papieren helden

FB

De Cheesedipper

Seks met iemand van twee meter is niet te doen. Althans niet voor mij. Misschien ben ik te onervaren, te weinig geschoold, en zijn er manieren om het wel te laten werken waar ik geen weet van heb, maar dit gaat zo niet. Ik heb mijn leven lang een zwak gehad voor kleinere mannetjes, dus deze spriet is een onoverbrugbaar verschil zo ineens. Mijn gezicht schuurt tegen zijn navel en hij maakt stootbewegingen die me doen denken aan een jong konijn. Hij is natuurlijk ook nog wat jong en onervaren. Begin twintig. Daarbovenop gesteld is hij volgens mij ook niet muzikaal. Dat merk je ook altijd in bed. Nee, deze boy is comedian. Een grappenmaker. Een beginnende, een talentje, zoals ze dat noemen, maar zeker niet slecht. Ik moet vaak kostelijk om hem lachen.

Als we vrijen weet ik niet of hij seks parodieert of echt zulke geluiden en bewegingen maakt. ‘Uhuhuhuhu Shell, uhuhuhuhu, je bent zo zacht, uhuhuhu’. Dat heb je met van die grappenmakers, ook al zijn ze van het toneel verstoken, het geinen blijft immer doorgaan. Het is lastig te peilen waar de ironie eindigt en de ernst begint.

Ik ben er zelf natuurlijk ook debet aan. De dingen des levens serieus nemen is niet tot nauwelijks aan me besteed. Opgewonden raak ik niet echt van zijn vrijstijl. Maar ja, je moet wat. Soms schiet ik in de lach. En dan kijkt hij verdwaasd naar beneden. ‘Wat is er?’

‘Niks, ga nou maar door, hopperdepop.’ En dan hoop ik maar dat hij snel afkomt, zodat ik me gewoon weer tegen hem aan kan vleien, zo met mijn hoofd op zijn borst. Want dat is uiteindelijk wat ik het liefste wil met deze vlerk.

We ontmoetten elkaar in de stand-up comedy club in Utrecht op een open mic avond waar we beiden speelden. We zaten aan de bar de show na te bespreken met de andere comedians. Hij zat naast me en was wel onder de indruk geloof ik. Met zijn grote blauwe kijkers staarde hij me gebiologeerd aan.

‘Geinig hoor, je bent lekker, grappig en absurd. Hoe oud ben je eigenlijk?’

‘Vierendertig.’

‘O Jezus, echt? Ik dacht vijfentwintig ofzo.’ Hij beet in een pepsel. Dat zijn die langgerekte zoute stokjes. Ik had ze sinds de jaren negentig niet meer gezien. Maar hier stonden ze her en der in lange longdrinkglazen op de bar uitgestald. Die longdrinks zijn onpraktisch. De stokjes zijn korter dan het glas en daarom moet je het schuin houden om er wat in je handpalm te laten vallen. Het is niet mijn favoriete versnapering maar de stokjes zorgen ervoor dat je niet iets anders zenuwachtigs gaat doen met je ledematen, maar gewoon iets in je bek kan stoppen. Het heeft dezelfde functie als al die andere dingen die je in je bek steekt in de wat ongemakkelijkere situaties. Sigaretten, drank, een piemel maar nu is het dan een pepsel. Minder gevaarlijk, daarom best ok.

Hij schatte me een decennium te jong. Wat een liefje. Ik geloof dat zijn complimenten gemeend waren. Soms kan ik best een tienerhoofd veinzen. ‘t Is hard werken maar het kan. Voorwaarde is dat ik een tijdje niet zuip, rook en zo af en toe uit joggen ga en de yoga beoefen.

Die week was het gelukt. Het was keihard werken. Gezond leven is voor mij tegen de stroom inzwemmen, mijn impulsen zijn immer zelfdestructief. Maar omdat ik die week moest spelen en het niet wilde verneuken, had ik alle zeilen bij gezet.

