papieren helden

FB

Sabbatical

Maandag.
Ik lig op het kleed dat net iets te klein voor me is en denk aan de vergadering waarin ik uitlegde dat ik een jaar onbetaald verlof wilde. Voor persoonlijke ontwikkeling en nieuwe ervaringen. Over die verwoording had ik zorgvuldig nagedacht. De grassprietjes kriebelen aan mijn blote voeten. Boven me een zwerm muggen. Of zijn het vliegen? Ik had op het grote veld moeten gaan liggen en niet hier aan het water. Naast me mijn tas met een fles rosé, een kurkentrekker (dankjewel dat je me eraan herinnerde) en een jas voor als het later kouder wordt. Ik kijk op mijn mobiel. Fabienne zou er elk moment moeten zijn. Ik swipe een herinnering van een stuurgroepoverleg weg en verwijder mijn werkagenda.

Ik denk aan het kaartje dat ik van mijn collega’s kreeg waarin ze me veel plezier wensten. Pas vanochtend toen ik hem op het kastje in de woonkamer zette zag ik dat er op de achterkant een kleine PS stond: We horen na afloop graag hoe je nieuw verkregen inzichten kunnen bijdragen aan een betere bedrijfsvoering hier bij SCS. Ik vraag me af of ik na mijn sabbatical nog weet waar die drie letters voor staan. Was het iets met systems? Of supply chain? Mijn mobiel trilt. Even denk ik dat ze op het laatste moment af gaat zeggen, stel me voor dat ik met de fles in de hand en mijn kleed onder mijn arm naar de meiden zou gaan die verderop liggen en af en toe mijn kant op kijken. Nee, het is een berichtje van jou. Je wenst me veel plezier. De spanning in mijn buik mengt zich met een warm gevoel. Het liefst zou ik je nu willen omhelzen.

In de verte zie ik iets kleurrijks wapperen. Dat moet Fabienne zijn. Ze zwaait wild met haar armen. Op haar profielfoto’s vond jij haar er nogal zweverig uitzien. Je zoomde in op haar gezicht. ‘Maar ze heeft wel een mooie glimlach,’ zei je.

Ik richt me op en hef mijn hand. O nee, ik lijk wel iemand die bij SCS werkt en op de gang een collega groet. Ik zwaai zo uitgelaten mogelijk, ook met de andere arm erbij, net als een drenkeling op een reddingsvlot.

Dinsdag.
Ik ben laat, ik zie Bas al zitten. Hij bestudeert de menukaart. Ik haast me naar binnen. Eigenlijk was ik op tijd, maar bij het op slot zetten van mijn fiets appte Fabienne, omdat we elkaar al bijna twintig uur niet gezien hadden. Toen ik gisteravond thuis kwam, sliep je al en appte ik nog een halfuur met haar op de bank in de woonkamer. Daarna kroop ik voorzichtig bij jou in bed. Hoe het was, vroeg je slaperig.

‘Erg leuk,’ fluisterde ik.

‘Mmm,’ zuchtte je, en ik hoorde dat je glimlachte. Je begroef je gezicht in de kromming van mijn nek en ademde diep in. ‘Je ruikt nog naar haar,’ zei je.

‘Wil je dat ik ga douchen?’ Ik richtte me halfhartig op, ik wist al dat je me zou terugtrekken.

Bas kijkt op van de kaart, hij heeft duidelijk meer rimpels en minder haar dan op zijn foto’s.

‘Een man dus,’ was je enige commentaar op hem, en je zei het met een intonatie die in het midden liet of het een vraag was.

Bas is goed in pauzes tussen de woorden. Eigenlijk praat hij vooral in af en toe onderbroken stiltes. Hij komt over als iemand die je alles maar één keer hoeft te zeggen. Jij zou hem ook wel leuk vinden. Ik bestel een witbier, hij een pils.

‘Mijn partner … houdt ook van witbier,’ zegt hij op feitelijke toon.

Omdat híj zo stil is, praat ik veel. Ik vertel over jou, de poes, onze vakantieplannen. Dat klinkt als iets wat ik ook bij de kapper zou vertellen, maar met Bas is het anders. Hij luistert aandachtig, waardoor het gesprek meteen diepzinnig voelt. Hij knikt, en op precies de juiste momenten stelt hij een open vraag, en hoor ik me ineens dingen zeggen die ik normaal alleen met jou zou delen. Ik wil je zo snel mogelijk alles hierover vertellen, wil hem het liefst meenemen naar huis zodat jullie elkaar kunnen ontmoeten. Dat hij dan tussen ons in op de bank zit in die spleet waar meestal de poes ligt. En dat we dan zijn bovenbenen aaien.

‘Mag ik je … zoenen?’ vraagt hij als we later bij de fietsen staan.

Zonder het te weten had ik die van mij naast de zijne geparkeerd. Hij zoent zonder pauzes, en ik denk aan jou.

Woensdag.
Vera heeft een Duits accent, zelfs al als ze ‘hoi’ zegt. Samen met haar bril en haar strakke paardenstaart geeft dat haar iets strengs, bijna op het karikaturale af. Alsof we in de beginscène van een slechte porno zitten en ze straks een zweep tevoorschijn tovert en me bevelen gaat toesnauwen.

