papieren helden

FB

Een portie ongemak

We woonden op een boerderij. Hij was bedoeld voor de sloop. Maar wij mochten blijven zolang er nog geen plannen waren. Al het vee was geruimd. Varkenspest ofzo. De stallen hadden daardoor iets lugubers.

‘Er is iets blijven plakken,’ mompelde mama, de eerste dag dat we daar waren. En ook: ‘De energie is vervuild.’ Met een bos brandende salie wapperde ze door de stallen en ook maar even door het huis, voor de zekerheid. Dikke wolken witte rook trokken in het tapijt op de bovenste verdieping, in de oude vergeelde vitrage, in mama’s pluizige vest en in haar dikke bos krullen. De geur kroop ergens achter in mijn neus en bleef daar hangen.

‘Zo,’ zei mama tevreden. ‘Dat is weer zuiver.’

Ik bestudeerde de muren. En de vloeren. Er plakte nog van alles.

We bleven weg bij de stallen. We waren meestal in de woonkeuken of op het erf, waar nog een paar kippen, een haan, vier katten en een hond rondliepen. Die hadden ze achtergelaten, toen ze de boerderij verlieten.

In het begin waren de beesten mager en schuw, hun veren en vachten dof en vol kleine kale plekken, alsof iemand er hapjes uit genomen had. Ze stonken ontzettend. Ik gaf ze eten, ik gaf ze wat aandacht, ik trok teken uit hun vachten. Er waren veel teken, die zich bij gebrek aan vee op de achterblijvers hadden gestort.

Mama huilde vaak. ‘Ik sta echt mijlenver van mezelf af,’ zei ze dan, terwijl ze snikkend aan het aanrecht stond. Dan zei ze met van die dikke betraande ogen die haar een stuk lelijker maken dan dat ze is: ‘Ik moet even gaan liggen.’ Daarna trok ze zich terug in haar slaapkamer en bleef daar heel lang, soms dagen.

‘Ik voel me hier niet geaard,’ zei mama, als ze bibberig uit haar kamer kwam. Ze trok haar paarse badjas dichter om haar ronde lichaam. ‘Ik weet niet meer wie ik ben.’

Ze zette de ketel op en gaf de honden een verstrooide aai over hun bol. ‘Maar het komt goed, echt waar, het komt goed. Ik moet gewoon even centreren.’

Terwijl mama centreerde met wierook en oefeningen en allerlei soorten kruidenthee, zorgde ik voor de beesten voor ik naar school ging. Iedere ochtend fietste ik tussen de mistige weilanden door de dorpswegen af, totdat ik bij het gebouwtje kwam, waar het krioelde van de kinderen die naar wasverzachter roken en allemaal de regels leken te kennen. Jongens en meisjes met gloednieuwe schoenen en felgekleurde agenda’s in hun schooltassen. Ik verstopte me in de wc tot de schoolbel ging, daarna liep ik naar het plekje achterin de klas, er kwam nooit iemand naast me zitten.

‘Hoe was het op school?’ vroeg mama ’s middags op vrolijke toon, maar ik zag dat ze gehuild had. Haar tong was donkerpaars van de wijn. Ze schonk zichzelf nog een glas in. ‘Wil je thee?’

Voor de honden kocht ik brokken, voor de katten blikjes tonijn en de kippen kregen de restjes van ons eten; stukjes brood, beschuit, komkommerschillen, dat soort dingen. Ze waren me dankbaar. De honden kwispelden, de katten gaven me kopjes en de kippen koerden over elkaar heen om zo snel en zo dicht mogelijk bij mij te komen. Als ik het erf overstak liepen ze me achterna, al die dieren, in een soort optocht. Ik weet niet waarom ik het zo fijn vond, maar ik denk dat het kwam omdat ze me dankbaar waren.

Mama zegt nooit dankjewel, al wil ze wel steeds dat ík het zeg. Iedere keer dat ze iets voor me doet. Als ze eten heeft gekookt, als ze de was heeft gedaan, als ze thee voor me neerzet, als ze een cadeautje voor mijn verjaardag heeft gekocht. ‘Wat zeg je dan?’ vraagt ze en blijft me gespannen aanstaren tot ze antwoord krijgt.

