papieren helden

FB

Schuilhuisje

Ik kijk naar de twee bruin-witte haarbolletjes in de kartonnen doos op mijn schoot. Ik wil ze optillen en knuffelen, met mijn neus in hun vacht, hun geur opsnuiven, fluisteren dat ze niet bang hoeven te zijn en dat we van ze houden, maar ze moeten rustig aan ons wennen, zeiden ze in het asiel.

‘Hoe zullen we ze noemen?’ De namen Polly en Donna schieten me te binnen en ik ben bang dat jij met iets ouderwets als Aaf en Truus komt. ‘Mike en Evander natuurlijk.’ Je houdt je blik op de weg gericht.

‘Mike en Ivanda?’

‘E-van-der.’ Je zet je stem op die je altijd gebruikt als je anderen wilt overtuigen dat je vloeiend Engels spreekt.

‘Evander?’

Je zucht. ‘Mike Tyson en Evander Holyfield. De boksers. Het afgebeten oor.’

De kleinere cavia zit roerloos in een hoek van de doos. Het oortje waaruit een hap is genomen heeft een rafelig randje.

‘Ik heb het live gezien,’ ga je door. ‘Op tv. Ben er speciaal voor wakker gebleven.’

Ik wist niet dat je ooit naar boksen keek. Op jouw lijst in ons Netflixaccount staan alleen maar natuurdocumentaires, weet ik.

‘Het zijn zeugjes,’ zeg ik.

We halen een vrachtwagen in. En nog een. Ik hou de doos met de cavia’s stevig vast. Dat doe je niet vaak, vrachtwagens inhalen. Meestal worden wij ingehaald, maar je hebt waarschijnlijk haast want je moet over een halfuur weer achter je laptop zitten voor je volgende vergadering. Waarom zei je vanochtend niet gewoon tegen je collega’s dat je naar het dierenasiel ging om twee cavia’s te adopteren en dat het misschien wat later kon worden?

Ik pak mijn mobiel en googel, terwijl ik de doos goed blijf vasthouden, Mike Tyson, Evander Holyfield, oor. Het was op 28 juni 1997. Ik zat toen in groep 3. Jij was net een paar jaar getrouwd, Femke lag waarschijnlijk al te slapen, Joris was nog niet geboren. (Of misschien keek Femke ook mee, niet omdat ze van boksen hield, maar omdat jij ernaar keek en het haar niet uitmaakte – je vergeleek haar een keer met een courgette, dat weet ik nog, ik dacht dat je de vorm bedoelde, maar je legde uit dat de kracht van de courgette in zijn eigen smakeloosheid zit en hij zich aan elke smaak kan aanpassen, dat je hem dus aan bijna elk gerecht kan toevoegen zonder dat het een verschil maakt: in een risotto, alle wok- en roerbakgerechten, quiche, pastasaus, pizza, soep, salade, stamppot, lasagne, ovenschotels, zelfs in chocoladesoufflé, brownies en bananenbrood. Dat doe je altijd als je iets uitlegt, eindeloze opsommingen van irrelevante details hoewel je je punt allang hebt gemaakt.) Ik zie voor me hoe je licht onderuitgezakt in een donkere woonkamer op de bank zat, een blikje Heineken in je hand, het volume van de tv iets zachter om Femke niet wakker te maken. Hoe je toekeek toen de ene man een stukje van andermans oor afbeet en het vervolgens op de grond spuugde.

Ik aarzel even of ik op de link zal klikken om de beelden op YouTube te bekijken, scrol dan verder door het artikel en lees dat het gevecht pas beëindigd werd nadat Mike Tyson ook nog een hap uit Evander Holyfields andere oor wilde nemen. En dat een schoonmaker het afgebeten stukje oor later in de ring vond. Hij wikkelde het in zijn latex handschoen en liep ermee naar de kleedkamer van Evander Holyfield, waar diens coach het in een emmer met ijs deed. Op een of andere manier raakte het stukje oor in de ambulance onderweg naar het ziekenhuis van Las Vegas kwijt en werd het nooit meer teruggevonden. De wond werd met acht hechtingen gehecht. Tegelijk met het verdwijnen van het stukje oor plette jij waarschijnlijk met je handen je lege bierblikje, gooide het in de vuilnisbak, poetste je tanden (floste je in die tijd ook al elke avond minutenlang of kreeg je pas rond je zesenveertigste last van terugtrekkend tandvlees, in dezelfde tijd dat je je eerste leesbril kreeg en de kale plek op je hoofd zo groot werd dat je hem niet meer kon negeren?) en kroop toen bij Femke in bed. Misschien werd ze wakker en hadden jullie nog seks. Niet zoals wij, maar saaie courgetteseks. Je vertelde een keer dat jullie seksleven pas na Joris’ geboorte volledig indutte.

