papieren helden

FB

Rimpeling I


Al een tijdje wilde ik een echte Escher kopen om me de gevoelens van een verzamelaar te kunnen voorstellen. Ik heb twee keer geboden op de oude olijfboom op Corsica. Een halfjaar later heb ik geprobeerd de San Gimignano-prent uit 1923 te kopen. En een keer Boven en onder, maar steeds was de hamerprijs hoger dan mijn – al te ver opgerekte – budget. Nu, op de laatste veiling van een veilinghuis in Haarlem, zijn er twee versies van Rimpeling te koop. Een mooie, die hoger is getaxeerd, en een bruinige lelijke met een lagere richtprijs. Ik denk wel kans te maken op die goedkopere. Die prijs zal waarschijnlijk niet te hoog worden omdat goede verzamelaars liever het gavere blad zullen willen bezitten.

Een paar maanden eerder had ik mijn Escherprenten, die ik door erfenissen in mijn bezit heb, laten restaureren door Kees Bitter, de gepensioneerde papierrestaurator van het Haags Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum Den Haag). Kees heeft alle Escherprenten wel eens onder handen gehad. Hij weet precies wanneer oom Mauk welk papier heeft gebruikt, waar het vandaan komt, wat de eigenschappen zijn. Een grotere vakman kom je zelden tegen.

Kees is de man van wie je hoopte dat hij je grootvader was. Hij is zachtaardig, geïnteresseerd, attent en fijngevoelig. Zijn stem en dictie lijken in de verte op die van oom Mauk van de filmpjes op internet. Hij houdt van het werk van M.C. Escher; de ware liefhebber kan je herkennen aan de liefde voor het werk van zijn leermeester. Kees heeft de prachtige Aronskelken van Samuel Jessurun de Mesquita hangen.

Ik had al eerder foto’s naar Kees gestuurd van prenten die ik op het oog had en nu dus ook van de ‘lelijke’ Rimpeling. Kees geeft groen licht: ‘Probeer de prent te verwerven!’ En dat lukt. Ik haal het werk meteen op en breng het naar Kees. In zijn atelier snijdt hij met zijn scalpel het werk los uit het passe-partout.

Dan gebeurt er iets wat mij lang bezig zal houden. Letterlijk. Het beeld van al die takken blijkt in negatief gedrukt op het niet-houtvrije karton waarop het werk al die jaren geplakt was. Door de lichtere gedeelten van de prent heen, waar geen zwarte takken zijn afgebeeld, heeft het licht zich een weg gebaand tot in het karton. Daarop hebben de zuren het karton ‘ontwikkeld’ als fotopapier en is het ter plekke geler geworden. Achter de takken is het karton wit gebleven. In de vermoedelijk bijna zeventig jaar dat de prent in de lijst zat, heeft het licht de negatieve afbeelding getekend. Thuis doe ik het karton in een oude lijst en hang het op.

Na een paar dagen blijkt dat de afbeelding me blijft aantrekken. Ik plak er een stuk doorzichtig bakpapier overheen en kopieer de contouren van de prent. De tekening zet ik met carbonpapier in spiegelbeeld over op linoleum. Dan ga ik gutsen. De wirwar van takken op de prent is eindeloos. Het oog maakt er één beeld van door de twee concentrische rimpelingen. Als je goed naar de prent kijkt, zie je de maan die via het water door de bomen schijnt, maar wat je niet beseft, is de ongelooflijke hoeveelheid takken. En dan heeft oom Mauk nog slim de bovenkant van de bomen, met de meeste vertakkingen, buiten beeld gehouden. Rimpeling is de enige linoleumsnede die hij zelf tot zijn oeuvre rekende. Hij heeft het werk in maart 1950 gedrukt, wellicht heeft hij het met Sinterklaas in 1949 getekend, vandaar die maan door de bomen.

Het snijden in linoleum is een tijdrovend en minutieus werk, maar niet vervelend. Ik moet zo ontzettend geconcentreerd zijn dat de tijd voorbijvliegt. Ik zet nog een extra leesbril (+1) op m’n gewone leesbril (+3), ik kan me geen momenten permitteren waarop mijn ogen hun focus verliezen en mijn guts uitschiet; je zou het meteen zien op de afdruk. Ik snijd de ruimte tussen de takken uit. Eerst het randje langs de takken met de fijne 0,5 millimeterguts. Ik maak een veelvormige ronde tussen de takken, als het circuit van een racebaan. Als ik weer terug ben waar ik begon, pak ik de 1 millimeterguts en maak het lijntje iets breder. Daarna guts ik met de 3 millimeterguts het overgebleven linoleum tussen de takken uit. Dat herhaal ik honderden keren.

