Er is weer eens iemand zwanger.
Je hebt net de boodschappen uitgepakt als je de aankondiging ziet. Vier handen op een opgebolde buik, twee van die stockfoto-vrolijke gezichten erboven. Je probeert het leuk te vinden, echt, maar je chagrijn wint het van de vertedering.
Pieter Beekman. Vader. Wie had dat ooit verwacht?
Oké, iedereen wordt ouder, je moet niet de fout maken om vergeten vrienden te bevriezen in het verleden, te denken dat ze zich voor eeuwig zullen gedragen als eerstejaarsstudenten — je bent zelf toch ook veranderd? — maar bij sommige mensen is die sprong naar volwassenheid nu eenmaal moeilijk voor te stellen.
Je probeert het bericht uit je hoofd te zetten, richt je op de taken in de keuken. Op het hier en nu. Knoflook pellen, groenten snijden. Proberen om je gejaagde ademhaling tot rust te manen. Je zet de fonduepan alvast op het schoongeboende fornuis en haalt het folie van het stuk gruyère. De geur van de Zwitserse kaas verspreidt zich door het oude keukentje. Je hebt je de hele dag al verheugd op het diner, op de verrassing op Suzannes gezicht als ze straks jullie gerecht op tafel ziet staan. Je beeldt je in hoe haar diepe denkrimpel plaatsmaakt voor een klein, scheef lachje als ze beseft dat de werkweek voorbij is, dat ze, als ze wil, alleen nog maar hoeft te zitten. Het maakt je minder rustig dan je zou willen.
Je halveert de champignons, snijdt de paprika’s in grove repen — en pakt dan toch weer je telefoon om de foto van Pieter Beekman nog eens te bekijken. Het zou makkelijker zijn als je jaloers was, als je naar die foto zou kunnen wijzen en eerlijk kon zeggen: dat wil ik ook.
Maar het gaat niet om de baby.
Je hoeft geen kind, niet nu althans, en misschien wel helemaal niet. Nee, als je al ergens jaloers op bent, is het de triomf in Pieters blik, de zichtbare zekerheid die uit de zwangerschapsfoto spreekt, zo’n uitdrukking van: ik weet precies waar ik mee bezig ben, dit is de enige logische vervolgstap in mijn leven.
Het lijkt de laatste tijd wel of je dagelijks dit soort blikken ziet. Nieuwe banen, verlovingen, koophuizen in randgemeenten — iedere foto komt binnen als een stomp in je onderbuik, alsof die berichten stuk voor stuk verstuurd zijn om jou in te peperen dat je die stappen zelf niet zet.
Om je situatie nog maar eens te benadrukken mailde de universiteit vorige week dat er ‘voorlopig’ minder budget voor freelancers is. Een onnodig bericht. Een jaar of twee geleden was je er praktisch huisfotograaf, werd je zo regelmatig opgetrommeld dat je steeds vaker mijmerde over het opzeggen van je andere werk, je veredelde studentenbaantje, maar die fantasie heeft al tijden geen vruchtbare bodem meer. De realiteit: terwijl elke volgende maand voor iemand anders een springplank naar succes vormt, blijf jij koffers sjouwen en koffiecups aanvullen in de kamers van hotel The Alderman (‘your luxurious home-away-from-home experience’). Het gaat lang niet alleen om vage bekenden. Suzanne schiet de carrièreladder op alsof ze een raket op haar rug heeft, je zusje heeft haar tussenjaar op Bali voor onbepaalde tijd verlengd.
Soms denk je dat jullie uit elkaar groeien, Suus en jij, maar dat groeien impliceert dat jullie allebei vooruitgang boeken, alleen toevallig een andere kant op. Zo is het niet. Suzanne maakt stappen, jij staat stil. Je hoeft geen baby. Je hoeft de stad niet uit. Je hoeft niet te trouwen, nu nog niet. Maar je snakt naar iets van de overtuiging die Pieter Beekman en zijn aanstaande vrouw zo moeiteloos lijken uit te stralen. Een eerste stap op de goede weg.
Inademen, uitademen. Twee tellen in, vier tellen uit. Je zou willen dat je malende hoofd kan steunen op een stabiel lichaam, maar je lijf laat zich gewillig meevoeren in de wiebelige onzekerheid. Je pakt de fonduepan op, laat de aangename zwaarte even op je onderarm rusten voor je de pan op een andere gaspit zet.
Je zet de blokrasp op de snijplank en haalt de gruyère er met driftige bewegingen langs. De kaas valt in sierlijke krulletjes op de plank. Het leek je zo’n goed idee, kaasfondue. Simpel, effectief. Sinds jullie samen zijn is dit het gerecht waarmee jullie successen en jubilea vieren. Misschien hoor je zo’n traditioneel feestmaal niet te bereiden op een doodnormale vrijdagavond, het voelt alsof je valsspeelt, maar je doet het toch. Als je een gerecht op tafel zet dat jullie herinnert aan jullie beste momenten, kan dat toch alleen maar positief uitpakken?