‘Wil je nog wat drinken?’ vroeg hij.

Ik had me voorgenomen om die geheelonthouding nou eens door te zetten. Het voelde wel lekker fris in mijn kop. Dus zoals het een inconsequent wezen betaamt, antwoordde ik met: ‘Ja lekker, doe maar een biertje,’ en ik goot het geel naar binnen - waarna er nog een stuk of drie (of vier, vijf, ik weet ’t niet meer) volgden.

Hij was jong, erg lang, blank en blond. Zo’n typisch Hollands ding. Ziet eruit alsof hij zijn leven lang liters melk achterover heeft geslagen. Een beetje overeenkomstig aan het uiterlijk van een Cheesedipper. De spin off snack van La vache qui rit, de koe die lacht, waar je een bleke stengel in de smeerkaas dipt.

‘Hoe oud ben jij dan eigenlijk?’ vroeg ik hem.

‘Tweeëntwintig.’

‘Och wat heerlijk kind, nog een heel leven voor je,’ en ik kneep hem nog net niet in de blozende wangen van zijn blakende jongensgezicht.

‘Nou goed, ik stap maar eens op, tot ziejèns,’ lalde ik jolig en ik wendde me van het comedygezelschap af om de deur uit te lopen en de Oudegracht af te dwalen richting de nachttrein.

‘Hey Michèlle, wacht, zal ik je naar het station brengen anders?’ hoorde ik in mijn rug.

Ik draaide me om en zag hem zich gejaagd in zijn spijkerjasje wurmen. ‘Naar het station brengen?’

‘Ja ik heb een fiets, en ik moet toch die kant op, spring maar achterop.’

Achterop een fiets zitten. Er zijn dingen waar ik liever op zit. Die stalen boutjes in mijn achterwerk. Maar zijn ros is stevig en niet gammel dus dat scheelt al. Jonge mensen hebben altijd van die barrels. Alleen mensen van middelbare leeftijd hebben dure comfortabele fietsen - maar hij dus ook.

Toen we afscheid namen bij het station, kuste hij me schalks op mijn mond en vroeg: ‘Zie ik je nog?’

‘Zie ik je nog, zie ik je nog, zie ik je nog? Eeeehm, in principe niet, maar hier, ik geef je mijn nummer wel, en wie weet.’ Ik scheurde een papier uit mijn notitieboek en schreef het op.

‘Ja nou ja, ik dacht, misschien kunnen we comedy ideeën sparren.’

Ja eeeh, misschien liever niet, dat ik mijn ideeën deel, dacht ik. Ik raak altijd ronduit onzeker van werken met de meeste mensen. En al helemaal met een snotaap die nog niet zo lang geleden, in zijn vaders verrekijker zat - in het licht van de eeuwigheid dan.

Het ligt vooral aan mij. Ik heb amper ruggengraat als het om kritiek gaat. Die verrekte theaterschool heeft daar ook niet echt bij geholpen. Waar allerlei dreumesen als deze gast dachten te weten hoe mijn kunst eruit moest zien. Ik nam het nog voor waar aan ook. Flikkerde alles wat ik leuk vond weg en verloor mezelf. Dus sparren, daar sta ik niet voor open, zoveel is zeker.

Maar goed, ik ben toch een eenzame sukkel. Wie weet kon ik zijn gezelschap nog ergens anders voor gebruiken. Bijvoorbeeld om me niet eenzaam voelen op een eenzame avond, ik noem maar wat.

‘Ja, wellicht leuk. Nou dag scheet.’ Ik knuffelde het lange lijf een beetje onhandig en checkte in om achter de poortjes de stationshal in te verdwijnen.

De Cheesedipper wilde afspreken.