Door het snijden van al die takken en rimpelingen krijg ik eelt op de punt van mijn rechterwijsvinger waarmee ik de guts voorzichtig door het linoleum drijf. Ook vormt zich eelt op het tweede kootje van mijn linkerwijsvinger, waarmee ik de guts in bedwang houd. De guts geeft zelf de natuurlijke hoek aan waarmee ik hem in het linoleum moet steken. Als ik te diep ga, zinkt de guts weg in het materiaal en scheurt het. Ik kan me geen rafelige randen veroorloven. Ik doe er ongeveer twee weken over om de linoleumplaat af te maken; ik kan er alleen ’s avonds aan werken. Af en toe probeer ik Bach erbij op te zetten, omdat Mauk het liefst werkte met zijn muziek, maar het bevalt me niet. Ik guts lekkerder op Cat Stevens of Nick Drake.

Rimpeling is een prent van twee linoleumplaten, een voor de zwarte takken en een voor de achtergrond. In de achtergrondplaat is de maan uitgesneden, die zo, na het drukken, de kleur van het papier aanneemt, of beter: het papier wordt de maan.

Klaar met de takken teken ik de maan op het overtrekpapiertje. Ik heb een soort kurkachtig grof linoleum gekocht voor de achtergrondkleur. Op Mauks prent is de achtergrond een beetje korrelig. Ik ben benieuwd hoe hij dat effect heeft gekregen. Snel kom ik erachter dat het niet via de ondergrond van de plaat kan zijn geweest. Uit dit grove linoleum kan ik geen scherpe lijn snijden. Dan zou ik een rafelige maan krijgen. Dat had ik van tevoren ook kunnen verzinnen. Ik stapel fout op fout.

Ook merk ik dat ik zwijgzamer word. Als ik guts, raakt mijn hoofd leeg. Ik denk aan niets en maak uren achter elkaar niets mee, behalve dat ik misschien een keer uitschiet. Overdag tijdens mijn werk krijg ik zin om ’s avonds te gaan gutsen.

Ik heb de maan gesneden uit gewoon linoleum. De achtergrond heb ik gedrukt met inkt op waterbasis. Die droogt mooi mat op. Bovendien is de inkt makkelijk af te wassen, van de roller, van de ondergrond waarop je de inkt uitrolt, van de spatel waarmee je de kleur mengt. Met mijn eerdere houtdrukken van hagedissen, leguanen en San Gimignano gebruikte ik ook inkt op waterbasis. Met waterinkt lukt het niet om met een benen lepeltje de inkt op het papier drukken, zoals oom Mauk deed. Het water dringt in het papier waardoor het slap wordt en scheurt als je met een lepeltje gaat wrijven. Ik gebruik voor het drukken een deegroller met een rubber oppervlak.

We vieren de kerstvakantie in een oude Franse abdij, waarvan de eerste stenen in de dertiende eeuw gelegd zijn. Het landgoed is sinds een halve eeuw in eigendom en onder de hoede van de familie van mijn vriendin Vanessa. De binnenplaats van de hoeve is langwerpig, maar door een slimme perspectivische vervorming lijkt hij veel langer dan hij is. Rond het huis liggen tuinen die op hun plaats worden gehouden door eeuwenoude muren. Na de muur aan de zuidkant begint twee meter lager een weiland dat een glooiend aflopend bed vormt voor het beekje dat door het terrein stroomt. We dalen door het bos af richting rivier, en komen eerst langs hunebedachtige keien, die overal op het landgoed opdoemen uit de heuvels. Het stroompje verandert in een uitwaaierende delta, een minicascade van poeltjes en kreekjes in zompige klei en gras. De zon glinstert door de bomen in de druppels. De hemel is blauwer dan sneeuw wit en pik zwart is, zoals oom Mauk vaak zei over de hemel in Italië. Tien meter lager en vijftig meter verder wordt het water opgevangen in een meertje, omzoomd door kale bomen die perfect weerspiegelen in het water.

