papieren helden

FB

Weekend

Het is vrijdag en de tas die papa bij zich heeft rinkelt als een vreemd klokkenspel.

‘Zeker bij het drankurgel geweest voordat je hierheen kwam,’ zegt mama.

Papa draait de dop van een van de flessen die hij heeft meegebracht en pakt een glas uit de kast. Hij giet het halfvol en schenkt daarna de sinaasappelsap erbij die nog over is van het ontbijt. Daar gaat mijn sinaasappelsap, denk ik.

‘Kun je dat niet op de boot doen?’ vraagt mama.

‘Het is weekend,’ zegt papa. ‘Mag ik ook even loslaten?’

Doordeweeks slaapt papa op een woonboot in een andere stad. Het is makkelijker zo, vindt hij. Hij doet het vooral voor zijn werk. Toen papa over de boot vertelde zei mama boos dat hij overal wel kon blijven zoeken maar dat hij het eerst bij zichzelf moest zien te vinden.

‘Ik doe het niet voor mezelf,’ zei papa. ‘Ik doe het voor al die mensen die het een stuk minder hebben dan wij.’

‘Wat is er met die mensen, dan?’ vroeg ik.

‘Sommigen moeten hun land uit vluchten,’ zei papa. ‘Ze zoeken onderdak.’

‘Mogen ze dan op jouw boot slapen?’ vroeg ik een beetje jaloers. Ik was nog nooit op een boot geweest.

‘Waar moeten ze anders slapen, op straat?’ zei papa. ‘Een verblijfsvergunning aanvragen kost tijd. Het kan de overheid niets schelen wat er in de rest van de wereld gebeurt, stelletje pennenlikkers, zolang hun eigen voortuin maar netjes blijft!’

‘Kun je de wereld niet gewoon redden vanuit hier?’ vroeg mama.

‘Hier heb ik geen rust, Vera.’ Papa gebaarde om zich heen, zijn hand bleef hangen boven mijn hoofd.

‘Jij hebt nergens rust,’ zei mama en ze kreeg vlekken in haar hals.

De tuin kriebelt aan mijn kuiten. Sinds papa de boot heeft maait hij het gras niet meer, misschien komt dat omdat het hem wel kan schelen wat er in de rest van de wereld gebeurt.

Ik neem een aanloopje, spring net voor ik een radslag doe hoog de lucht in en zet vaart tijdens mijn draai zodat ik op twee benen tegelijkertijd neerkom. Als het niet lukt dan gaat er ergens op de wereld een kind dood. Als het wél lukt heb ik een kind gered. Ik weet dat ik beter helemaal geen radslagen kan maken maar het voelt zo fijn en als ik eenmaal ben begonnen, moet ik doorgaan tot ik meer kinderen heb gered dan ik heb omgebracht.

‘Wist je dat ons universum vol met gaten zit?’ Grijs krulhaar waaiert uit over papa’s borstkast. De stretcher waarop hij ligt is verstopt in het gras waardoor het lijkt alsof hij zweeft. ‘Het zijn zwarte gaten die bestaan uit donkere materie. De zwaartekracht is daar zo sterk dat alles erin verdwijnt.’

Samen staren we een tijdje naar de lucht en ik stel me een soort enorme stofzuigers voor. Ik wil niet verdwijnen dus ren ik vlug het huis in, al moet ik eigenlijk nog drie levens redden.

Op de omslag van het boek dat mama leest staat een ruimteschip.

‘Ze komen ons halen,’ zegt ze. ‘Hier gaat alles naar de knoppen.’

Ik knik, maar begrijp het niet helemaal.

‘Hoe weet je waar dat ruimteschip gaat landen?’

‘De uitverkorenen krijgen het te weten,’ zegt mama. ‘Die gaan mee naar de nieuwe tijd. In de nieuwe tijd is alles beter.’

‘Wanneer ben je uitverkoren?’ vraag ik.

‘Als je zuiver bent.’