Terwijl ik onder in de groentela van de koelkast de inmiddels slappe wortels vind die we al sinds een week voor de cavia’s hebben klaarliggen, rommel jij in de krat met oud papier.

‘Moet je niet je vergadering in?’

‘Ze hebben eerst een schuilhuisje nodig.’

‘Jij zou dat toch regelen?’

Toen we de to-dolijst voor de caviavoorbereidingen maakten en de taken verdeelden voelde het alsof we een babykamer gingen inrichten. Ik kon niet meer stoppen met glimlachen.

‘Ze krijgen een keurig geüpcycled huisje.’ Je trekt de platgevouwen verpakking van je nieuwe noise-cancelling koptelefoon uit het oud papier. Ik was jaloers toen je hem deze week van je werk kreeg nu duidelijk is geworden dat jullie nog voor de rest van het jaar grotendeels vanuit huis gaan werken. Je vouwt de verpakking weer in zijn oorspronkelijke vorm en knipt er met de keukenschaar een opening in. Door de mat-zwarte doos met daarop in witmetallic Sennheiser lijkt het schuilhuisje op een miniatuur Berlijnse nachtclub. Ik pak het huisje uit je hand om het in de kooi te zetten zodat jij naar je meeting kunt.

‘Nooit van boven over het hok leunen.’ Je houdt mijn arm vast. ‘Cavia’s ervaren alles wat van boven komt als bedreiging, je weet wel, buizerds, haviken, boomvalken, sperwers-’

‘Hoe weet je dit allemaal?’ Ik wist niet dat er ook cavia’s in de natuurdocumentaires voorkomen die je kijkt. Misschien heb je de laatste weken levendige discussies met twaalfjarige kinderen op caviaforums gehad terwijl ik dacht dat je online het FD zat te lezen.

‘Joris had ook cavia’s.’

Ik herken de trotse en tegelijkertijd licht bedroefde toon waarop je over je zoon praat. Als je hem op LinkedIn, Instagram of Facebook checkt en dan zoiets zegt als: ‘Kijk, volgens mij heeft Joris een nieuwe vriendin’, of ‘Leuk, Joris doet zijn afstudeerstage bij Vreugdenhil’ en dan na een tijdje googelen: ‘Wist je dat dat een van Neerlands grootste producenten van melkpoeder is?’

Je loopt naar de keukentafel en klapt je laptop open. Ik zet het Sennheiser-huisje behoedzaam in de kooi, ik voel hoe je blik me volgt over je scherm. Je knikt me aanmoedigend toe.

Ik vraag me af of Joris ook de doos met de cavia’s mocht vasthouden op weg naar huis. Ik dacht dat de cavia’s iets van ons waren, iets wat je alleen met mij deelt. Niet zoals ons bed, dat je samen met Femke hebt gekocht, waar jullie waarschijnlijk naast elkaar in de showroom in hebben gelegen en dingen zeiden als: ‘Vind je de matras niet een beetje hard, schat?’

‘Ach, zo’n boxspring gaat makkelijk dertig jaar mee,’ zei je toen ik een keer voorzichtig over een nieuw bed begon.

Of onze diepvries, die zo groot is dat hij verraadt dat jullie eigenlijk nog meer kinderen wilden en waarin ik een keer bij het ontdooien helemaal achter in de onderste la nog een ziplock-zakje bleekgroene verschrompelde korreltjes vond, met op het etiket in Femkes keurige handschrift Doperwten 20/07/05. Dat is mooi meegenomen, dacht je waarschijnlijk toen de diepvries met inhoud en al in de verhuiswagen werd geladen. Zijn brommend geluid viel me al de eerste keer op dat ik hier was. Toen ik bij je introk zei je dat ik er wel aan zou wennen en dat Femke en jij hem na een paar weken niet meer hoorden. Dat herhaal je elke keer als ik over het gebrom begin. Een keer zei je ‘wij hoorden hem al na twee weken niet meer’ en vergat je even dat jij en ik nu ‘wij’ zijn.

Of die keer dat we vanuit Normandië terugreden. Jij had ineens zin in vis en reed van de snelweg af. Dat we bij het eerste dorp toevallig een visrestaurant vonden dat ook nog eens een grote parkeerplaats had waar we makkelijk met de caravan konden parkeren. Dat je voorstelde de visschotel met tong te bestellen, als afsluiting van de vakantie omdat we thuis weer alleen vegetarisch zouden eten, en ik tijdens het eten dacht dat ik dit moment voor altijd zou herinneren omdat het zo perfect was. Pas bij het toetje vertelde je terloops dat je er vroeger met Femke ook al gegeten had. ‘De porties waren toen nóg groter,’ zei je.

