Het leven gaat door. Ook wanneer er niets meer is. Ook wanneer je nooit meer buiten komt moet je je haren blijven wassen, je tanden blijven poetsen, schone kleren aantrekken. De schaal verglijdt te snel als je die zaken laat voor wat ze zijn. Dat weet ik uit ervaring. Het blijft een uitdaging om elke dag de kracht te vinden niet in bed te blijven liggen. Dat jij er bent, moet ik toegeven, maakt dit makkelijker. Ook jij staat iedere ochtend op, wast je haren, poetst je tanden, verschoont je onderbroek.
In de koortsachtige toestand waarin je kunt verkeren als je te lang op het internet rondhangt, was ik op zoek naar soundbites van kreunende ijskappen. Het concrete geluid van onze ondergang. Ik was eerder op een artikel gestuit over smeltwater in Groenland en deed een poging grip te krijgen op de situatie. Ik zocht naar informatie, in plaats daarvan vond ik drijfzand: opnames van rivieren die uit hun voegen barsten, brullend vuur, rinkelend servies op een tafelblad tijdens een aardbeving. En ik vond jou, Mira. Je kwam als een oplossing, door het algoritme aangereikt. Je keek recht in de camera en leek een beetje zenuwachtig.
Ik weet niet precies wat me overhaalde om naar je te blijven kijken. Het had iets te maken met het amateuristische karakter van het filmpje. Alsof je dit voor de eerste keer deed, net als ik. Omdat de hele wereld opgesloten zat, gevangen in eigen huis, in eigen hoofd, in eigen algoritme. Omdat het niet anders kon. De lila muur achter je was beplakt met het soort informatieve posters die je in een buurthuis aantreft, met vinyl omhulde gewichten lagen in de hoek bij de spiegel op de vloer, daarnaast zag ik een petfles, een slordig uitgetrokken vestje. Boven je hoofd cirkelde een gammele plafondventilator die me deed denken aan die eerste scène uit de film Apocalypse Now. Ik keek naar je glanzende legging en veel te strakke haltertop, voelde iets samentrekken in mijn onderbuik. Kom, leek je te zeggen. Jij en ik, wij gaan dit doen. Meteen daarna werden mijn gedachten overstemd door een luide, dreunende beat.
Het waren de bewegingen die je met je heupen maakte die me uiteindelijk uit mijn stoel dwongen. Instinctief controleerde ik of mijn camera was afgeplakt, om er zeker van te zijn dat niemand getuige kon zijn van wat ik op het punt stond te proberen. Ik bracht mijn bekken in gang en zette kracht. Een bandeloos droogneuken. Het voelde houterig en ik raakte het ritme steeds kwijt. Bijna wilde ik opgeven, tot je even uit je rol viel, plotseling, een microseconde misschien, in lachen uitbarstte. Ook jij voelde de absurditeit van deze situatie. En dat sterkte ons. Daarna sloeg onze houding om, we werden serieuzer. Je gebaarde dat ik door moest gaan, marcherend op de plaats strekte je een arm boven je hoofd. Ik zag de schaduw van een ongeschoren oksel.
We werden steeds beter. Vier, vijf lessen per dag deden we samen. Nadat ik mezelf volledig had uitgeput zette ik het geluid op mute en bleef naar je kijken, rillend van afkoelend huidvocht.
Ik fantaseerde over je, stelde me voor hoe je ’s avonds mierzoete mix-drankjes dronk terwijl je op een witte, nepleren bank naar reality shows zat te kijken. Dat je een heel pak Oreo’s in één keer achter elkaar wegwerkte. Je bent best mollig, voor hoeveel je beweegt. Niet dik, maar volslank, romig, vrouwelijk. In gedachte zat ik naast je, drukte mijn neus in je zachte vlees, liet mijn tong over het vachtje onder je arm gaan.
Door iets dat ik tijdens het fantaseren had ontdekt typte ik geschrokken de woorden bultje op mijn schaamlip in de zoekbalk, speurde het wereldwijde web af om tot de conclusie te komen dat ik hoogstwaarschijnlijk stervende was. Daarna schreef ik wachtlijsten en pandemie. Terwijl ik verdronk in resultaten, gooide jij een reddingsboei uit, leidde me naar een plek waar we samen bleven dansen tot het rustig werd in mijn hoofd, tot het bultje na twee weken vanzelf was verdwenen.