Vanessa pakt twee tamme kastanjes en gooit ze in het water. We lachen van pure blijdschap. Het is zo mooi hier. Met grote snelheid zie ik de kringen door het water bewegen. De breedte en hoogte van de cirkelgolven hangen af van het volume en de massa van de objecten die we in het water gooien. De tamme kastanjes maken aardige golfjes. Binnen enkele seconden is het water in het midden weer roerloos terwijl de golven vlot glijdend uitdijen naar de oevers van het meertje. Als ik preciezer kijk naar de vormen van de takken in het water, lijken ze op zigzaggende bergpaadjes, waarbij de ene hoek scherp is, bij de top van het golfje, en de andere hoek gebogen, bij het dalletje. Ik maak een paar foto’s en zie het nog beter op het scherm van m’n telefoon. Nu ga ik de werkelijke beeldendans in het water ook weer beter bekijken. De directe waarneming is het best. Ik begrijp exacter wat ik zo vlijtig gegutst heb de laatste weken. Als we een uur later weer boven zijn in ons vakantie-atelier, maak ik de nodige correcties in het linoleum van de plaat met de takken. Meteen leeft het beeld meer.

De bladen met de ondergrond met de maan, een stuk of twaalf, hangen als een slinger door het atelier. Ze zijn droog en ik kan de takken eroverheen gaan drukken. Het blijkt ontzettend moeilijk om de takken precies passend op de ondergrond te krijgen. Bij elke foute druk verpest ik een kostbaar vel Japans papier. Ik heb een doosje spelden meegenomen omdat ik een filmpje heb gezien waarin Mauk spelden uit het papier trekt nadat hij het blok van het papier heeft gehaald. Ik weet niet precies hoe hij de spelden gebruikte. Als ik een tijd later de Escherverzameling van het Rijksmuseum bekijk in de leeszaal, zie ik ook speldengaatjes in Modderplas, eveneens een prent van meerdere blokken, rond dezelfde tijd gemaakt. Ik prik de spelden aan de randen van de achtergrondafbeelding, zodat ik iets stevigs heb om de takkenlinoleumplaat tegen te laten steunen voordat ik hem, ingeïnkt, op het papier laat zakken. Als bodem onder het papier gebruik ik een maagdelijke grotere linoleumplaat om de spelden in te prikken. Met een vouwbeen kan ik later de gaatjes van de spelden wel weer dichtstrijken, tenminste, als de vezelstructuur van het papier dat toelaat.

Maar als ik de plaat met de takken goed heb ingerold met zwarte inkt, blijkt het een duivelstoer om de afbeeldingen zo op elkaar te krijgen als ik bedoeld heb. Het linoleum is slap, dus ik moet het strak houden om te voorkomen dat delen van de ingerolde natte plaat het papier al raken en bevlekken. Ik wil eerst de hoek van de plaat goed op papier hebben. Daar heb ik de spelden als steunen neergezet. Vanuit de hoek wil ik de linoleumplaat laten zakken op het vel. Maar het lukt niet. Ik krijg het niet passend. Ik ben te gespannen en de spelden geven mee naar buiten zodat ik er telkens weer enkele millimeters naast blijkt te zitten. Als ik echt eerlijk ben, is er nóg een behoorlijke afwijking die ik niet kan verklaren. Ik begin chagrijnig te worden. Ik snap niet wat er misgaat. Wat ontgaat me?

Als ik, weer terug in Holland, mijn afdrukproblemen bespreek met Kees, weet hij het meteen. Door de waterinkt vervormt het papier, dus de afdrukken leken wel droog, maar het papier was uitgezet door het water en daarom had het een andere maat dan de tweede plaat. Logisch. Ik vroeg me al af hoe het kwam dat ik met de deegroller de vouwen uit het papier kon rollen. Dat was mogelijk omdat ik de inkt in het papier drukte, waardoor het uitzette en de vouwen verdwenen. Als iets toevallig goed lijkt te gaan, ben je minder geneigd je af te vragen hoe dat komt.

