papieren helden

FB

Tot in Rotterdam

Ik weet ook wel dat er niemand is die van mij houdt. Niemand houdt van me. Ja, sommige mensen vinden me nuttig. Zoals Sjaan bijvoorbeeld, omdat ik haar wel eens help bij het vinden van klanten of als mensen niet betalen. Niet meer dan een habbekrats krijg ik daarvoor. Rooie Mik lacht me uit. Mensen maken grapjes omdat ik mijn achternaam vergeten ben. Ze noemen me Cor, verder niets. Alleen Cor. Zoals je weet ben ik m’n achternaam vergeten omdat ik op mijn negende wegliep uit een Belgisch nonnenweeshuis. En omdat het een Frans woord is. Ik spreek geen Frans. Niemand gelooft in mij.

Maar vind ik dat erg?

Als ik huil in m’n slaapzak, en geloof me, dat gebeurt maar heel weinig, echt maar een of twee keer tot nu toe, dan is het niet omdat ik dit soort dingen erg vind. Geloof me, dan is het omdat ik pijn heb aan andere dingen dan aan mijn hart. Bijvoorbeeld: nou, dat ene, waar ik het niet meer over heb, maar dat me deed kermen van de pijn en me m’n blote kont deed dippen in de eendenvijver. Of als ik iets heel, heel zieligs zie. Maar dan bedoel ik ook echt iets extreem zieligs. Bijvoorbeeld als de tramdeur dichtgaat en de moeder heel hard begint te krijsen omdat haar kindje nog bij de halte staat. En als dan ook nog een keer de tram wegrijdt, en ik erbij fantaseer dat het kindje zonder z’n moeder een zwerver wordt, die woont in de dierentuin, dán pas jank ik, eventueel, in m’n slaapzak.

En toch zijn ze m’n vrienden. Ik zal ze niet vergeten als ik straks rijk en succesvol ben. Ik zal ze nooit vergeten. Zo zal het gaan:

Ik zal aan komen vliegen in een helikopter. Aan de gevel zal een Frans woord hangen. Ik zal landen op het dak van mijn eigen bank. Daar zal ik worden opgewacht. Iedereen zal er zijn op die glanzende, zonovergoten dag.

‘Kom maar mee naar beneden!’ roep ik dan. ‘Jullie zullen versteld staan!’

En als we beneden zijn, dan zal met een enorme kraan een gigantisch doek van een reusachtig beeld worden getild. Iedereen zal omhoog wijzen met open mond.

‘Ja Sjaan, je ziet het goed!’ zal ik dan uitroepen.

‘Echt waar Cor, zie ik het goed?’ vraagt zij dan verbaasd.

‘Ja Sjaan, dat ben jij! Uit steen gehouwen, tien meter hoog! Op de trappen voor de Appie. Naast je staan Brammetje en Rodney.’

‘En dat ben ik!’ zal Pavel roepen.

‘Ja, met een granieten blikje Heineken van een meter hoog in je hand!’

En op de middelste van de twintig donkergrijze treden - elke trede wel vijf meter hoog - zal Rooie Mik zitten. Of beter gezegd: zal Rooie Mik voor pampus liggen, zoals elke ochtend na elf uur. En onderaan de trappen zal zijn winkelwagentje staan, met spijlen zo dik als lantarenpalen, en in het winkelwagentje zal Rooie Miks versteende dekentje liggen waar vlooien zo groot als mussen vanaf zullen springen. En iedereen zal er de schuifdeuren van de Appie bovenaan die trappen, honderd meter hoog, moeiteloos bij kunnen denken, als poorten naar de hemel.

Brammetje zal hurkend ineen zakken en huilen.

‘Dit is zo mooi Cor,’ zal hij snikken. ‘Dit is ons plekkie.’

‘Ja Brammetje, en ik denk dat je het kunt zien tot in Rotterdam!’

‘Echt waar Cor, tot in Rotterdam?’ zal Sjaan, eveneens snotterend, vragen.

‘Echt waar Sjaan,’ zal ik dan antwoorden, terwijl ik een arm om haar heen sla. ‘Tot in Rotterdam!’

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,