Ik zei, ‘Ja is goed, maar dan moet je maar hierheen komen, naar Amsterdam, naar het café bij mij in de straat.’ Ik ging niet teveel moeite doen. Zo leuk was hij niet. Hij stemde in. Aan de telefoon begon hij over een dresscode. In welke kleurstelling we elkaar zouden ontmoeten. Best een goede insteek, niet eerder gehoord, dus hij had mijn onverdeelde aandacht. Het was een tamelijk lang telefoon gesprek, want hij behandelde het kleurenpallet van zowat zijn gehele textielcollectie: kleding, handdoeken, lakens, zelfs zijn gordijnen passeerden de revue. Het duurde veel te lang, maar het deerde niet. Uitweiden over onzinnigheden kalmeert. Het leidt af van de ware problemen, zoiets.

Hij zou net zoals de kleur van zijn gordijnen in beige kunnen verschijnen op onze afspraak, maar dat moest ik dan ook doen. Mijn kast puilt uit van beige, dus ik ging akkoord.

Ook moest ik werk en ideeën voor nieuwe stukjes comedy meenemen, dan zou hij dat ook doen. Het was me niet helemaal helder wat hij van me wilde. Maar ja, mocht hij mij willen dan kan ik rustig zeggen dat ik er van gecharmeerd was dat ik nog steeds jonge jongens kan krijgen en dat was voldoende om dit geval eens onder de loep te nemen.

Beige kledij heeft zich rondom het bed over mijn vloer verspreid. Het raam staat op een kier. De regen tikt. De Cheesedipper kruipt nog eventjes tegen me aan, kust mijn nek om zich daarna van me af te draaien en in slaap te vallen. Hij slaapt stil. Geen geluiden, gestommel, snurkjes- of ademgeluid. Perfect. Ik kan niet tegen mensengeluiden, vooral wanneer ze ademen is het storend. Ze mogen het wel doen maar op voorwaarde dat ik er niks van merk.

Als we ontwaken ben ik blij. Er ligt iemand en ik mag me er tegenaan schurken. Da’s alles wat ik wil. Dus ik draai me naar hem toe. Hij geeft me een aai, kijkt me even aan, gaat rechtop zitten en pakt zijn telefoon.

‘Kijk, ik heb een nieuw woord bedacht Shell, wat vind jij?’

Vanonder mijn lakens wordt er een stukje comedy opgevoerd over hoe hij bepaalde dingen niet inspirerend maar uitspirerend vindt.

Als ik vertel dat ik Amsterdam eigenlijk een beetje te druk vind worden, en me vaak overprikkeld voel, raadt hij me aan om naar een plaatsje in de Flevopolder te verhuizen, waar alle stadse mensen kunnen ontprikkelen: Kalmere heet het. We lachen.

Hij staat op, pakt mijn gitaar uit de kast en begint te zingen. Zijn energie is niet te stuiten. Een seconde later legt hij de gitaar weer weg en springt op uit bed. ‘Zo, wat zullen we eens gaan doen?’

‘Koffie drinken in bed!’ antwoord ik. ‘Volkomen logisch toch, in bed blijven en dan nog even knuffelen.’

Een zweem teleurstelling in zijn blik.

‘Dat is ritueel hier aap,’ gebied ik hem. Ik stuif de keuken in en construeer gezwind een dienblad met koffie’s en broodjes om hem tot een ontbijt op bed te dwingen.

Eenmaal geserveerd oogt het vrij onnatuurlijk. Lui staat hem niet op de één of andere manier. Verveeld slaat hij de koffie achterover, zijn lange ledematen flappend over het bed.

‘Zo, laten we werken aan jouw materiaal. Heb je al nieuwe ideeën?’

Een vriendje. Het voelt toch een beetje als een wandelend vakantieadres. Iets om in te escaperen. Vooral als hij op een andere plek woont. Ik kan daar uitzinnig van genieten - een nieuwe plek dempt zorgen. De Cheesedipper woont in een mooie wijk van Utrecht. Statige huizen, oude architectuur en een meanderende rivier met parkje. Ik wandel er graag doorheen, langs het water en drink koffie in onbekende café’s als hij al naar zijn werk is. Het is een soort gratis airbnb, maar dan mét happy ending (of endings als je geluk hebt).