Het is misschien nogal verknipt, dat ik denk dat ik daar gelukkig was, op die boerderij. Maar we hebben er bijna vijf jaar gewoond. Dat is langer dan ik ooit ergens gewoond heb. Mama wilde daar zo snel mogelijk weer weg, die heeft nooit rust in haar donder, dat zegt ze zelf ook. Soms stel ik me voor dat we daar nu nog zouden wonen, als mama Paul niet was tegengekomen. Al weet ik dat ze de hele boel al lang gesloopt hebben. Ik ben er nog eens terug geweest, met Julie. Alles was verdwenen. Ook de honden, de katten, de kippen en de haan.

‘Wat een gehucht,’ zei Julie terwijl ze een peuk opstak. Ik moest denken aan de rokende salie.

‘Ja,’ zei ik, want ik zag het opeens zoals zij het zag. De braakliggende grond, de verlatenheid van alles. Ik durfde haar niet te vertellen dat het de enige plek was waar ik me een klein beetje thuis had gevoeld.

***

De eerste keer dat ik Julie ontmoette was behoorlijk stom. We gingen eten bij de pizzeria.

‘Oh ja, Paul komt ook,’ zei mama, net voordat we naar binnen gingen, ‘dan ontmoet je hem meteen. Hij heeft zijn dochter ook mee.’

De pizzeria was mijn lievelingsplek om te eten, maar ik had al meteen geen zin meer toen mama dat zei. En toen waren daar Paul, die ongemakkelijk opstond van zijn stoel en die scheel keek, en dus ook Julie. Julie met haar zwart geverfde haren en die piercing in haar wang, die leek op een teek.

Julie had er ook geen zin in. En ik wist het toen nog niet maar als Julie ergens geen zin in heeft dan wordt ze echt een kutwijf.

Paul gaf me een slappe zweterige hand. ‘Dus jij bent Vera,’ zei hij. Ik probeerde in het juiste oog te kijken. Julie stak haar tong naar me uit, iedere keer dat mama en Paul in gesprek waren.

‘Wat mag het zijn,’ vroeg de jongen van de bediening.

‘Een portie ongemak,’ zei Julie. ‘En een cola.’

De jongen keek ons vragend aan. Ik durfde geen cola te bestellen want mama zat erbij en mama vindt cola het slechtste dat er bestaat. Dat vindt ze van wel meer dingen en vaak veranderen die dingen, maar bij cola is het altijd zo.

‘Doe voor haar maar gewoon kraanwater,’ zei mama.

‘Toe maar,’ zei Julie en ze keek me fronsend aan.

‘Hebt u ook pizza’s zonder kaas?’ vroeg mama aan de jongen.

‘Gatverdamme,’ zei Julie. ‘Ik ga roken.’

‘Mag dat zomaar?’ vroeg mama.

‘Daar ga jij toch niet over?’ vroeg Julie.

Paul haalde zijn schouders op.

‘Ik wil een pizza met salami en met extra kaas,’ zei Julie, voordat ze wegliep. ‘Doe haar kaas maar op mijn pizza. Extra, extra kaas dus.’

‘Dat kind heeft een donkere aura,’ zei mama, toen we terug naar de boerderij fietsten.

En terwijl we de keuken binnenkwamen: ‘Jij bent meer groen, zij heeft meer rood. Dat zou nog wel eens kunnen werken. Of juist helemaal niet.’

Ze deed het licht aan en zette de ketel op het gasfornuis. Ze vroeg niet wat ik van Paul vond. ‘Ik moet haar volgende keer vragen wat haar sterrenbeeld is, dan kunnen we jullie ascendanten naast elkaar zetten, daar gaat het natuurlijk allemaal om.’ De ketel pruttelde, mama zette mokken neer.

‘Ik denk schorpioen,’ zei ze. ‘Wat denk jij?’

Het kon mij geen flikker schelen. Ik wilde alleen zijn, op mijn kamer en de hele avond zo snel mogelijk vergeten.