‘Je hebt me nooit verteld dat Joris cavia’s had.’ Ik dacht dat ik je inmiddels zou kennen, maar je bent als een Netflixserie waar ik halverwege seizoen drie ben ingestapt en ik maar af en toe onsamenhangende, dertig seconden durende terugblikken te zien krijg. ‘Huisdieren zijn goed voor kinderen. Dan leren ze wat het betekent om verantwoordelijkheid te nemen en worden ze sneller volwassen.’ Je zet je koptelefoon op, zwaait naar je collega’s en mompelt excuses dat je iets later bent.

Sinds je de nieuwe koptelefoon gebruikt volg ik alleen nog jouw kant van de vergaderingen, waardoor ik nog meer afgeleid word omdat ik de rest van de gesprekken zelf in moet vullen. Soms schrik ik omdat je zo lang niets zegt dat ik weer vergeten ben dat je in een overleg zit, en dan roep je ineens vanuit het niets zoiets als: ‘Goed punt, Menno, ik zal het dinsdag in de stuurgroep nog een keer aankaarten.’ Ook mis ik Guido, je collega met de slechte grappen en de nasale stem – nu hoor ik alleen je licht geforceerde lach af en toe. En dan denk ik: daar heb je Guido weer. Ik beeld me in dat ik aan je stem kan horen wanneer je met een van de stagiairs praat.

Dan zet je een vaderlijke, geduldige en tegelijkertijd geïnteresseerde toon op en moet ik aan onze eerste date denken, de dag nadat je bij ons in de winkel stond. Hoe jij maar bleef doorvragen over mijn studie, over opgroeien in Hellevoetsluis – jij leek oprecht geïnteresseerd en keek me niet zo aan als andere Amsterdammers die altijd verwachtten dat ik de weg kwijtraakte in de grote stad of regelmatig met mijn voorwiel in de tramrails bleef hangen – over het verschil tussen ashtanga-, hatha- en yinyoga, alsof er geen boeiender onderwerp was. En dat ik bij jou in tegenstelling tot andere mannen niet het gevoel had dat zich in jouw hoofd bij het woord ‘yoga’ meteen een film afspeelde met mijn lichaam in de meest acrobatische standjes. En dat je me op dezelfde toon later, nadat ik net nogal onhandig mijn roestige kettingslot had geopend en mijn fiets uit het fietsenrek had getrokken, vroeg of je me mocht zoenen.

‘Wat zei je?’ antwoordde ik omdat ik dacht dat ik je verkeerd had verstaan en dat je eigenlijk een opmerking over mijn fiets had gemaakt. Dat kwam misschien ook omdat je naar mijn achterwiel keek en niet naar mij. Ik weet niet wat ik verwacht had, maar ik was verrast over hoe je zoende. Het was alsof ik een oude halve reep hazelnootchocola onder in mijn rugzak vond, er een stuk afbeet en erachter kwam dat het niet hazelnoot maar knettersuiker was. Ik wilde het liefst meteen met je naar huis fietsen, maar jij zei gedag, zoende me weer, zei dat je al uitkeek naar de volgende keer en fietste toen de andere kant op.

‘Als Femke een courgette is, wat ben ik dan?’ vroeg ik.

‘Vergeleken met haar ben jij een bos verse koriander. Je neemt er maar een klein beetje van en voor je het weet smaakt alles ernaar.’

Gelukkig weet ik dat je koriander wel lekker vindt.

Je zwaait naar je laptop. ‘Dág. Tot morgen.’ Je bent nog steeds zo opgetogen als in de eerste week thuiswerken, vol verwondering dat je je collega’s via het scherm kunt zien en dat ze terugzwaaien. Ik moet dan elke keer aan de beelden op tv denken waarin ouderen in verzorgingshuizen voor het eerst een iPad in handen gedrukt kregen om met hun kinderen en kleinkinderen te videobellen. Het leek alsof ze dachten dat ze een fotolijst vasthielden en schrokken toen de foto ineens praatte en zwaaide.

‘Laat mij maar.’

Ik heb je niet horen opstaan. Je pakt de wortel uit mijn hand. ‘Je moet ze de ruimte geven om zelf de eerste stap te maken.’ Je hurkt heel langzaam neer (ik weet niet of dat door je stijve knieën komt of dat je dat expres doet om de cavia’s niet te laten schrikken), houdt de wortel met enige afstand voor de deur van het Sennheiser-huisje en wacht. Ik kijk naar je kale hoofd. Het middelpunt van je kruin glimt het meest, daar waar de kale plek ooit begon. Ik stel me voor dat het een perfecte cirkel was, alsof hij met de passer was getrokken, en dat hij zich elke dag een millimeter uitbreidde. Ik weersta de neiging om mijn wijsvinger op het glimmende middelpunt te zetten.


Dit is het tweede hoofdstuk uit de debuutroman Schuilhuisje van Lena Kurzen die op 27 februari 2024 verschijnt. Een eerdere versie van het eerste hoofdstuk verscheen in september 2020 als kort verhaal Ik wou dat we kinderen hadden in de editie Streng van Papieren Helden.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,