‘Zuiver?’

‘Je moet de goede keuzes blijven maken.’

‘Maak jij de goede keuzes?’ vraag ik.

‘Ik doe mijn best,’ zegt mama.

‘En papa?’

‘Ik hoop het voor hem.’

Mama zegt dat ze mijn hulp nodig heeft met boodschappen doen voor haar verjaardag morgen. Ik wil niets van mijn zuiverheid verliezen dus ga ik met haar mee en ik stippel onze route naar de supermarkt zo zorgvuldig mogelijk uit zodat we niet kunnen worden opgezogen door zwarte gaten. Ik loop waar ik kan onder bomen en afdakjes en de stukken openlucht steek ik rennend over.

‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zegt mama als ik haar vertel over de zwarte gaten. ‘Het heelal herstelt zichzelf.’

Wanneer ik in bed lig ben ik een brief. Mama vouwt een envelopje van mijn laken. Ze trekt het strak om mijn lijf en stopt het vast onder het matras.

‘Welterusten vogel,’ zegt ze en ze geeft me een luchtkus. ‘Morgen is het feest.’

Papa komt mijn kamer binnen en gaat zitten bij mijn voeten.

‘Maak jij de goede keuzes?’ vraag ik.

Papa zucht. ‘Wat mama leest is onzin,’ zegt hij. ‘Allemaal verzinsels. Dat weet je toch?’

Hij blijft zitten, met zijn ogen neergeslagen. Even denk ik dat hij in slaap is gevallen maar dan staat hij plotseling op en beent de kamer uit alsof hij beneden iets heel belangrijks is vergeten. Ik blijf alleen achter en tuur uit mijn dakraam naar de ruimte tussen de sterren, op zoek naar de plekken waar het het donkerst is.

***

Het is zaterdag en mama lepelt nijdig een avocado uit op haar boterham.

‘Hij kan zijn nest weer eens niet uitkomen,’ mompelt ze. ‘Zelfs niet op mijn verjaardag.’

Na het ontbijt proberen we te mediteren.

‘Als je mediteert kom je los van je lichaam,’ zegt mama. ‘Dan kun je alles vanuit een ander perspectief bekijken.’

‘Hoe moet dat?’ vraag ik.

‘Je moet heel lang aan helemaal niets denken,’ zegt mama.

Ik kijk naar het plafond en doe mijn best om aan helemaal niets te denken. Dat lukt niet heel erg lang.

‘Het vergt veel geduld,’ zegt mama. ‘Stel je voor hoe het voelt om op te stijgen.’

Ik doe mijn ogen dicht en stel me voor hoe het voelt om op te stijgen. Dat lukt voor ongeveer vijf minuten.

‘Kom,’ zegt mama. ‘Genoeg geoefend. We gaan slingers hangen.’

Op de boekenplank aan mama’s kant van het bed staat de medische encyclopedie, tussen het boek waar TANTRA opstaat en een boek dat Deepak Chopra heeft geschreven. In de medische encyclopedie zit een bladzijde over leukemie. Dat is kanker in het bloed. Er staat dat je naar de dokter moet wanneer je veel last hebt van blauwe plekken. Er staat ook dat de ziekte in tegenstelling tot andere soorten kanker vaak voorkomt bij kinderen. Ik controleer mijn benen en armen en vind zeven blauwe plekken in totaal. Ik vraag me af of dat veel is. Mama trekt jurken uit de kast. Papa snuit zijn neus onder de douche.

‘Als je aan enge dingen denkt dan roep je ze over je af,’ zegt ze. Ze kiest een rode jurk en hangt hem op een hanger aan de deur.

‘Ik wíl geen kanker’ zeg ik. ‘Ik weet alleen niet hoe ik moet stoppen met eraan te denken.’

‘Je moet niet in ontkenningen denken,’ zegt ze. ‘Denk: ik ben gezond in plaats van: ik wil niet ziek zijn. Blijf positief, anders gaat het sowieso mis.’