Nadat je het hele blok kaas geraspt hebt, wrijf je de knoflookteen zorgvuldig over de bodem van de pan en zet je het vuur zachtjes aan. Je haalt een flesje bier uit de koelkast dat je na een paar grote slokken met voorzichtige scheutjes in de brandweerwagenrode pan giet. (Ooit ontdekte je dat abdijbier het in de fondue net zo goed doet als witte wijn, sindsdien is dit jullie vaste receptuur.) Je spuit wat citroensap op een theelepeltje en laat het in de pan glijden, houdt jezelf nog een keer voor dat dit een goed idee is. Even de chaos van jullie barstensvolle weken op pauze. Een moment om te onderkennen dat de wereld uit meer bestaat dan werk.
Misschien is het niet het valsspelen dat je dwarszit, bedenk je, terwijl het bier langzaam opwarmt en de walm zich vermengt met de kaasgeur, maar het gebrek aan een betere reden om de fondue te serveren. Wat hebben jullie nog te vieren samen? De traditie begint scheurtjes te vertonen. Drie maanden geleden waren jullie zes jaar samen. De fonduepan bleef in de kast, Suzanne was tot bijna middernacht aan een deadline geketend. Het lukte je maar net om haar te verleiden tot een glas champagne. Na een paar haastige slokken klapte ze haar laptop weer open. De eerste date, die avond waarop jullie toevallig allebei de kaasfondue bestelden, lijkt onvoorstelbaar lang geleden.
Je probeert wat restjes vastgekleefde kaas uit de rasp te duwen en haalt de knokkel van je duim open. Terwijl je op de bloedende knokkel sabbelt, grabbel je in de keukenla naar een pleister. De pleisters zijn op. Je improviseert onhandig met een stuk keukenrol en een rolletje leukoplast voor je achterin de la een pakje Disney-pleisters ziet liggen, die je ooit een keer hebt gewonnen tijdens een dobbelspel vol waardeloze cadeaus. Komt het eeuwige uitstellen van de grote keukenschoonmaak toch nog eens van pas.
Je doet een kinderpleister om, gooit de eerste plukjes kaas in de pan en roert met langzame, constante bewegingen. In deze keuken kun je met één hand roeren en met de andere de koelkast opentrekken om er een tweede biertje uit te pakken. Je maakt het open, neemt een slok. Het flesje is halfleeg voor je er erg in hebt. Je pakt je telefoon, zou bijna nog een keer dat zwangerschapsbericht opzoeken, maar vanaf de duim waarmee je scrolt word je nu plagerig aangekeken door een lachende Donald Duck. Alsof je je niet al lullig genoeg voelt.
Even vraag je je af hoe dit tafereel het zou doen op beeld, hoe het eruit zou zien als iemand een camera op je keuken zou richten — zoals je wel vaker je eigen situatie van een afstandje beschouwt. Macht der gewoonte: ook zonder opdrachten blijf je fotograaf. Optisch is er niet zoveel te beleven, besluit je. Zomaar een man, op de rug gezien in een gedateerde maar onopvallende keuken, een aanrecht vol kaas en groenten, een stomende fonduepan, het biertje dat de man losjes in zijn hand houdt. De Donald Duck-pleister is nog wel een aardig detail, maar verder kun je je geen bijzondere foto voorstellen. Maar het gaat natuurlijk niet om het plaatje. Het plaatje is het probleem niet.
Achter de denkbeeldige foto zie je meer dan genoeg.
Bijvoorbeeld dat Suus en jij de laatste maanden te weinig aandacht voor elkaar hebben. ’s Avonds zit er een schaduwversie van haar naast je op de bank, met één oog op de tv gericht onder het mom van ontspanning, terwijl ze met het andere oog stiekem haar werkmail in de gaten blijft houden. Met elke avond overwerk lijkt ze een volgend flintertje van zichzelf aan het kantoor over te dragen.
Dat jullie dit keukentje eigenlijk ontgroeid zijn. Het gebutste aanrecht, de gekregen combimagnetron, de brommende kringloopkoelkast. Suus suggereert steeds vaker dat ze wel zou willen verhuizen, maar jij kunt niet zomaar meer huur ophoesten. Laat staan dat je in aanmerking komt voor een hypotheek.
Dat je soms, als Suus al slaapt, stiekem naar startersfuncties zoekt, met de lichten gedimd en in een incognitovenster, zoals andere mensen naar porno kijken, jezelf inprentend dat een overstap misschien wel een slimme keuze is — je bent er nu nog jong genoeg voor, het is heus niet erg als je het niet redt als fotograaf, et cetera, et cetera. Uiteindelijk klik je die vacaturesites altijd weer weg. Ergens sluimert nog het geloof dat de omstandigheden gunstiger worden, dat je een keer geluk zult hebben met een opdracht die tot een grotere klus leidt, mond-tot-mondreclame, meer bekendheid, iets… echts.
Of dat je die twee biertjes eigenlijk nodeloos snel opdrinkt voor iemand die ontspannen in zijn eigen keuken zou moeten staan, zich relaxed voorbereidt op een ongedwongen diner met zijn geliefde.
Je ziet het allemaal. Maar het beeld is bedrieglijk kalm. Feitelijk is er niet meer te zien dan een man van eind twintig in een krappe keuken, een man die telkens wat geraspte kaas toevoegt aan een stomende fonduepan, nog eens een slok bier neemt, almaar langzaam rondjes roert.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.