***

‘Morgen gaan we verhuizen,’ kondigde mama aan, alsof we nog even boodschappen moesten doen.

‘Waar gaan we heen dan?’

‘Naar Paul,’ zei mama.

‘Maar de dieren dan?’ vroeg ik.

‘Paul heeft vissen,’ zei mama. ‘Het is daar wel wat kleiner.’

Ik voelde een blok woede in mijn buik en tegelijkertijd was het alsof iemand ergens een stop uit trok. Alsof alles naar beneden werd gezogen.

‘Mijn dieren,’ probeerde ik nog.

‘Je hebt goed voor ze gezorgd,’ mama aaide me over mijn haren. ‘Ik ben trots op je.’

‘Wat gaat er dan met ze gebeuren?’ vroeg ik.

‘Dat laten we aan de natuur over schat,’ mama keek afwezig uit het raam, tuurde naar het erf, naar de dieren, alsof dat alles beter ging maken. ‘Die redden zichzelf wel, daar zijn ze voor gemaakt.’

***

We aten zilvervliesrijst met gebakken tofu en appelmoes. Er stond al een paar weken iedere avond appelmoes op tafel. Mama nam de potjes mee naar huis die niet aan de kwaliteitseisen voldeden. Mama nam ook de haarnetjes mee, ze had er een hele la vol van, in de badkamer. Ik heb geen idee wat ze daarmee deed.

Voor iemand die de hele dag in de appelmoesdampen zat, at ze het nog met smaak op.

‘Het is gezond,’ zei mama. ‘En gratis.’

Julie rolde met haar ogen. Paul lepelde wat appelmoes over zijn zilvervliesrijst en tofu, waarschijnlijk om de smaak van de tofu te bedekken.

‘Ik ga morgen naar Jonas,’ zei Julie.

Paul smeet zijn bestek op zijn bord.

‘Wie is Jonas?’ vroeg mama.

‘O,’ zei Julie, haar blik kreeg iets vals. ‘Heeft papa je niet verteld over Jonas?’

Mama keek naar Paul.

Julie keek mama geamuseerd aan. ‘Jonas,’ ze roffelde met twee wijsvingers op de tafelrand om de spanning op te bouwen. ‘Is mijn broer!’

Mama werd bleek.

‘Oké, oké,’ zei Julie kalmerend. ‘Halfbroer, hij is niet van papa. En hij is verlamd. Hij zit in een tehuis dus daar hoef je je geen zorgen over te maken.’

‘Sodeju, ik weet even niet wat ik moet zeggen,’ zei mama, ze prikte met haar vork in de tofu.

‘Je hoeft ook niks te zeggen,’ zei Julie. ‘Ze zijn heel lief voor hem daar, toch pap?’

Paul knikte.

‘Ik denk dat ik even met Paul moet praten,’ zei mama. ‘Gaan jullie maar televisiekijken.’

Dat zegt ze anders nooit.

Ze trokken zich terug in hun slaapkamer. We hoorden de ruzie door de muren heen.

Ik moest aan Jonas denken en hoe heerlijk rustig het voor hem moest zijn in dat tehuis waar zo goed voor hem gezorgd werd.

‘Ga je morgen mee?’ vroeg Julie. ‘Naar mijn halfbroer?’

Ik lag in bed. Zij wilde nog niet slapen, ze zat bij het raamkozijn en rookte een sigaret. Het was de eerste keer dat ze vroeg of ik iets met haar wilde doen.

‘Is goed,’ zei ik, zo onverschillig mogelijk.

Ik stelde me voor hoe het zou zijn, om met haar mee te gaan, met haar over straat te lopen. Dat de mensen zouden kijken naar haar piercing en haar zwarte kleren, en dat het dan een beetje op mij zou afstralen.

‘We gaan in de ochtend, want dan is hij op zijn best.’

‘Maar dan heb ik school,’ zei ik.

Julie keek me smalend aan.

Ik wist dat ik mee zou gaan.

‘Hoe laat?’ vroeg ik.

