlies te projecteren. Dat lukt me dan niet eens, zo lang is het geleden dat we elkaar zagen.
Zeg tegen mama dat ik van haar hou, en vergeet vooral niet dat ik ook van jullie hou.
Dikke knuffel en kus,
Papa
***
Lieve pa en ma,
Uit weerzin om jullie te kwetsen heb ik dit tot op heden nooit verteld, maar het grootste deel van mijn leven loop ik al rond met het onbestemde gevoel dat ik niet echt jullie kind ben. Dat ik heb besloten om via deze weg toch uiting te geven aan dit gevoel, komt doordat ik weet dat mijn woorden jullie inmiddels geen pijn meer kunnen doen. Sinds ik jullie heb verraden door de dagelijkse zorg over te dragen aan het capabele personeel van De Laatste Halte brengen jullie de dagen fotosynthetiserend door achter de grote vierkante ramen in de gemeenschappelijke ruimte en ik heb niet de indruk dat er behalve wat vloeibare voeding en zonlicht nog veel tot jullie doordringt. Voor alle duidelijkheid: mijn hierboven genoemde vermoeden een soort vondeling te zijn heeft absoluut niks te maken met een eventueel gebrek aan getoonde liefde van jullie kant. Jullie hebben mij altijd overspoeld met liefde, misschien zelfs dermate dat ik onbewust het gevoel had dat er sprake was van compensatiegedrag of van een poging om één of ander gebrek of geheim voor mij te verdoezelen. Ik kan me nog heel precies herinneren wanneer ik me voor het eerst bewust werd van het idee dat ik niet bij jullie hoorde - dat ik eigenlijk nergens bij hoorde, misschien niet eens op deze planeet zou moeten zijn. Het gebeurde in een winkel waar ze vloerbedekking verkochten. Niet echt een plek om tot existentiële inzichten te komen, ik weet het, maar ik heb het ook niet verzonnen. Ik weet nog dat de winkel veel te vol was gestouwd met handelswaar. Zodra we binnenstapten liepen we tegen een muur van rollen vloerbedekking aan. De muffe geur deed mijn adem stokken. Er hing een laag plafond, een systeemplafond met vierkante platen en tl-lampen waarvan het licht grotendeels geblokkeerd werd door al die rechtopstaande rollen. Terwijl we ons een weg baanden door het labyrint van vloerbedekking liet ik mijn handen en armen over al die verschillende stoffen glijden. Het was zomer en ik droeg een T-shirt en korte broek. Het was een lekker gevoel om ruwheid en zachtheid afwisselend en in alle mogelijke gradaties op mijn huid te voelen. Al gauw schuurde ik met mijn hele lichaam en ook met mijn gezicht langs de stoffen. Ik vermoed dat jullie me na binnenkomst in de winkel al vrij snel uit het oog zijn verloren, anders hadden jullie me ongetwijfeld berispt vanwege mijn wangedrag. Als een aapje klom ik in de rollen, mijn benen rond de vloerbedekking geklemd terwijl de stof langs mijn kruis wreef. Daarmee ging ik door totdat een zinderende extase bezit van me nam. Het was een zeer lokaal en kortstondig gevoel, niet te vergelijken met enige vorm van genot die ik tot dan toe had meegemaakt. Het genot was even intens als kortstondig en toen het wegebde kwam er schaamte voor in de plaats. Ik wist dat ik iets waardevols had ontdekt, een of andere universele oerkracht waarover ik nochtans niet diende te praten. In de jaren erna ben ik vaak op zoek gegaan naar die ervaring maar slechts een enkele keer lukte het me om die opnieuw op te wekken, meestal per ongeluk, bijvoorbeeld op het moment nadat ik helemaal omhoog was geklommen naar de lamp van de lantaarnpaal op het pleintje tegenover ons huis en me weer omlaag liet glijden. Pas toen ik een jaar of dertien was en voor het eerst deed waarover al mijn vriendjes het al een tijdlang dagelijks hadden, vond ik via het wonder der masturbatie de sleutel die me keer op keer toegang zou verschaffen tot deze mysterieuze gelukzaligheid.
Misschien kwam het door de schaamte na afloop dat ik het idee had een vreemde van jullie te zijn toen jullie me die middag in de winkel terugvonden. Ergens te midden van al die rollen vloerbedekking had een medewerker me gevonden en meegenomen naar de informatiebalie, waar hij mijn naam vroeg en een microfoon pakte. ‘Willen de ouders van Bernd Dijkhof zich melden bij de informatie alstublieft. Ouders van Bernd Dijkhof, melden bij de informatiebalie.’
Onmiddellijk – althans in mijn herinnering – verschenen jullie vanuit een gangpad, alsof jullie daar hadden staan wachten. Allebei een grote glimlach op het gezicht. Maar er klopte iets niet. Er was te weinig tijd verstreken tussen de oproep van de winkelmedewerker en het moment dat jullie opdoken, het was afgesproken werk. Hoewel jullie sprekend op mijn ouders leken, had ik het gevoel dat jullie een soort kopieën waren, dat er sprake was van een of ander sinister complot waardoor ik op het punt stond aan een surrogaatechtpaar te worden gekoppeld. Ik ging natuurlijk gewoon met jullie mee – wat moest ik anders – maar ben me altijd blijven afvragen wat er daar met mijn echte ouders is gebeurd. Nu ik dit voor de eerste keer onder woorden breng zie ik ook wel dat het als een waanidee klinkt. Ik twijfel er niet aan dat ze hier mijn dosering flink zouden opschroeven als ik ze erover vertel. Daarom schrijf ik het alleen voor deze ene keer voor jullie op, mijn liefhebbende ontvoerders. Ik loop er al een jaar of veertig mee rond en moest het toch een keertje kwijt. Ik weet niet hoe of wat of waarom jullie hebben gedaan wat jullie hebben gedaan, maar al met al zijn jullie goed voor me geweest en ondanks alles ben ik daarvoor dankbaar.
Veel liefs van jullie soort van zoon, Bernd.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.