- Jij bent geboren in een land waar ik nog nooit geweest ben. Rus. Land. Ik laat de lettergrepen echoën door mijn hoofd. Ik denk aan alles wat ik van Rusland weet, aan geschiedenisboeken en aardrijkskundelessen, aan de roebel, Moskou, mensenrechten, aan het achtuurjournaal. En nu dus ook aan jou.
- Vanaf Schiphol vlieg ik negen uur terug in de tijd. In een hotelkamer van het Wynn Hotel in Las Vegas lig ik op bed, bedien ik de gordijnen met een afstandsbediening. Dicht. Open. Droog landschap en bergen in de verte. De neonlichten zijn niet zo fel als ik me had voorgesteld; ik realiseer me dat er dingen zijn die fletser worden in het zonlicht.
- Jij bent in New York. Ik bel je op en zeg: er zit nog maar drie uur tijdsverschil tussen ons. Jij zegt: wij leven toch altijd in het nu? Nadat we ophangen vergok ik geld in een grote hal waar nooit duidelijk is of het dag of nacht is. Zonder besef van tijd blijven mensen langer.
- Op de brug tussen Zweden en Denemarken ligt een aangereden zwaan aan de kant van de weg. Een hals die steeds wanhopig naar boven reikt en dan weer naar beneden valt. We rijden eraan voorbij en ik zie in de achteruitkijkspiegel het verlamde lijf als een mand waar het hoofd aan wil ontsnappen. Jij slaapt in de passagiersstoel en het stemt me tevreden; dat ik de dingen ook met jou alleen doorsta, dat er vogels sterven zonder dat jij het ziet.
- Op het strand van Texel vind ik een linkerschoen. Ik laat me vertellen dat er aan de kust van Schotland vooral rechter exemplaren aanspoelen. De zee heeft er geen boodschap aan dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Zij neemt de schoenen mee in tegenovergestelde richtingen, spuugt ze uit op verschillende stranden. Zijn het kleine vormverschillen die ervoor zorgen dat dingen uit elkaar drijven?
- Wanneer ik thuis kom van een reis naar Thailand vertel ik dat ik met walvishaaien zwom. Iedereen is blij voor me. Ik denk aan de vissen die langzaam door het water rolden, aan hoe ze mij en de anderen amper op leken te merken, aan hoe ze elke dag opnieuw naar dezelfde plek terugkomen, omdat ze er gevoerd worden door het reisbureau. Ik vraag me af of je dieren gevangen kunt zetten zonder dat ze zich daar bewust van zijn.
- Soms denk ik aan reizigers die op de randen van boten zitten, snorkels opzetten, onder water willen ademen.
- Er zitten maanden tussen de momenten dat ik je zie. Ik druk mijn neus in je jas. Het ruikt er naar het hout dat je brandt in je slaapkamer; naar het hout dat eerst jaren moet drogen, voor het zoet geurt. Ik denk aan vogels die naar het zuiden trekken, maar ook altijd naar dezelfde plek terug blijven keren.
- Vroeger dacht ik dat mensen het over een vogel hadden wanneer ze over God spraken, omdat hij in de lucht zou wonen. God, zo stelde ik me voor, was een heel bijzondere vogel waarvan niemand wist hoe hij eruitzag, maar wel dat hij prachtig was. Ik begreep waarom mensen erin wilden geloven.
- Heb ik je ooit verteld dat ik houd van je stem wanneer je de hoorn niet dicht genoeg bij je mond houdt? Van de geluiden die je maakt wanneer we niet ophangen nadat we uitgepraat zijn. (De appel die je eet, de serie die je kijkt, het liedje dat je neuriet.) Als je wilt, als je echt wilt, klinkt een telefoonverbinding met waar ook ter wereld als de kamer hiernaast.
- In Schotland is niet alleen de lucht maar ook de stad grijs. ’s Avonds zoek ik langs de kust naar papegaaiduikers, ik weet dat ze tegen de rotsen broeden. Ik zoek ze, omdat ik wil zien hoe ze het doen: een nest bouwen naast een afgrond.
- Steeds vaker, wanneer ik ergens ben, voel ik me als een kind dat per ongeluk met de verkeerde buggy meegelopen is. Ze volgt de wielen die ze herkent, maar wanneer ze stilstaat en goed kijkt raakt ze in paniek, omdat het gezicht daarachter niet het juiste blijkt te zijn. Wat ik bedoel is: er zit soms maar een tiende van een seconde tussen het moment waarop er niets aan de hand is en het moment waarop alles om mij heen volkomen vreemd aanvoelt.
- Ik leer dat vogels het nest verlaten voordat ze kunnen vliegen wanneer ik een mereljong op de grond vind. Niets aan doen, zegt de telefoniste van de dierenambulance, het is de natuur, het redt zich wel. Ik bel jou en vertel over het eten dat ik het dier wil geven, maar dat wijs jij af. Dan gaat het zeker dood, je snapt toch zeker ook wel dat dat voer roofdieren aantrekt? Soms stemt me verdrietig dat goed, maar écht alleen maar goed, voor iets zorgen onmogelijk lijkt.
- Hoe kan het dat ik al bijna was vergeten hoe je klinkt als je slaapt? Je ademt zwaar. In en uit, op hetzelfde tempo waarmee golven het strand op en af rollen.
- Jij zegt dat de zee voor 95% uit mysterie bestaat. Ik denk aan alles wat ik zeker zou willen weten, aan hoe ik altijd meer vragen dan antwoorden heb. Zijn er mensen die het draaien van de aarde kunnen voelen? En zo ja, hoe voelt dat dan? Hoe navigeren vogels? Is het aardmagnetisch kompas iets dat in meer of mindere mate aan je kan trekken?
- Ik bel je op en vraag je om een kinderliedje te zingen in jouw moedertong. Ik wil me geborgen voelen in jouw taal. Het lukt me soms.
- Het reuzenrad komt traag in beweging. Ik ga omhoog, schommel zachtjes in de lucht, sta dan met een schokje stil. Beneden stappen evenveel mensen uit als in. Alles lijkt in balans. Iedereen gaat naar boven om weer beneden te komen. Op het hoogste punt denk ik aan ouders die bij de entree van het pretpark hun kinderen toespreken. Ze zeggen: als je ons kwijtraakt moet je blijven waar je bent. Ik hoor: om gevonden te worden moet je stil blijven staan.
- Je landt op Schiphol. Je ruikt naar alle landen samen. Onderweg naar huis zien we een zwaluw in en uit het dak van een boerderij vliegen. Alweer terug uit het zuiden, zoveel kilometers in kleine vleugels. Ik vraag me hardop af waarom ze altijd weer terugkomen. Je zegt misschien heeft het iets, om onderweg te zijn.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.
word lid