Er zijn nog een paar dingen die, tot hoofdbrekens toe, echt niet gaan zoals ik wil. Ik zoek een grijsbruingroen voor de achtergrond, dus voor de kleur van de bewolkte, in het water weerspiegelde winterhemel in de late namiddag. Als er over de prent Rimpeling wordt geschreven, heeft men het meestal over een grijsbruine achtergrond. Maar ik zie in de echte prent ook groen in het water. Ik vind het moeilijk om de precieze kleur te mengen. Wat ’s avonds groenbruin lijkt, blijkt de volgende ochtend een soort geelbruin. Ik had moeten weten dat er kleurenzwemen in het kunstlicht zitten die de perceptie vervormen. Ik heb verschillende schakeringen gedrukt, maar ze zijn me allemaal te gelig. Tenminste, als je ze vanuit een bepaalde hoek bekijkt. Als ik schuin kijk, of van achteren, dan is de kleur precies zoals ik had bedoeld. Hoe de kleur zich toont, hangt weer af van het papier. Ik heb een paar soorten papier bij me, bijna allemaal Japans of Simili Japon. Ik schrijf van elk soort op hoe het zich gedraagt.

Dan is de inkt niet goed dekkend. Het zwart van de takken op het wit van de maan heeft een lichtere tint dan het zwart op de grijsgroenbruine achtergrond. Daardoor blijft het een klunzige druk in plaats van een mooie weerspiegeling in het water. Het lukt de verbeelding niet om het kritische oog te overbluffen. Het is gewoon niet goed genoeg. Hoezo denk ik dat ik zomaar kan leren drukken?

De mooiste prenten lijk ik te krijgen op het dunste papier. Daar druk ik de zwarte inkt dwars door de kleurlaag en door het papier heen. Wat oom Mauk wrijfdrukte met z’n lepeltje, doe ik met die deegroller, maar ik merk niet dat de inkt ook op het rubber van de roller komt. Voordat ik het weet, besmeur ik het hele vel van achteren met zwarte inkt. Weer mislukt.

Uiteindelijk blijven er een of twee – van de twaalf – drukken over waar ik, naar omstandigheden, redelijk tevreden over kan zijn, maar ik zou ze nog niet aan Kees durven laten zien.

Thuis maak ik een stijve constructie om ervoor te zorgen dat ik de twee platen echt goed op elkaar kan krijgen. Ik werk nu met olie-inkt, dus ik kan, waar nodig, de inkt wrijvend met een benen lepeltje precies genoeg door het papier drukken. De kleur meng ik bij daglicht en de zwarte olie-inkt dekt goed, dus de problemen zijn opgelost.

Denk ik.

Ik wil sommige lijnen toch scherper krijgen omdat takken nou eenmaal niet rafelig zijn, maar scherp gemarkeerd moeten zijn. Mijn gutsen zijn zo langzamerhand te bot. Ik heb alle kunstenaarsbenodigdhedenwinkels in Amsterdam gevraagd wie mij kan leren de gutsen te slijpen, en niemand weet het. Ook mijn houtsnijlerares niet. Uiteindelijk leer ik van een houtbewerkingsspecialist in Arnhem hoe ik mijn gutsen moet wetten. Maar zelfs met scherpe gutsen zijn de drukken nog niet zoals ik wil. Het korrelige effect voor de achtergrond leek eindelijk te gaan lukken door een papier te gebruiken met een grove vezel, maar daar had ik mezelf weer te snel rijk gerekend. De zwarte takken gaan op dat papier ook korrelen, waardoor het niet dekkend en dus niet zwart genoeg is. Uiteindelijk denk ik wel begrepen te hebben wat oom Mauk heeft gedaan. Hij heeft de inkt iets verdund met medium, de achtergrondplaat vrij vet ingerold en vervolgens met weinig pressie op het papier gebracht, zodat de inkt op het papier komt als de oppervlakte van een soep met vetoogjes, maar dan veel fijner. Logisch dat het met waterinkt niet lukte.

Ik heb Kees ook een afdruk gegeven, die hij beleefd in ontvangst nam. Hij heeft de Rimpeling van Mauk, die ik bij hem had achtergelaten, teruggebracht in perfecte staat, alsof hij gisteren is gedrukt. Nu zie ik pas goed hoe meesterlijk de echte Rimpeling gesneden en gedrukt is. Wat een vakmanschap. Van Mauk en van Kees.

Dit is een hoofdstuk uit Escher worden van Joris Escher dat op 23 februari 2023 verscheen bij Uitgeverij Atlas Contact.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,