‘Als ik wakker ben,’ zei Julie. Ze brandde gaten in haar panty, hield de brandende peuk heel dicht tegen het nylon, zo dichtbij dat het smolt, daarna peuterde ze de gaten groter.

‘Wat zit je te gluren?’ Julie keek me pesterig aan.

‘Is dat niet zonde?’ vroeg ik, wijzend op haar panty. Ik had er meteen spijt van.

‘Zo vind ik ze mooier,’ zei ze. ‘Ga nou maar slapen. Morgen weer een dag. Ik rook nog even door als je het niet erg vindt.’

Ik schudde van niet.

‘Welterusten tofu-meisje,’ fluisterde ze, net voordat ik in slaap viel.

***

Er was een jongen die zich niet kon bewegen. Die geholpen werd als hij naar de wc moest, die in en uit zijn bed getild werd door mensen in witte kleren, die de hele dag naar het piepende geluid van sportschoenen op linoleum luisterde. Die gewend was aan rust en regelmaat en de geur van groentesoep en gehaktballen met jus.

***

‘Dit is mijn stiefzus!’ Julie keek kwaad naar de vrouw achter de balie die zenuwachtig in haar mappen keek.

‘U staat wel op de lijst, maar mevrouw zie ik niet staan,’

Julie zuchtte. ‘Ik kom hier iedere week, in elk geval iedere twee weken, om met Jonas te lopen. Jonas heeft verder niemand. Het is niet alsof zijn moeder hem vaak opzoekt, toch?’

De mevrouw leek op haar hoede. ‘Dat weet ik niet, ik doe hier alleen de receptie en ik moet me houden aan de lijst,’ ze keek naar haar scherm. ‘En ik zie hier dat u twee maanden geleden voor het laatst bent geweest. Vorige week heeft mevrouw Batens een bezoek aan Jonas gebracht. Is dat uw moeder?’

‘Dat is dan heel toevallig,’ zei Julie. Ze leek een beetje van haar stuk gebracht.

‘Ik kan mevrouw Batens wel even opbellen en vragen of het mag?’

Julie keek woest.

‘Mevrouw Batens is de voogd, die mag beslissen.’ De vrouw pakte de hoorn op van haar telefoon en begon een nummer in te toetsen.

‘Nee laat maar,’ zei Julie. ‘Dank u wel.’

‘Het is anders echt geen probleem hoor,’ zei de vrouw.

‘Het is al goed, ik ga wel zelf,’ brieste Julie. ‘Mijn stiefzus gaat al naar huis.’

Ze trok me mee aan mijn arm. Bij de schuifdeuren zei ze: ‘Ga jij maar buiten om de hoek staan, wij komen er zo aan.’

Ik keek nog een keer achterom naar de balie en verwachtte dat de vrouw ons in de gaten zou houden, maar ze was alweer bezig met iets anders. Onzeker ging ik om de hoek staan. Ik leunde tegen de muur en wachtte.

***

Jonas hing scheef in een rolstoel. Hij was bleker dan ik me had voorgesteld. Zijn huid leek haast doorschijnend. Ik zag het adernetwerk bij zijn slapen. Zijn donkere haren waren dik en stug en staken uit zijn glanzende hoofdhuid, het leek wel een pruik. Zijn benen stonden in een vreemde knik, zijn voeten op de ijzeren steunen. Uit zijn mondhoek kwamen spuugbelletjes.

‘Ik ben Vera,’ zei ik ongemakkelijk. Ik legde mijn hand op zijn arm en probeerde hem aan te kijken. Hij keek net zo scheel als Paul, ook al was die niet zijn vader.

‘Hij kan niet praten,’ zei Julie. ‘Kom.’

We liepen langs de muur van het tehuis en staken de straat over.

‘Effe bij de supermarkt naar binnen,’ zei Julie.

Via de oprit duwden we Jonas mee naar boven.

‘Zullen wij hier blijven,’ zei ik, wijzend op Jonas. ‘Dan kun jij even snel gaan.’

‘Nee gek,’ zei Julie. ‘Hij moet juist mee.’ Ze haalde een deken onder uit de rolstoel en legde die over Jonas’ benen heen.

