Buiten regende het lichtstralen. Toen de bui begon, keek iemand net naar boven en raakte blind door een druppel die in zijn iris terechtkwam. Daarna durfde niemand nog het hoofd te heffen. Met dikke paraplu’s liepen mensen doorheen de storm op zoek naar veiligere oorden, soms tegen elkaar botsend omdat ze verlamd door de angst enkel naar de grond wilden staren.
Een van de vluchtelingen eindigde op mijn deurmat. Ze bleef kloppen op de deur hoewel mijn bel perfect werkte. Ik liet ze binnen uit medelijden voor de kapot gewaaide paraplu die ze in haar hand hield. Bibberend ging ze in de zetel zitten, weigerde iets te drinken toen ik het aanbood. Ze moest bekomen van de plensbui buiten, die nu steeds harder naar beneden viel zodat de schreeuwen van wegrennende slachtoffers gedempt werden.
‘Zit er nog iets op mijn trui?’ vroeg ze.
Ik controleerde haar kledij maar zag nergens een spoor van de neergevallen lichtdeeltjes. Ze geloofde me niet en vroeg waar de badkamer was, zodat ze haar kleren kon uittrekken en zelf haar hele lichaam kon nagaan op restanten. Nadat ik haar de juiste weg had getoond, ging ik terug aan het raam staan en zag hoe de regen toenam, zoveel dat het licht de hele omgeving onzichtbaar maakte. Door de felheid ervan haalde ik de rolluiken naar beneden. De hele woonkamer was nu in duisternis gehuld. De lampen stak ik niet aan uit angst de vrouw een inzinking te bezorgen.
‘Ik ben er zeker van dat er een druppel in mijn hals is gevallen.’ De vrouw keerde terug uit de badkamer, nog steeds met de daver op haar lijf. ‘Zou die nu al opgedroogd zijn?’
‘Kan ik iets doen voor u?’ vroeg ik. ‘Moet ik misschien iemand bellen zodat ze niet ongerust worden?’
‘Nee.’ Ze was terug op weg naar haar plekje in de sofa maar bleef na de vraag staan, keek rond zich, alsof ze wilde weten waar alle uitgangen zich bevonden. ‘Misschien Gabriella, mijn vriendin, alleen…’
Ze ging zitten, keek naar de neergelaten rolluiken en leek zich een beetje te ontspannen. Ja, ze wilde nu wel iets drinken. Ik haalde uit de keuken een fles water en een fles porto, zodat ze zelf kon kiezen wat op dit moment een grotere hulp zou zijn. De twee glazen die ik voor haar en mezelf had meegenomen, eiste ze beide op en gebruikte ze om eerst een glas porto achterover te slaan, gevolgd door twee glazen water.
‘Het is hier verdorie warm,’ zei de vrouw. ‘Het lijkt alsof mijn bloed aan het koken is.’
‘Ik zet de verwarming wel even lager,’ zei ik. ‘Heeft u graag wat ijs voor uw hoofd? Of wat frisdrank om u af te koelen?’
‘Gabriella… oh Gabriella.’
‘Uw vriendin? Wilt u toch dat ik even bel en zeg dat alles oké is? Dat u wat later komt?’
‘Nee, we hebben niet afgesproken. We zagen elkaar net, samen iets gegeten, gaan winkelen omdat haar man jarig is, we gingen elk weer naar huis.’ Er vormden zich tranen die bleven hangen, geen enkele viel naar beneden. ‘Dat ik het niet heb gezien…’
Maakte ze zich zorgen om haar vriendin? Liep die nog buiten rond? Ik ging aan het venster staan en probeerde door de kieren van het rolluik iets op te maken uit de situatie. Dat het bombardement doorging, leed geen twijfel. Wie zich nu nog op straat bevond, was een vogel voor de kat. Gabriella zou ook wel voor haar leven gelopen hebben, ze zou ergens onderdak gezocht hebben en daar nu blijven wachten tot de bui voorbij trok. Daar was ik overtuigd van, hoewel ik Gabriella nog nooit had gezien of gesproken en ik niet eens zeker wist welke schade deze regen berokkende – als het al schade berokkende.
‘Ech…’
Ik draaide me om en zag dat de vrouw was gaan liggen en er nu erbarmelijk uitzag. Het zweet liep van haar voorhoofd, toen ik dichterbij kwam voelde ik hoe heet haar huid aanvoelde. Waar ze daarnet met de schrik leek vrijgekomen, lag ze nu op het punt te sterven. Ik draaide haar hoofd om haar hals te inspecteren, maar zag nergens een wonde. Waaruit bestond het licht precies? Waren het lichtkogels die de zon afvuurde en die binnendrongen om de organen in vuur en vlam te zetten?
‘Rustig blijven, mevrouw. Ik haal u snel een pijnstiller.’
De vrouw nam mijn hand beet en kneep er zo hard in dat haar nagels door mijn huid boorden.
‘Ik zie haar ook graag,’ zei ze. ‘Gabriella. Ik hou ook van haar. Als ik de kans had, zou ik altijd bij haar blijven.’
Ik moest mijn eigen hand lostrekken vanwege de temperatuur die ze bereikte. Als een kachel bleef ze opwarmen tot ik zag dat alle stuiptrekkingen ophielden en ze levenloos op de zetel achterbleef. Eerder dan panikeren over wat ik nu met een lijk in huis moest aanvangen, dacht ik aan Gabriella, die misschien drie straten verder dezelfde bekentenis aan een andere weldoener aflegde en op hetzelfde moment haar laatste adem uitblies.
Buiten hield de regen niet op. In de keuken opende ik het kleine venster en luisterde naar hoe de lichtstralen de grond raakten. Ondanks alles twijfelde ik even om toch mijn hand uit te steken, gewoon, om te weten hoe het zou voelen.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.