‘Ik ben gezond, ik ben gezond, ik ben gezond,’ zeg ik. Maar mijn denkstem blijft erdoorheen fluisteren: niet aan kanker denken, niet aan kanker denken, niet aan kanker denken.

Papa houdt zijn glas tegen het licht, er zitten vette plekken rondom de rand. Zijn haar is nog een beetje nat en plakt in slierten tegen zijn voorhoofd. Mama weegt meel af, het hele aanrecht is bedekt met een dun laagje wit poeder. Ze bakt appeltaart.

‘Zonder suiker,’ zegt ze trots. ‘Suiker is gif.’

‘Dat eet toch niemand,’ zegt papa. ‘Die familie van jou vreet alleen mokkagebakjes.’ Het woord mokkagebakjes spreekt hij vreemd uit, alsof hij kramp in zijn lippen heeft.

Mama giet slagroom in een kom en zet de mixer aan.

‘Schenk eens bij duif,’ roept papa boven het geloei uit.

Ik loop naar de kast waar zijn flessen staan, draai de dop van een fles en ik dip mijn pink in de hals. Ik lik hem af, het smaakt zoet en scherp en ik dip en lik nog een keer voordat ik het glas halfvol schenk.

‘Wist je dat ze het hier Villa Kakelbont noemen?’ grinnikt papa. Hij neemt een grote slok. ‘Proost!’

‘Hou je je een beetje in vandaag, Cor?’ Mama heeft het mooie kleed op de tafel gelegd. ‘Doe jij de nootjes?’ vraagt ze aan mij.

Ik doe de nootjes.

Daarna geeft ze me een garde waar nog slagroom aan zit.

‘Omdat het feest is,’ zegt ze.

De slagroom smaakt vreemd zo zonder suiker.

Papa snuift: ‘Taart op een borrel, dat heurt helemaal niet.’

Mijn oom en tante zijn de eerste gasten. Mijn tante ruikt naar drogisterij.

‘Proficiat,’ zegt mijn oom. ‘Waar is hier ook alweer de kapstok?’

‘Leg maar over de trapleuning,’ zeg ik.

‘Juist,’ zegt mijn oom. Is je moeder ook ergens?’

‘Die is zich nog even aan het omkleden,’ zegt papa.

‘Cor!’ zegt mijn tante, haar feloranje lippenstift geeft af op haar voortanden en zit ook in de kleine inkepingen rondom haar mond. ‘Hoe gaat het?’

‘Zijn gangetje,’ zegt papa.

‘Waar is de rest?’ vraagt mijn oom.

‘De rest komt zo.’

‘Nog steeds bezig met die vluchtelingen van je?’ vraagt mijn tante.

‘Ik zoek tijdelijk werk voor ze,’ zegt papa.

‘Daar betalen ze zeker geen belasting over!’ lacht mijn oom.

Papa lacht niet. ‘Vera! Ze zijn er!’ roept hij naar boven.

Mama komt de trap af en draait een rondje in haar jurk.

‘Mooi rood is niet lelijk,’ zegt mijn oom.

‘Heb je ze al iets aangeboden, Cor?’ mama loopt op mijn tante af en ze geven elkaar heel veel kussen. Nu zit er ook oranje op mama’s wangen.

‘Er is taart,’ zegt papa. ‘Wie wil?’

‘Ik!’ zegt mijn tante.

‘Doe mij liever een borrel,’ zegt mijn oom.

‘Rood of wit?’ vraagt papa.

‘Er is ook whisky,’ zeg ik.

Ik krijg een por.

Mijn oom knipoogt naar me. ‘Begin maar met een glaasje wit.’

Mijn tante likt haar vork af. ‘Er is iets mis met deze slagroom,’ zegt ze.

Papa is druk aan het praten tegen een van mama’s vriendinnen wanneer ik hem welterusten zeg.

