papieren helden

FB

Kwie kwie

Met zijn duim en wijsvinger woelt hij door de zwarte aarde in het papieren zakje en haalt er voorzichtig een pier uit, zorgend dat deze niet beschadigd raakt. Hij rijgt de pier half aan een haak en geeft mij een teken dat ik mijn haak in het water kan laten zakken. Vervolgens rijgt hij ook een pier aan zijn haak en laat deze in de kreek zakken.

Bij een minder sterk begroeide plek langs de kreek hebben we post gevat. Pa is gekleed in een grijs hemd, blauwe jeans en laarzen. Ik draag een shirt met lange mouwen, een joggingbroek en gympen. Ik heb een pet meegenomen voor het geval de zon fel wordt. Pa draagt een buckethat met een camouflagemotief.

Aan het eind van de kreek staat een enorme Kankantrieboom, die onze verrichtingen gadeslaat als een aasgier. Soms ben je zo bezig met de beslommeringen van de dag dat je vergeet rust te nemen en te waarderen. Vissen dwingt je daartoe. Het vraagt dat je rustig wordt en je omgeving in je opneemt, terwijl je wacht op beet. Je neemt alles in je op en beseft hoe onbelangrijk sommige dingen zijn. Langzaam zien we de zon opkomen. Het geluid van de krekels wordt ingeruild voor dat van de vogels. Ik kan de dauw ruiken, fris en scherp. Pa reikt mij een thermoskan met koffie aan. Ik schenk een kopje in.

Het is al een maand uit tussen Melissa en mij. We hadden meer dan zeven maanden verkering. Op een gegeven moment vond ze me saai. Ze vond dat ik te veel met kunst bezig was en nauwelijks tijd voor haar had. Maar wanneer ik haar vroeg om naar de bioscoop te gaan of naar een expositie, vond ze dat niet interessant. Ik moest weer wennen aan alleen zijn. De eerste dagen na onze breuk kon ik nauwelijks eten. Ik wilde niets doen. Niet tekenen of schilderen. Ik miste haar krullend haar, haar bruine ogen en bolle wangen. Wanneer ze lachte, kreeg ze kuiltjes in haar wangen. Ik zat na school de hele tijd op de bank naar tv te kijken, maar dacht alleen aan wat ik beter had kunnen doen om haar bij me te houden. Mijn moeder vond dat ik in het weekend met mijn vader kon gaan vissen. Dat zou helpen om mijn gedachten van Melissa af te leiden. Eerst wilde ik niet, maar het was of met mijn vader gaan vissen of het hele erf schoonmaken.

Mijn vader gaat elke maand vissen. Vroeger ging hij met zijn vrienden. Ze vertrokken 's morgens vroeg, terwijl wij nog sliepen, en kwamen laat in de avond terug, moe en vies. Maar hij wees dan trots naar de koelbox met de vis die hij had gevangen. En bijna de hele week maakte mijn moeder iets met vis klaar: gebakken vis, gestoofde vis, visballen en vissticks. Na die week kon ik geen vis meer zien of ruiken. Maar toen een van zijn vrienden, Sunil, overleed, stopte de groep met de vistrips. Mijn vader ging toen alleen.

Wij gingen er ook vroeg op uit. Ik moest al om vier uur opstaan. Pa had de avond ervoor alle spullen in de auto klaargezet. We vertrokken om half vijf. We kwamen nauwelijks andere auto’s tegen op de weg naar Saramacca. Op de radio klonk een mix van nieuwe liedjes, de nieuwste van Katy Perry en Taylor Swift, en golden oldies van Freddy Fender en Charlie Pride. De laatste ken ik van mijn grootmoeder, die ze grijs draaide op zondagmorgen. Ik dommelde af en toe in en droomde soms heel even over Melissa; dat we langs de Waterkant liepen om saté te halen bij oom Re. En dan schrok ik weer wakker. Ik betrapte mezelf erop dat ik door wilde met de droom, maar kon dan de slaap niet meer vatten.

‘Je moet opletten. Als je dobber beweegt, trek je langzaam om te voelen of er iets heeft gebeten. En als je lijn strak wordt, trek je hem eruit,’ zegt hij.

Ik trek de lijn uit het water. De pier is deels opgegeten. Ik laat de haak weer langzaam in het water zakken. Het begint warm te worden; ik voel het zweet over mijn lichaam glijden en mijn shirt wordt steeds vochtiger.

‘Hoe gaat het op school?’

‘Het gaat wel.’

‘Je gaat zeker over?’

‘Jawel.’

‘Zonder onvoldoendes?’

‘Tja, natuurkunde bezorgt me wel kopzorgen, maar ik denk dat ik met een afgeronde zeven wel over ga.’

‘Mooi.’

Ik knik.

‘En je wil zeker met kunst verder.’

Ik schud mijn hoofd.

Mijn vader kijkt me even aan en staart daarna naar de verte. Ik weet niet of hij tevreden is met wat ik verder wil doen met mijn leven, maar in elk geval maakt hij er geen probleem van.