We liepen door de gang met chips en drank en Julie stapelde zakken wokkels en paprika chips op Jonas zijn schoot.

‘Wijn of bier?’ vroeg ze aan mij.

Ik had nog nooit gedronken. Ik moest denken aan de rode wijn die mama altijd wegklokte en hoe haar adem daarvan ging ruiken.

‘Doe maar bier,’ zei ik aarzelend.

‘Ik weet al wat,’ zei ze. Ze pakte twee blikjes bier, daarna liep ze iets verder en pakte een fles Safari.

‘Dat mogen we toch helemaal niet afrekenen?’ zei ik.

‘Dat gaan we ook niet doen,’ glunderde Julie. Ze stak de drank onder de deken van Jonas.

‘Pffffrrrrtlllggh,’een rochelend geluid kwam uit zijn keel en nog meer spuugbelletjes kwamen rondom zijn lippen.

‘Dat vind je wel lekker, hè makker?’ zei Julie plagend.

‘Pffffrrrrrtlllgggghaghagha.’

De kassière keek ons doordringend aan. Ik voelde de haren in mijn nek overeind komen. Mijn hart klopte bijna mijn borst uit. Ik concentreerde me op Jonas die ik met zweterige handen vooruit probeerde te duwen.

‘Dat is dan vijfvijftig,’ de Kassière stak haar hand uit.

‘O, shit, ik ben nog iets vergeten!’ riep Julie, ‘Mag ik even?’

Ze rende weg en liet mij zwetend achter bij de kassa, alleen met Jonas en de drank.

‘Pfrrrrrrr,’ deed Jonas.

‘Kan ie niks aan doen,’ zei ik verontschuldigend. ‘Hij is verlamd.’

‘Dat zie ik,’ zei de Kassière.

Julie kwam terug met een blikje energydrank en een pak rietjes.

‘Deze nog alstublieft,’ zei ze.

‘Dat vindt Jonas lekker. Wordt ie een beetje hyper van,’ zei Julie terwijl ze het blikje enegrydrank opentrok en een rietje erin stak. Het blikje paste in zijn bekerhouder. Ik dacht aan niks anders dan de flessen onder de deken.

‘Ben je niet bang dat ze daar camera’s hebben?’ vroeg ik.

‘Ze laten het gaan. Met Jonas erbij laten ze het gewoon gaan,’ zei Julie. Ze graaide een van de blikjes bier onder de deken vandaan, trok het open en stak er ook een rietje in.

‘Zo werkt het sneller,’ zei ze. ‘Jij ook?’

‘Straks misschien,’ zei ik.

‘Nu nog peuken en dan kunnen we naar het park.’

***

Er was een bankje in het park. Er was een vijver. Of eigenlijk was het een poel bruin water. Daarin dreven: plastic verpakkingen van verschillende soorten snoep, lege blikjes, een bad-eend, peuken en allerlei andere soorten viezigheid.

***

‘Hier is het goed,’ zei Julie. Ze zette Jonas naast het bankje.

‘Wil je drinken?’ vroeg Julie.

‘Awa, awa,’ zei hij.

‘Geef hem even wat van die energy,’ zei ze tegen mij.

Ik hield het rietje voor zijn mond. Hij hield zijn lippen stijf op elkaar.

‘Hij wil niet,’ zei ik.

‘Je moet ‘t erin douwen,’ zei Julie.

Ik duwde door. Hij hapte. Luid slurpend dronk hij een paar slokken, toen begon hij te hoesten.

‘Klop hem op zijn rug!’ gilde Julie. ‘Anders stikt ie!’

Ik klopte zo hard ik kon tussen zijn schouderbladen. ‘Help dan even!’

Julie begon te lachen. Het hoesten hield op.

‘Hij verslikte zich alleen maar hoor.’ Ze bood me een sigaret aan.

‘Nee, dank je,’ zei ik.

‘Wat jij wilt,’ zei Julie. Ze stak haar sigaret op. ‘Pak jij die fles Safari?’

Ik stak mijn hand onder de deken.