Weken volgen waarin we elkaar zien. Het is niet echt vurig, we lijken niet op elkaar en we begrijpen elkaar ook niet echt.

Op een avond voor het slapen, laat hij terloops vallen dat hij aan epilepsie lijdt en als de nacht valt, de kans bestaat dat er een aanval toeslaat.

‘Dan moet je 112 maar bellen, trusten,’ zegt hij en snurkt zorgeloos in slaap. Naast hem doe ik geen oog meer dicht. Maar ik rek het nog maar even vanwege de secundaire voorwaarden.

Soms kijkt hij me daas aan en zegt ie ineens: ‘Shell, ik heb zin om je te neuken’. Dat vind ik zo’n feestelijke tekst en opwindender dan de daad zelf, dat ik hem ook zijn zin geef en af en toe comedy met hem bespreek.

Het is één van de eerste lentedagen. De zon aarzelt achter de wolken. We hebben afgesproken op een terrasje aan het IJ. Het terras kijkt uit over het water met aan de overkant het Centraal Station. De arriverende treinen en het snerpende gepiep is zelfs hier op deze afstand te horen. Ondertussen vaart naast het terras de veerpont af en aan om hordes mensen van Amsterdam-Noord naar het centrum te brengen, en andersom. Altijd maar die mensen die zich alsmaar willen verplaatsen. Als iedereen toch eens op dezelfde plek bleef, waren we van een hoop gezeik af.

Ik heb last van mijn gemoed. Het liefst bleef ik thuis om de gordijnen van mijn huis en ziel dicht te gooien. Maar ja, wie weet doet een beetje jongensliefde me wel goed. Ik sleur hem zo wel mee naar huis en dan ga ik fijn onder hem liggen. Me laten nemen, en dan tegen hem aan. Daar kan weinig aan mis. Als ik aan kom lopen zit hij er al. Zijn houding is zelfverzekerd, een beetje achterover leunend, zijn lange benen over elkaar geslagen. Spijkerjasje aan, duur horloge. ‘Zonder make-up vind ik je mooier hoor Shell,’ is zijn eerste zin.

‘Jaja, leuk weer.’ Ik geef hem een kus en neem plaats tegenover hem. Ik heb teveel mijn best gedaan, dat weet ik ook wel, maar ik voel me slecht en mijn innerlijk opvijzelen met make-up, dat kan niet.

Een stilte valt.

‘Heb je nog gewerkt aan je lelijke vriendinnen stuk?’

Of ik nog aan mijn comedy heb gewerkt - daar gaan we weer.

‘Nee.’

‘Hoezo niet.’

‘Geen zin.’

‘Heb je nog nagedacht over mijn suggesties?’

‘Ja, dat wel.’

‘En?’

‘Nee, ik doe het liever op mijn manier.’

‘Maar dan wordt het onduidelijk.’

‘Helemaal niet.’

‘Helemaal wel.’

Weer een stilte.

‘Nou je moet het zelf maar weten.’ Hij rolt met zijn ogen.

‘Hoezo zelf maar weten?’

‘Nou dan wordt het niet goed, maar het is aan jou.’

‘Niet goed, als ik jouw manier van comedy maken niet toepas is het niet goed?’

‘Nou ja, het is niet mijn manier, maar in ieder geval.’ Hij zoekt in zijn hoofd. ‘Er zijn regels Shell.’

‘Je bent arrogant, met je regels.’ Kutcomedy. Ik begin er steeds meer de schijt in te krijgen. Ik voel het koken en wil iets omgooien. ‘Even plassen…’ zeg ik

‘Gatverdamme, plassen. Wat klinkt dat goor zeg. Als een chick dat op de eerste date zegt dan is het gelijk over…’ en hij pakt zijn opschrijfboekje.

Als ik weg loop, hoor ik hem in mijn rug namurmelen: ‘Das ook goed, plassen, daar moet ik ook iets over doen...’

