Ik lag in bed met koorts en wachtte tot er iets uit de lucht zou vallen
Om me heen vlogen vonken van licht en televisiebeelden
Ik droomde dat je me kwam troosten
Wat niet hetzelfde is
We lagen op matrassen in een kelder
We wachtten op regen
Ik kon je spieren voelen
De pezen van je benen die je over me heen sloeg
Het gewicht waarmee je me in het matras drukte
Me dwong de wereld kleiner te maken
Buiten op het stoepje zat Yanna Zonder Angst, met wilde visioenen
van schedels die uit elkaar spatten door geweerkogels Wij
probeerden te vrijen in tl-licht
Ik wilde niets liever dan dat je me zou troosten
Wat niet hetzelfde is
Jij wilde niets liever dan bij me naar binnen komen
Wat niet hetzelfde is
Jij kwam naar binnen, ik troostte mezelf
Met mijn neus in het zoute vocht in je nek
Gezang uit de diepte
Trage lijven die honderdmaal
Om hun eigen as
in trage tweedans
en in hoog register zingend
Onder alles doorzwemmen
Nu weten we dat ze bestaan.
Nu hoeven we niet bang meer te zijn
om uit de tijd te vallen, jij en ik
Om uit de tijd te vallen moet je de rand opzoeken
Tussen waar dit alles eindigt en waar jij begint
Het is onhandig om bang te zijn voor onweer op open water
Maar ik ben toch altijd bang
Als je nooit in het water gaat liggen, zul je ze niet vinden.
Kan je hun gezang niet horen.
Je mag kiezen; doen alsof er iemand kijkt.
Doen alsof er niemand kijkt.
In het water gaan liggen.
Weet je
Ik lag op de bodem van de zee
Al mijn stemmen, al mijn benen
De kleuren die ik niet geweest was
De muziek die ik niet meer wilde zijn
Iemand zei
Ik lig hier prima
Alleen jammer van de benauwdheid
En dat ik jou niet bij me had
Ik wilde je niet in de steek laten
Toen stak ik een wereld aan als een kaars in het duister
Die zwol en zwol om mij heen tot vis
Jij en ik in de vissenbuik
Zo klotsten we tegen de landsgrenzen aan,
En tegen de resten van de democratie
Het zong tussen de tanden
Baleinen, baleinen
Het spoot over Noorwegen heen
Het smolt in Alaska en beefde op de kernreactors van Japan
Tot het terugdeinde in deze fjord
Het ontholde
Het kroop en dichtte
Het blies en spoog ons uit
We golfden oranje en kersenbloesem
De walvis bond zichzelf aan een touwtje
Bood zich aan mij aan als ballon
En van de bodem van de zee
Waar mijn huidcellen zich met plankton vermengden
Werd ik door de walvis omhoog gesleept
Aan een ballon aan een touw aan een haak door mijn lip
Bij het opstijgen klapten mijn longen
Leegden mijn darmen zich in de golven
Boven water werd ik door albatrossen aan land gesleept
Die hadden me wel wat te leren over
een lijf dat gemaakt is voor vlucht
door het zand laten schuiven
En ik hoorde:
“Natuurlijk ben je uit de diepte verbannen
En schaam je je kapot
Nu gaan we je leren om
De eerste honderd jaar
Alleen een steen te slijpen”
En ze gooiden een steen voor mijn voeten.
Je kwam naast me zitten
gehurkt als een klein balletje en zei dat je het een mooie steen vond
en raapte hem op
Ik bedacht een zandsculptuur voor je
Een walvis die uit het zand opspringt
Ik zette mijn werkterrein af met rood wit lint en werkte dag en nacht aan de basis van het beest
Na drie weken kwam er een donkere nacht
Waarin ik verloren liep
Ik was nog niet tot het middenrif gekomen
In de ochtend vond ik van mijn werk een zandhoop terug
Doorwoelt door voeten
Bezaaid met blikjes bier
Dus begon ik opnieuw
Want dat had ik je beloofd.
Deze keer kwam de donkere nacht al na twee weken
De staart was net af
Weer die blikjes
Voetstappen
Ik vroeg me af of ik moest vechten
Ik vroeg me af of dit mijn manier van vechten was
Ik vroeg me af of ik er zelf bier bij moest drinken
En ik begon opnieuw
Want dat had ik je beloofd
“Het is niet moeilijk.”
Het is niet moeilijk
Je neemt de tijd; zeg, een hele dag.
Je spreekt alleen af wanneer je elkaar ontmoet, niet wanneer je weer vertrekt.
Je zoekt een kamer zonder geschiedenis.
(Is dit een kamer zonder geschiedenis?)
Daar ga je zitten met elkaar.
Je laat alles los
Je stelt een open vraag.
En over alles wat de ander zegt,
Oordeel je niet.
