papieren helden

FB

Berghout

Het mes in mijn tas zat er per toeval.

Het kwam door de dag ervoor, toen het me eindelijk weer eens gelukt was om een paar uur te werken en daarna nog – bij wijze van koken – een diepvriespizza in de oven te schuiven. Winnie juichte toen ze thuiskwam en de oven hoorde piepen. Ze schrok van haar eigen gejoel; aan tafel moest ze huilen om hoe pijnlijk het was zoiets lulligs als hoogtepunt te moeten zien. Ik kneep troostend in haar hand terwijl ik de stompe pizzasnijder door de mozzarella duwde. Tijdens het eten ontdekten we dat ons kartelmes spoorloos was, het mes dat we altijd gebruiken om randjes pizza door te zagen. Kon gebeuren. In dit rampjaar hadden we wel vaker iets verkeerd teruggelegd om het met onze verdwaasde, overvolle hoofden vervolgens nooit meer terug te vinden.

Toen ik de volgende middag langs een reclamebord fietste – 20% korting op alle HEMA-keukenspullen – schoot het verdwenen kartelmes terug in mijn gedachten. Ik kreeg een brok in mijn keel van mijn eigen scherpte. Gewoon: iets signaleren, iets herinneren, die twee zaken met elkaar verbinden en ze ook nog kunnen opvolgen. Daar was ik al maanden niet toe in staat geweest. Bij de kassa verheugde ik me alvast op Winnies verraste gezicht wanneer ze ‘s avonds een gloednieuw mes zou aantreffen in de keukenla. Herstel laat zich zien in de vreemdste details.

Buiten het winkelcentrum stond een jongen druk gebarend te beatboxen in een microfoon. Zijn gesputter echode tegen de leegstaande panden aan de overkant. Ik moest voorzichtig om zijn geluidskabels manoeuvreren om mijn fiets uit het rek te krijgen.

***

Met het mes in een zijvak van mijn sporttas stalde ik mijn fiets verderop in de rekken bij Sportplaza, een hoekig pand met de naam in cursieve letters op de gevel, gegraveerd in een diepgrijze, glanzende steen. Het gebouw deed me altijd denken aan een crematorium. Ik kleedde me om tussen onstuimige pubers en buikige zestigers in een walm van oud zweet en douchegel, nam de trap naar de fitnesszaal, naar het circuit waar ik sinds kort mijn revalidatieoefeningen deed – en keek recht in het gezicht van onze dorpsberoemdheid.

Fabian Berghout.

De grote journalist.

Berghout keek stuurs voor zich uit, wist dat hij herkend zou kunnen worden maar had zichtbaar geen zin in interactie. Hij was overal in die weken: je hoefde maar een krant open te slaan of de tv aan te zetten en daar verscheen hij. Dunne haardos, laatdunkende glimlach. Grote woorden. Hij had een nieuw boek geschreven. We moesten met z’n allen eens wat minder lui zijn, dat was de strekking. Ervan uitgaande dat je veertig uur werkt (en dat zou je, vond Berghout, sowieso moeten doen), heb je er nog twintig over om de wereld te verbeteren. Er volgde een ingewikkelde berekening over toegenomen levensverwachting, aantal werkzame weken, bruto nationaal product, met als slotsom dat iedereen meer moest doen. Je kon geld ophalen of een stichting beginnen. Mogelijkheden genoeg. Wat je in ieder geval niet moest doen was op je luie reet blijven zitten.

Tijdens mijn vorige rondje sporten, een week eerder, had ik een radiointerview met Berghout geluisterd, op hoog volume, zodat zijn vurige gelispel vol in mijn oorschelp klonk, harder dreunend dan de repetitieve dancecovers die door de zaal klonken. Hijgend en puffend maakte ik het bejaardenrondje af, twee keer acht apparaten, telkens een minuut, terwijl de dorpsberoemdheid in mijn oor maar bleef benadrukken hoeveel méér je met je tijd kon doen. “Neem nou barbecueën,” zei hij. “Moet je eens opletten wat dat voor tijd kost. Inkopen, voorbereiden, en dat hele eten zelf nog. Niet eens lekker. Stel je nou eens voor, gewoon even als denkoefening, dat je die verloren uren gebruikt om een stichting op te zetten.”

Wereldverbeteraars, dat waren mensen als hijzelf – zei hij niet, bedoelde hij misschien niet eens. Maar het was wel de onmiskenbare conclusie van zijn verhaal. Mensen als ik vielen buiten zijn blikveld.

Ik rukte vinnig aan de hendels van het armspierapparaat.