‘Pgfffffrrrrrrrahaha,’ zei Jonas.

‘Ouwe viespeuk!’ grinnikte Julie.

We dronken de zoete, kleverige drank. Het leek wel niet aangelengde siroop.

‘Gewoon doordrinken,’ zei Julie. Ze goot ook een beetje uit de fles in het blikje van Jonas en gaf hem een slokje.

Uit haar binnenzak haalde Julie een plastic kokertje.

‘Wil je ook een trekje?’ zei ze, terwijl ze de joint opstak. Het kokertje gooide ze bij alle andere rommel in de vijver.

Nieuwsgierig nam ik een trekje. Ik voelde niks. Ik nam er nog een. ‘Je moet het zo lang mogelijk binnen houden, zei Julie, dan werkt het het beste.’

Mijn hoofd zat vol watten. Het leek alsof er een warme dikke deken over me heen gelegd werd.

‘Voel je hem nu?’ vroeg Julie. Ze kreeg de slappe lach.

‘Awa, awa,’ riep Jonas plotseling.

‘Wil jij ook?’ Julie stopte het uiteinde van de joint in Jonas’ mond en moest nog harder lachen. ‘Kiek ‘m dan!’

Mijn wattenhoofd leek groter en groter te worden, het groeide uit tot iets enorms. Stotterend probeerde ik aan Julie uit te leggen wat er aan het gebeuren was. Julie giechelde alleen maar en ze aaide over mijn haren.

We keken een tijdje in stilte naar het water. Kikkerdril lag als een velletje over het oppervlak heen. Zou het blijven plakken aan mijn vingers, net als de vellen op gekookte melk. Ik had zin om het in zijn geheel eraf te trekken.

‘Niet doen gek!’ Julie trok me bij de rand van de vijver weg.

‘Hier, neem wat wokkels.’

Ze trok een zak open.

Ik ging weer op het bankje zitten, naast Jonas, en at wokkel na wokkel op, in een vast ritme. Kraak, kraak, kraak.

‘Weet je dat Mama daar niet tegen kan?’ zei ik, ‘Mama wordt helemaal gek als ik chips eet met mijn mond open.’

‘Dat is nou juist het lekkerste!’ zei Julie. ‘Chips moét je met je mond open eten. Het gaat om de kráákervaring!’

Ik moest lachen. Julie lachte mee.

‘Toch Jonas?’

We keken Jonas verwachtingsvol aan. Zijn hoofd hing nog een beetje schuiner.

‘Hij is stoned,’ zei Julie.

Het begon te schemeren. De watten losten langzaam op. Ik kon weer denken. Hoe laat is het eigenlijk? Vroeg ik aan Julie.

‘Fuck!’ zei ze geschrokken, ‘Jonas moest om vijf uur terug zijn.’

‘Ga jij maar vast naar huis,’ zei Julie toen we bij de ingang van het tehuis stonden, ‘Dat is het beste.’

‘Wat moet ik dan tegen mama zeggen?’

‘Weet ik veel, dat is jouw zaak,’ zei ze. ‘Ik ga zo nog even langs bij Jaap’

‘Wie is Jaap?’ vroeg ik.

‘Mijn vriendje,’ zei ze, ‘hij is tweeëndertig.’

‘O,’ zei ik alleen maar.

‘En hij heeft een coffeeshop,’ ze knipoogde. ‘Ik neem je wel een keer mee.’

Ik wist niet of ik daar wel zin in had.

‘Maar vanavond gaan we neuken,’ zei ze.

‘Awa, awa,’ zei Jonas.

‘We hebben al twee maanden verkering,’ zei Julie.

‘Ok,’ zei ik. ‘Dan ga ik maar naar huis.’

Ik gaf Jonas een aai over zijn wang.

‘Dag Jonas, het was fijn je te leren kennen.’

‘Volgende week weer?’ vroeg Julie, ze keek me hoopvol aan.

‘Is goed,’ zei ik. ‘Tot vanavond?’

‘Of niet,’ zei Julie over haar schouder en ze duwde Jonas door de schuifdeuren heen, zijn eigen wereld binnen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,