Maar ik zat vast en wilde alles begrijpen, bevatten
dus schreef ik regieaanwijzingen voor onze handen
Voor het raam van een wegrijdende trein
Om met elkaar te dansen
Voor als we elkaar nooit meer aan zouden raken
Ik ben zacht en zacht loop ik op straat en stil
Mijn verlangen is dit: samen te vallen
Ik loop en kijk niet op en niemand aan
Alleen de man die alles aan de straat zet met de ramen open
Bloemen laarzen tuinkabouters
Ik zeg gedag en krijg een bloem van hem
Ik ben waarschijnlijk een soort mooi
hij denkt dat ik een engel ben
Ze zijn ons vergeten op te halen
Ze hebben mijn middelste naam geraden
Het moet zijn gebeurd toen ik leefde
Toen ik hard werkte en veel onder de mensen kwam
maar ik ben geen woorden.
Over de aarde kraakt een lens die aanhaakt aan de tijd en schuift
Meeneemt wie dan op de grond verblijft en tekent over.
Maar ik zat in een eenmansgat en keek terug in het holle, tandeloze oog van de tijd en zette schrap en bleef.
Mijn verlangen is dit: samen te vallen.
En het kind begint een verhaal
“Toen ik in de vinvis was
En door het spuitgat
Naar de wolken keek
Droomde ik dat er een wereld was
Van alleen geluid en blauw golvend gras
We zijn uit de tijd gevallen jij en ik.
Wie was het die je naam verzon.
Wie was het die hem niet uitsprak en je door de tijd liet dwalen.
Ik wil je in het water leggen, om te zien of je blijft drijven.
of ik je kan wiegen zonder dat je in de lach schiet en verzuipt.
Ik wil je omarmen.
Als het niet met huid mag, dan met water.
De rivier is diep en breed zing ik
Ons huis staat op de andere oever
Het lijf bevriest
Maar niet de ziel
Aartsengelen in roeiboten.
Dode zielen die naar de hemel roeien.
Je moet ophouden met dat eeuwige treuren
Je moet ophouden het verleden te herkauwen
Ophouden je angsten één voor één op te noemen
Ophouden te zeggen wie je bent
Wie je niet bent
Ophouden anderen de les te lezen
Ik gooi een emmer water over je heen
We moeten de kachel nog aanmaken.
Je kan me de bout hachelen.
Nee, raak me niet aan, ik ben nog niet zeker dat ik het echt ben.
Hoor je hoe het water breekt
dat het alles is.
vandaag keek ik uit het raam van een trein en je was weg
alles was weg
Ik breek twee kopjes en jij voorspelt twee kinderen.
Wie zijn de vaders?
Luister zei ik, je kunt alles wel loslaten.
Maar je kunt niet alles loslaten.
Je legt je handen op mijn borsten.
We zwijgen.
Iets breekt aan tot sterven.
Iets dat geen gezichtskenmerken heeft.
Dat breekt zonder ogen, zonder mond, zonder te spreken en ik wil de roep van een vogel worden.
Nu probeer ik mijn ogen op de wind gericht te houden
Om te kijken hoe ver ik zou kunnen waaien
Vanaf mijn dak, na negen uur ’s avonds
Als das Kind Kind war,
Wusste es nicht das es Kind war,
Alles war ihm Beseelt,
Und alle Seelen waren eins.
Alle
Die van
Jou en die van mij
Die van een Tsjechische vader die een computer de dikte van het ijs liet berekenen
Die van een Franse familie aan het diner in dat landhuis in Cambodja
In het hart van een oneindige oorlog
Puntige borsten achter een voile hemelbedgordijn
Die van een engel die door Berlijn dwaalt en verliefd wordt op de trapezevrouw
En hoe het gras onder de tent rook in de zomer op de parkeerplaats
En waar ik heen dwaalde als er niemand keek
Zeg, ik ben een beetje uitgeblust, leeg hier op dit moment
Ik wilde dat je bij me was
Ik lag in bed met koorts en wachtte tot er iets uit de lucht zou vallen
Om me heen vlogen vonken van licht en televisiebeelden
Ik droomde dat je me kwam troosten
Wat niet hetzelfde is
We lagen op matrassen in een kelder
We wachtten op regen
Ik kon je spieren voelen
De pezen van je benen die je over me heen sloeg
Het gewicht waarmee je me in het matras drukte
Me dwong de wereld kleiner te maken
Buiten op het stoepje zat Yanna Zonder Angst, met wilde visioenen
van schedels die uitelkaar spatten door geweerskogels
Ik wilde niets liever dan dat je me zou troosten
Wat niet hetzelfde is
Jij wilde niets liever dan bij me naar binnen komen
Wat niet hetzelfde is
Jij kwam naar binnen, ik troostte mezelf
Met mijn neus in het zoute vocht in je nek
Telkens zijn er twee
Van ieder van ons
De één doodt
de ander heeft lief
De één komt net aan
Fris gezicht, koude wangen in de wind
De ander vertrekt in een oude Peugeot
Over een bergweggetje met grind
Ik herinner me zoiets.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.