***

Deze keer keek ik meermaals zijn kant op, vooral tijdens mijn minuten op de beenapparaten, waarbij mijn steunkousen zichtbaar op en neer veerden. Het stugge elastiek van de kousen sneed aan de randen in mijn huid, schuurde tegen mijn aangespannen spieren. Ik hoopte dat ze hem zouden opvallen, die zwarte kniehoge ondingen, dat hij zou denken: goh zeg, die gast is wel jong voor zulke hulpstukken. Ik hoopte dat het beeld hem zou bijblijven, dat hij ‘s avonds achter een bord andijviestamppot zou beseffen dat sommige mensen helemaal niet in staat zijn om zich zestig uur per week uit de naad werken. Maar ik wist wel beter. Iemand die zo overtuigd is van zijn eigen gelijk gaat niet spontaan op zoek naar tegenargumenten. Waarschijnlijk dacht hij, áls hij al iets dacht, dat ik met een of ander gadget mijn spiertraining probeerde te optimaliseren.

Soms kreeg ik de vraag of ik bij hem in de buurt woonde, of ik hem kende. Het dorp werd vaak genoemd als Fabian Berghout in de media verscheen; het bleef een leuke gimmick als iemand buiten de grote stad woonde maar wel iets over de wereld te vertellen had. Die vragen wuifde ik altijd weg. Ik was geen fan. Dat pedante toontje. Dat prekerige. Je hoefde er maar een kwartje in te gooien en hij begon te oreren over de wereld, over hoe het allemaal anders moest. Ik kreeg de kriebels van onze dorpsberoemdheid, van het idee dat hij altijd enigszins in mijn buurt was, op elke straathoek kon opduiken. Dat hij op ieder moment kon komen verkondigen waarom hij het allemaal begrepen had en ik er niet toe deed.

Het dorp was van hem. Misschien de hele wereld wel. De sportschool sowieso.

Terwijl de airconditioning tegen de zweetdruppels op mijn voorhoofd blies, strompelde ik naar het volgende apparaat. Berghout hield intussen doodleuk het buikspierapparaat bezet, begon er onverstoorbaar aan een tweede beurt.

***

Ik trok ruw een stang naar beneden en werd er door een medewerker op gewezen dat ik het verkeerd deed.

‘Schouders naar achter,’ zei de jongen. ‘Je belast je rug te veel.’

Ik forceerde mijn schouders naar achteren, zag in de spiegel verderop hoe kwaad ik keek bij de laatste zeven pulldowns. Kwaad omdat ik het met al mijn goede bedoelingen blijkbaar toch verkeerd deed. Kwaad omdat ik zoveel controle uit handen had moeten geven dit jaar, kwaad omdat ik geen idee had hoeveel ervan ik terug zou krijgen, hoe vaak ik dit bejaardencircuitje ook zou doen. En nu bovenal kwaad op Fabian Berghout, die lukraak heen en weer bewoog door mijn circuit, willekeurige apparaten uitkoos in plaats van de kloksgewijze route die de regels voorschreven, zijn voorhoofd deppend met een klein roze handdoekje, hoewel het toch de afspraak was dat je een grote handdoek meenam bij het sporten. Hij werd niet terechtgewezen. Hij kauwde zijn kauwgom met open mond.

Uit verstokte beleefdheid knikte ik hem nog eens toe na mijn laatste apparaat – en kreeg niks terug. De grote journalist bleef stoïcijns aan de hendels trekken, zijn verheven blik op oneindig. Vergezichten van een betere wereld, nam ik aan, mogelijk gemaakt door mannen die hun eigen regels volgden.

Boven, in de kleedkamer, trok ik mijn joggingbroek over mijn benen met hun bonzende aderen vol littekenweefsel. Ik dronk puffend mijn bidon leeg, wankelde tijdens het opstaan. Ik had iets tegen de dorpsberoemdheid willen zeggen, iets krachtigs, maar waar had ik die kracht vandaan moeten halen? Ik wilde alleen nog maar naar huis. Douchen, liggen. Misschien het middagdutje doen dat Berghout in het interview als onvoorstelbare luxe had weggezet.

Pas toen ik mijn fiets van het slot haalde zag ik dat hij naast mij geparkeerd stond. Ik herkende de peperdure elektrische fiets waarop ik hem vaker door het dorp had zien fietsen, neus in de wind, diezelfde laat-me-met-rust-maar-herken-me-wel-blik. Hij had zijn fiets scheef in het rek gezet; zijn achterband blokkeerde de mijne. Ik ritste mijn tas open en ging door mijn zeurende knieën. Stak het kartelmes in de achterband. Daarna in de voorband. De lucht liep fluitend uit de premiumbanden. Tegenslag, zou de dorpsberoemdheid gauw ontdekken, kun je nu eenmaal niet altijd zien aankomen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,