Teruggekomen, staat hij bij de entree met een teleurgesteld gezicht op me te wachten. ‘Ik heb al betaald, laten we gaan.’

‘Is goed.’ Ik heb zo geen zin in deze kutsfeer dus ik geef hem een kopje: ‘Even knuffelen?’

‘Nee geen zin.’ Hij duwt me van zich af. ‘En je praat als een kind Shell, doe normaal.’

We lopen naar mijn huis. De spanning is om te snijden.

Ik heb mijn voordeur nog maar nauwelijks geopend of hij begint weer op dat arrogante comedy-kuttoontje tegen me uit te vallen.

‘Shell, luister ... het ding met comedy is ...’ Hij pakt papier en een pen. Hij kijkt om zich heen. ‘Waar is je laptop?’

Ik reageer niet.

‘Waar is je lap top?!’

‘Daar.’ Ik wijs naar de kast.

Hij pakt en opent het ding, tikt iets, en duwt het voor mijn gezicht. ‘Kijk hier naar.’

Als een kat die in haar nekvel is gegrepen, geef ik me over, en doe ik wat hij zegt. Een Youtube filmpje start, over het technische geraamte van een Louis-CK-grap. Het zal allemaal wel goed zijn en retegrappig maar ik wil alleen maar huilen, dus ik kijk naar de grond om de tranen te verbijten.

‘Kijk nou’, zegt hij.

Ik kijk zonder te kijken, tien minuten lang.

Ondertussen maakt hij aantekeningen in een schema dat voor me ligt.

‘Zo. Begrijp je het nu?’

‘Ja, ik begrijp het, dankje hoor,’ lieg ik monotoon.

‘Weet je Shell, ik heb er eigenlijk geen zin meer in, met jou, ik dacht je doet comedy, dus dat leek me wel grappig ... maar...’

‘Het valt een beetje tegen hè?’ vul ik aan - nou kan ik de tranen niet meer tegenhouden.

‘Ja. Weet je, sorry, ik geef om je, maar ik ben niet je man.’

‘Nee, dat weet ik verdomme ook wel, je bent een kind. Je hebt de pijn van het leven nog nauwelijks in je jeugdpuisten hangen,’ snik ik. Zo kut. Nu denkt hij dat ik om hem jank. Maar ik huil om de liefde in het algemeen.

Hij veegt de tranen uit mijn gezicht. ‘Zullen we dan nog even één keer neuken? Nu we hier toch zijn? Om je te troosten?’

Hij is niet goed snik. Ik ontplof. Ik heb zijn shit lang genoeg geslikt. ‘Jezus, ben je wel helemaal bij je hoofd, idioot? Ik jank heus niet om jou hoor. Ik bedoel, je bent mijn type totaaaaal niet. Je bent een kind, van tweeëntwintig, met de uitstraling van een Cheesedipper!’ snik ik.

‘Cheesedipper?’ Hij richt zich op, zijn ogen fonkelen.

‘Ja een Cheesedipper. Dat is hoe je eruit ziet,’ herhaal ik met snot en tranen in mijn gezicht. Wat kan het me ook schelen, alles is nu toch al kapot, ik gooi er nog een tandje bij: ‘Denk je nou echt dat ik serieus voor jou zou gaan? Je bent arrogant, véél te jong en je bent for crying out loud ook nog eens epileptisch, alsof ik een relatie met een patiënt zou willen!?’

(Dit gaat te ver dat weet ik ook wel. Ik pak hem op zijn zwakste plek, maar ik kan het niet helpen. Ik word zo ziedend van dat liefdesgezever, dat ik niet langer voor mezelf insta).

‘En daarboven op, je bent een waardeloos bedpartner! Elke keer weer denk ik: Wat ben je in Godsnaam aan het doen?! Ben je me nou aan het neuken of je medicijnen vergeten in te nemen?’

Hij moet lachen. ‘Das een goeie grap Shell, die moet je even opschrijven.’

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,