‘Dit ga je niet geloven,’ hoor ik hem roepen vanaf de trap. De garde in mijn hand stokt boven het goudgele kolkje. Op zijn gezicht, dat nu in de deurpost verschijnt, lees ik mijn eigen verbijstering.
‘Dit geloof je toch niet?’ vraagt hij.
‘Ik vrees van wel,’ zeg ik, mijn opwinding nauwelijks verhullend.
Hij loopt naar me toe, kijkt in het pannetje en wisselt van prioriteit.
‘Hij kleurt al, dat moest pas op het laatste moment.’
‘Fuck die saus!’ roep ik en stuif de keuken uit. ‘Dit gaat voor!’
Bovenaan de trap blijf ik staan, misschien durf ik niet alleen.
‘Zie je, het gaat al gisten!’ hoor ik hem beneden verzuchten.
Zijn bemoeienis is een aards steuntje in de rug waarmee ik in vijf stappen bij het slaapkamertje ben, over de drempel stap en om het hoekje kijk. Ja hoor, inderdaad. Hij heeft het zo gelaten voor me, wetende dat ik het met eigen ogen zou willen controleren.
Beneden hoor ik gerommel in de la met pannen, het burendiner is bij ons dit jaar en waarschijnlijk moet de beurre blanc opnieuw. Ik aarzel even en laat dan, voor het eerst, achterwege om dit inmiddels bekende maar nog steeds onbegrijpelijke tafereel te herstellen.
De avond is in volle gang. We zitten in het vloeibare stadium tussen wenselijke plichtplegingen en ongevraagde vrijpostigheden, oftewel, voor mij als niet-drinker, het aangename moment waarin anderen ontdaan zijn van scherpe randjes maar nog scherp genoeg voor een goed gesprek. Dus ik besluit de kwestie maar eens in de groep te gooien.
‘Er gebeuren rare dingen in dit huis,’ kondig ik aan. ‘En even voor de duidelijkheid; ik geloof dus niet in geesten. Ik ben er alleen doodsbang voor.’
Ik ril zichtbaar om het verhaal wat kracht bij te zetten en sommige buren rillen solidair met me mee, zodat het wat mij betreft nu al een geslaagd gesprek is.
‘Hoe kan je nou bang zijn voor iets waar je niet in gelooft?’ vraagt mijn tafelgenoot, die drie huizen verderop woont.
‘Ja, Gerard heeft wel gelijk,’ stelt een andere buur. ‘Als je bang bent voor iets, dan geloof je er dus in.’
Ik doe alsof ik daar even over moet nadenken.
‘Ergens niet in geloven is niet hetzelfde als zeker weten dat iets niet bestaat,’ antwoord ik.
‘Ze is een angstige agnost!’ knipoogt mijn man me toe vanaf de andere kant van de tafel.
‘Ja, doe maar laconiek,’ zeg ik. ‘Maar jou houdt het net zo bezig.’ Het is ons avontuur. We staan elkaar geregeld verbouwereerd aan te kijken wanneer een van ons ‘het’ weer heeft opgemerkt en de ander daarvan op de hoogte brengt. Wanneer de verbazing precies is omgeslagen in huiver is moeilijk te zeggen. De beklemming besloop ons geleidelijk, van onbeduidend op de achtergrond naar iets dat zich steeds meer aan je begint op te dringen, aan ons, al ben ik degene met een dominantere sensatiezucht
‘Nou, hup, kom even door met je verhaal,’ zegt Gerard, die ondertussen een coquille halveert. ‘Wat voor duisters is er gaande?’
Met zijn ogen op mij gericht sleept hij het hapje door de alsnog geslaagde botersaus. Ik kijk de tafel rond en zie dat de aandacht gewekt is. Nog net niet handenwrijvend begin ik aan de inleiding.
‘Het zit zo,’ zeg ik plechtig. ‘Van een kennis van de familie, een oude dame, kregen we een kraamcadeau. Een stenen hondje, zo’n beeldje dat waarschijnlijk eerst op haar eigen vensterbank heeft gestaan.’
Met mijn vlakke handpalmen ongeveer tien centimeter boven elkaar geef ik de hoogte aan. ‘Zoiets, een spaniël ofzo. Niets bijzonders maar bijzonder vriendelijk van haar.’
De stille tafel moedigt me aan.
‘Inmiddels is ze overleden,’ zeg ik en wil dan een veelbetekenende stilte laten vallen maar ga snel door zodra de enige die het verhaal al kent aanstalten maakt om het te kapen.
‘Dus dat beeldje behoort al jaren tot onze huisraad en had sinds de verhuizing een vaste plek in de bijkeuken, op een plank tussen de oude verfpotten.’
Weer probeer ik een stilte, om de context tot ze door te laten dringen.
‘Jaja, ok, ga door!’ zegt mijn tafeldame terwijl ze heen en weer schuift op de stoel rechts van me, en ik voel dezelfde opwinding.
‘Even voor de goede orde: We hebben alle mogelijke verklaringen onderzocht en bezworen dat we elkaar niet in de maling nemen,’ vervolg ik met mijn rechterhand omhoog, alsof ik trouw beloof aan de waarheid. ‘En de kinderen kunnen het evenmin gedaan hebben, dat hebben we tactisch weten vast te stellen.’
‘Wat is het?’ wiebelt ze ongeduldig.