Maanden doen we dit nu al. Bij mij is alles hetzelfde gebleven terwijl bij jou alles verandert. In die eerste filmpjes liep je af en toe nog even uit beeld om de muziek te veranderen. Dan voelde ik mezelf wankelen, raakte uit evenwicht maar voordat ik kon toegeven aan de weerzin was je alweer terug, lachte in de camera, gaf me een kleine knipoog.
In de filmpjes van nu neem je geen haastige slokjes water meer tussendoor, de posters op de muur zijn vervangen door reclame van sponsoren. Je draagt nieuwe kleding van een merk dat duidelijk in beeld komt. Iedere tien minuten wordt ons ritme onderbroken door reclame. Je haar zit anders, je oksels zijn fris en glad. De belichting is warmer en een stuk minder fel. Ook is er iemand bij je in de ruimte. Hij regelt de muziek. Hij heeft een geelblonde hanenkam en draagt mouwloze T-shirts. Je lacht nog steeds lief naar de camera, maar je lacht nu ook naar hém en ik voel mijn maag smelten bij de gedachte dat er iemand zo dicht bij je staat.
Verkrampt zit ik te staren naar het oplichtende scherm, tot ik van mezelf begin te walgen. Waarom laat ik me toch zo meeslepen? Zoek iets anders, zeg ik hardop tegen mezelf, mijn stem klinkt vreemd en dof in deze kamer. Ga iets nuttigs doen. De wereld is aan het vergaan en wat ik doe is met mijn heupen schudden.
Inmiddels is er een oorlog uitgebroken niet al te ver hiervandaan en ik probeer de zoekterm vluchtelingen, spendeer een paar uur op een forum waarop gediscussieerd wordt over de langetermijneffecten van geopolitieke besluitvorming en of het nog nut heeft om het hierover te hebben of dat de tijd is aangebroken om de politiek in zijn geheel te negeren. Ik klik verder op linkjes en zie gezinnen die langs de kant van de weg lopen, vaders en moeders met grauwe gezichten, platgebombardeerde steden. Iemand beargumenteert dat het binnenkort sowieso afgelopen is. Hij stuurt afbeeldingen van uitgedroogde aarde, mensen die op de daken van hun huizen zitten, uitgehongerde kinderen, huid die zich strak om ribben spant. Een vrouw die vol ongeloof toekijkt hoe haar hele dorp verzwolgen wordt door een genadeloze lavastroom. Opnames van bootjes die terug de zee op worden geduwd. Een vraag verschijnt onder in beeld: Wie helpt deze vluchtelingen? Ik beland op een website waar ze om geld vragen. Doneer hier staat er. Ook jij kunt iets doen! Eenmalig, maandelijks, jaarlijks.
Ik doneer. (Eenmalig.)
Mijn hand blijft even bevend boven de M op mijn toetsenbord hangen. Je bent inmiddels trending. Drie miljoen volgers heb je. Ik denk aan alles wat we hebben meegemaakt. Aan hoe we op onze eigen manier de grenzen opzochten van wat een lichaam kan. We deinden, trilden, zweetten, gingen door de pijn heen, rekten en strekten onze lijven. We bereidden ons voor op het ergste. Ik denk aan die geelblonde hanenkam en ik begin te begrijpen dat we op onszelf zijn aangewezen. Jij en ik. Er is geen wij.
Het leven gaat door. Ook wanneer er niets meer is. Ook wanneer je nooit meer buiten komt. Hoe lang geleden was het dat ik de gordijnen voor het laatste opendeed? Mijn boodschappen haalde uit de supermarkt? Ik type buiten in de zoekmachine, vind afbeeldingen van pluizige paardenbloemen, kortgeknipte heggen, herfstige bossen. Er zijn ontwakende vogels in een Toscaanse wijngaard, brekende golven op een strand in Californië, regen in het oerwoud. Ik verbeeld me dat ik de frisse, diepgroene geur van bemoste aarde ruik bij een reclame van rennende kinderen die lachend hun regenboogkleurige vlieger achter zich aantrekken over kort gemaaid gras, de zin: Buiten is voor iedereen danst door mijn blikveld. Alles draait om uithoudingsvermogen, besef ik. En heel even voel ik de verleiding om op te staan, mijn jas aan te trekken, de wereld in te gaan om te zien wat daarvan over is, maar dan verschijn jij in een pop-up rechtsboven. Uitnodigend, stralend, onontkoombaar.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.