‘Ik help een Colombiaanse,’ vertelt hij. ‘Haar ex-vriendje zit bij de guerrilla.’ Hij geeft me een haastige kus op mijn wang. Zijn adem ruikt naar oude kaas.

‘Red je het vanavond zelf, vogel?’ vraagt mama, ze klinkt vrolijk en in haar ogen zie ik een spinnenweb van rode adertjes.

In de badkamer staan de Bach bloesem remedies netjes naast elkaar op het plankje boven de wasmachine. Volgens het boek dat erbij hoort hebben alle kwalen met negatieve emoties te maken en die kun je wegdruppelen met een pipetje. ‘Onder de tong werkt het beste,’ zegt mama altijd wanneer ze druppelt tegen angst, onrust of benauwdheid. Ze smaken allemaal hetzelfde, lekker, naar het spul waar de bloesems in bewaard worden.

Voor ik mijn tanden poets neem ik een slok uit ieder flesje en vul ze bij met kraanwater.

In bed probeer ik weer een brief te worden maar dat lukt niet zonder mama. Beneden praat iedereen steeds luider. Er bonkt iets in mijn hoofd. Ik doe mijn best om niet in slaap te vallen, bang voor zwarte gaten en bang dat ik het ruimteschip zal missen. Ik ben gezond, denk ik. Ik ben gezond, ik ben gezond.

***

Het is zondag en stofdeeltjes dwarrelen in de brede baan zonlicht die over mijn bed valt. In de rest van het huis is het nog stil. Het heelal herstelt zichzelf.

Papa smeert een boterham voor me. ‘Alsof ze zelf zoveel belasting betalen,’ zegt hij grimmig, ‘Ze wonen nota bene in België! En in een kast van een huis hè.’

‘Kunnen we het nog even gezellig houden?’ vraagt mama terwijl ze de glazen van gisteravond afwast. ‘Je bent zo weer weg.’

‘Hypocriet is het.’

‘Cor.’

‘Ja, ja.’

Ik kijk naar papa’s handen, de diepe kloven bij zijn duimen die hij na het douchen insmeert met een dikke laag uierzalf.

‘Wil je kaas, Duif?’ Ik weet dat alles naar die zalf gaat smaken.

‘Ja graag,’ zeg ik. Hij drukt de boterham dicht en legt hem op mijn bord.

De drempel van ons huis is een soort grens: mama en ik staan binnen en papa staat buiten met zijn tas. Ik vraag me af waar hij zal zijn wanneer het ruimteschip komt. Wat als mama en ik meegenomen worden en hij hier achterblijft?

‘Zullen we volgend weekend iets leuks gaan doen?’ vraagt mama. ‘Met zijn drieën?’

‘Ik denk dat ik het even openhoud,’ zegt papa. ‘Ik moet nog dingen regelen voor die Colombiaanse.’

‘Dat zal wel,’ zegt mama. ‘En die blijft zeker slapen.’

‘Ze kan nergens anders heen,’ zegt papa.

‘Kan ze niet naar België?’ Mijn vraag valt met een doffe plof tussen ons in.

‘Daar zijn de huizen toch zo groot?

Mama en papa kijken elkaar aan. Dan beginnen ze te lachen, allebei. Ik lach mee, al weet ik niet precies waarom, maar het voelt goed om iets samen te doen.

Morgen begint de week weer. Papa is onderweg naar de andere stad en maakt zich klaar om daar te vechten tegen een leger pennenlikkers. Op mijn rug lig ik in het hoge gras en knijp het witte sap uit de stengel van een paardenbloem. Net heb ik drie perfecte radslagen gemaakt. Even is er rust. De hemel staat als een glazen stolp over de tuin en beschermt ons tegen de zwarte gaten. Ik kijk naar de kleine witte wolken die door de lucht drijven, stel me voor dat ze ergens verderop tegen de wanden van de stolp aanbotsen en zacht uiteenspatten als luchtbellen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,