‘Ik heb vijfenveertig minuten,’ zegt ze en zet haar handtas op tafel.

Om hier af te spreken tijdens haar lunchpauze, was de enige optie gezien onze agenda’s. De jongen achter de bar kent haar, ze komt hier altijd voor de vrijdagmiddagborrel met haar collega’s. Ze geeft me een compliment over mijn trui, die ik van jou cadeau heb gekregen, aait zelfs even over de zachte stof. Ze wil alles over mijn sabbatical weten, ooit wil ze zoiets ook doen. Om haar horizon te verbreden, wat met een Duits accent veel minder vaag klinkt. Ik vertel over Fabienne, Bas en mijn plannen voor de komende tijd. En over jou en de poes natuurlijk.

Haar ogen stralen als zij over haar twee grasparkieten vertelt. Ik stel me voor hoe ze na het werk thuis haar haar losgooit, een joggingbroek aandoet, met de vogels op haar schouder op de bank gaat zitten en ze vertelt hoe haar dag was. In het Duits. En dat zij dan terugpraten. We drinken koffie en ze schuift haar koekje naar me toe. ‘Ik eet geen tussendoortjes.’

Veertig minuten later zoenen we naast een regenpijp bij de achteringang van haar kantoor. Dan stopt ze abrupt, pakt haar toegangspasje dat met een trekkoord en een clip aan haar broek vastzit, veegt een losgekomen haarsliert uit haar voorhoofd, knikt me een laatste keer toe en verdwijnt door de deur.

Donderdag.
‘Laat je armen gestrekt en duw je vanuit je benen omhoog.’

Ik voel Jo achter me naar mijn billen in mijn te strakke sportbroek kijken. Mijn hele lichaam trilt.

‘Probeer te ontspannen. Je bent maar een meter hoog, als je valt gebeurt er niets.’

Ik wil niet aan vallen denken, niet naar beneden kijken.

Jo wilde graag iets actiefs doen.

‘Klimmen?’ Jij keek me ongelovig aan toen ik je erover vertelde. Je wist niet dat ik dat leuk vond, zei je. En dat wij dat ook een keer samen zouden kunnen doen.

Als ik weer met twee voeten op de grond sta is het mijn beurt om naar Jo’s billen te kijken terwijl die alsof de zwaartekracht niet bestaat tegen een overhangende muur omhoog danst. Net een aap. Mijn ogen gaan van Jo’s billen naar diens bovenarm- en schouderspieren. De schijnbaar nonchalante tanktop is vast een bewuste keuze geweest. Pas als we aan de bar zitten voel ik dat ik weer normaal kan ademen en dat mijn knieën niet meer trillen.

‘Zullen we straks misschien nog naar jou gaan?’ vraag ik tussen twee slokken IPA in.

‘Ik moet heel even met mijn partner overleggen, dat hebben we zo afgesproken.’ Jo loopt in richting van de kleedkamers en belt met een geconcentreerde gezichtsuitdrukking.

Ik moet aan jou denken, pak mijn telefoon, typ dat klimmen inderdaad niets voor mij is en dat ik waarschijnlijk pas laat terug ben. Jo steekt een duim op en komt met verende pas en stralende ogen terug. Ik druk op verzenden.

Vrijdag.
Spierpijn, ik draai me om, luister naar je ademhaling en denk aan Jo die gisteravond zei vandaag ook weer te gaan boulderen, want zo heet het, niet klimmen. Écht boulderen, stel ik me zo voor, niet met een beginner als mij erbij. Ik zoen je voorzichtig wakker. Je glimlacht nog voordat je je ogen opent.

Als ik je een paar minuten later over mijn spierpijn vertel, vraag je me waar precies, en begin je op mijn onderrug zittend mijn schouders en mijn bovenrug te masseren, zoals alleen jij dat kunt. Ik hoor mezelf zuchten, ik wil niet dat je stopt, maar we weten allebei dat je wekker straks gaat.

‘Zie ik je vanavond?’ fluister je als je weer naast me komt liggen.

‘Nee, sorry, ik ga pizza eten met … eh …’ Ik kom niet op haar naam.

Je lacht.

‘Jessica,’ zeg ik snel. ‘Ik had het in onze agenda gezet.’

‘Jessica? Was dat die met de windhonden?’ vraag je, met gefronste voorhoofd.

‘Nee, die met de woonboot.’

‘Ah ja.’ Je knikt.

‘Maar morgen en zondag heb ik vrijgehouden voor óns, het hele weekend,’ zeg ik en probeer ‘ons’ zo te laten klinken alsof er geen twijfel over bestaat dat ik daarmee altijd jou en mij bedoel, ook al kunnen er natuurlijk nieuwe onzen ontstaan. Je wekker gaat.

‘O, dan heb ík al andere plannen.’ Je doet hem uit, zwaait je benen opzij, en richt je op. ‘Ik heb het in onze agenda gezet.’

Voordat ik iets kan zeggen ben je al opgestaan en de badkamer in verdwenen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,