Mijn vader deed vroeger veel met mij toen ik klein was. Maar toen ik op de middelbare school kwam, kreeg ik het druk met andere dingen, zoals schilderen. Hij kreeg het ook druk met zijn werk als arts. Soms mis ik die tijd wel, zoals de vakanties waarin we vliegers oplieten of samen zwommen in Torarica. Wij tweetjes alleen. En dan vertelde hij me over zijn studententijd of wat hij meemaakte op de poli.

‘Je dobber, trek, trek!’ Pa wijst naar mijn dobber, die steeds dieper het water in wordt getrokken.

Ik pak mijn hengel en trek de lijn met kracht uit het water. Een joekel van een kwie kwie zit eraan vast. Hij spartelt aan de kant.

Mijn vader pakt hem op en zet hem in de speciale koelbox. ‘Is een mooie,’ zegt hij lachend.

Ik knik.

Zijn hengel heeft ook beet en hij trekt nog een kwie kwie uit het water. Die gooit hij ook in de koelbox, en binnen de kortste keren heeft hij weer pieren aan de haken geregen. We laten ze opnieuw in het water zakken.

‘Mis je het vissen met de anderen?’ vraag ik.

Papa kijkt me eerst aan en dan in de verte.

‘Sunil maakte overal grappen over, behalve over het vissen. Daar was hij bloedserieus over. Tijdens het vissen mochten we niet praten. Als we dat toch deden, ging hij een eind verderop alleen vissen. Maar aan het eind zorgde hij weer voor de gezelligheid.’

‘Mis je hem?’

‘Ik mis onze kameraadschap. Hij was blijkbaar de lijm die ons bij elkaar hield. Want na zijn overlijden wilden de anderen niet meer vissen.’

‘Maar jij wel?’

‘Het brengt me tot rust, merk ik. De wereld om ons heen is chaotisch. We leven in de illusie dat we controle hebben over zaken, maar dat hebben we niet. Tijdens het vissen dwing ik mezelf om te genieten van de rust. Van de omgeving. Van de natuur. Van de frisse lucht. Van de stilte.’

Ik kijk mijn vader aan. Hij ziet er werkelijk kalm uit. Mijn dobber beweegt weer. Ik trek hem eruit. Weer een kwie kwie.

‘Je doet het goed.’

‘Ik doe helemaal niks. Ik zet het aas in het water en trek de vis er alleen maar uit.’

‘Nee, je let op en trekt de vis op het juiste moment eruit.’

Terwijl mijn vader dit zegt, heeft hij alweer een pier aan de haak geregen. ‘Ondanks dat ik als arts elke keer in de poli geconfronteerd word met het vergankelijke, wen ik er nog steeds niet aan. Het maakt mij soms bang. Je moeder, jou, je zusje te verliezen. Soms voelt die angst beklemmend. Maar dan motiveren jullie mij steeds weer om het beste uit mezelf te halen.’

Ik glimlach.

‘Ik kan me herinneren toen je werd geboren, hoe onzeker ik was. Hoe moest ik een vader zijn? Zou ik het wel goed doen? Mijn eigen vader heeft mij niet wegwijs gemaakt. Hij was er niet, dus moest ik gaandeweg gokken of ik zaken goed aanpakte. Ik vraag me nog steeds af of ik het goed doe. Of ik niet meer tijd met jullie moet doorbrengen. Maar alles is duur en ondanks mijn artsensalaris redden we het nog net.’

‘Je doet het goed.’

‘Zeker.’

‘Ja, je bent er.’

Mijn vader kijkt naar me en lacht.

‘Ik weet dat het zwaar aanvoelt, je eerste intense relatie nu verbroken. Maar je zult wel iemand vinden die je accepteert voor wie je bent, en samen zullen jullie het leuk maken.’

‘Het voelt alsof ik gefaald heb.’

‘Het leven is puzzelen. Voor ik je moeder leerde kennen, had ik een vriendin, Priscilla. We hadden vier jaar een relatie. Ik zag een hele toekomst met haar. Maar toen ging ze vreemd met Robert, mijn beste vriend destijds. Ik viel in in zwart gat. Ik werd van de universiteit afgeschreven en woog nog maar vijftig kilo. Toen ontmoette ik je moeder bij een tentoonstelling in het Nationaal Archief Suriname. Ze was deel van de organisatie. Ik weet nog de grap die ze maakte toen ik haar sprak: “Ik hou van geschiedenis, dus onthoud wat je tegen me zegt, want ik kan het in de toekomst tegen je gebruiken.” Ze liet me weer lachen. We hebben het ook niet makkelijk gehad met onze relatie, maar ik kan me niet iemand anders voorstellen met wie ik het leven wil delen. Maar geniet ook van het vrij zijn. In het leven kan je niet alles hebben. En als je wilt praten, ben ik er voor je.’

Mijn dobber beweegt weer. Ik trek eraan en haal weer een stevige kwie kwie eruit. Het wordt vanmiddag kwie kwie met massala.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,