‘Het mysterie,’ zeg ik.
‘WÉLK mysterie, in godsnaam!?’ klinkt het nu driftig naast me, en terecht want ik besef dat ik in mijn hoofd wel steeds langs de kern scheer maar eigenlijk nog niets verteld heb.
‘Nou, het hondje ligt dus op willekeurige momenten met zijn snuit naar beneden. We noemen het de ‘neerwaartse hond casus.’
Gerard dept zijn mondhoeken, pakt zijn glas en doorbreekt luchtig de opgebouwde spanning.
‘Dan zet je hem toch weer rechtop?’
Gelach.
‘Het verhaal gaat verder, Gerard,’ zeg ik streng.
‘Vertel, vertel,’ wiebelt het weer naast me.
Ik geniet van hun betrokkenheid bij de casus.
‘Uiteraard zetten we het beestje steeds rechtop. En aanvankelijk, toen de neerwaartse hond nog geen mysterieuze casus was, wisten we dat niet van elkaar.’
Ik kijk even naar mijn bondgenoot.
‘Totdat een van ons het ter sprake bracht,’ ga ik verder.
‘Ja, ik,’ zegt hij.
‘Ja, jij begon erover,’ beaam ik.
‘En toen…’ wil hij het overnemen.
‘HÓ, niet te snel!’ grijp ik in, en vervolg op bezwerende toon. ‘Met het benoemen kreeg het zuurstof.’
Een stilte. Gerard schenkt zichzelf nog eens bij.
‘Het manifesteerde zich, in ons huis, ons leven. Steeds vaker zelfs.’
Ik kijk onheilspellend de tafel rond.
‘Hou op,’ piept het dankbare publiek naast me.
‘Ja, heel vaag,’ concludeert mijn bondgenoot.
‘Siníster, bedoel je,’ zeg ik.
Ik schraap mijn keel en stel voor om de tafel even te verlaten om het verhaal wat beeldender te maken. Daar is wel animo voor, dus ik leid ze naar de trap. Onderweg naar boven ga ik verder, als een gids die de volgende bezienswaardigheid aankondigt.
‘Hoewel we dus niet in geesten geloven, besloten we het beeldje een eervoller plaats te geven, uit respect voor…’
‘Voor wie?’ vraagt een buurvrouw.
‘De dode dame natuurlijk,’ zegt Gerard triomfantelijk.
‘Precies,’ zeg ik. ‘Voor het geval dat ‘ze’ tóch bestaan.’
Ik draai me om en maak aanhalingstekens naar de buurvrouw die me niet begrijpend aankijkt. ‘Wie zijn ‘ze’?’ vraagt ze, mijn gebaar spiegelend.
Ik wil met mijn ogen rollen maar ken haar nog niet goed genoeg.
‘Geesten,’ fluister ik, en loop verder naar het einde van de overloop.
De kinderen zijn een weekend uit logeren en hier sta ik, met vijftien volgzame volwassenen in mijn kielzog, netjes in een rij tot aan halverwege de trap. Met mijn hand op de deurklink van het slaapkamertje, bereid ik ze voor.
‘Vandaag was het weer zover. En deze keer heb ik hem op zijn snuit laten liggen.’
‘Stel je voor dat…’ stamelt mijn tafeldame, vlak achter me.
Zij snapt het. Stel je voor.
Ik doe de deur open, werp een blik om het hoekje en voel enige teleurstelling omdat ik stiekem had gehoopt op een nieuw mysterie, een ópwaartse.
Om wat ruimte te maken loop ik naar de hoek van het kamertje en nodig ze uit onze neerwaartse hond te bekijken. Dat doen ze, een voor een staan ze even eerbiedig stil bij het tafereel op het kastje. Behalve Gerard.
‘Je zoontje heeft wel humor!’ merkt hij op wanneer hij aan de beurt is, en wijst naar de vloer.
Mijn hart slaat over. Daar, in de hoek naast het kastje, staat een voorover gekantelde T-Rex, steunend op zijn opengesperde bek en met de belachelijk kleine voorpoten zwevend boven de vloer. Het is een hulpeloos maar ijzingwekkend tafereel.
Ruim na middernacht, wanneer alle buren weer naar hun eigen huizen zijn vertrokken, zit ik stijf van de adrenaline rechtop in bed. Het amusement van vanavond lijkt ineens volslagen onverantwoord, alsof ik daarmee de goden heb verzocht. Of heb ik gewoon mijn zin gekregen?
‘Wat moeten we hier nou mee?’ vraag ik mijn bondgenoot.
‘Niks,’ is zijn onbevredigende antwoord.
‘Kom op, was jij niet degene die zelfs salie besteld heeft?’ zeg ik. ‘Om het huis spiritueel te reinigen?’
‘En was jij niet diegene die niet in geesten geloofde?’ bromt hij vanuit zijn kussen.
Ik zucht, pak mijn telefoon en veeg door ongelezen berichten.
‘Hafida komt morgenochtend iets ophalen.’ zeg ik. ‘Ben jij er? Ik ben naar yoga.’
Hij slaapt al.
Het begint net licht te worden als de deurbel gaat. In yogatenue en inmiddels toe aan een derde koffie doe ik open voor de altijd opgewekte Hafida, ik kan haar wel omhelzen.
‘Volgens mij heb ik mijn sleutels gisterochtend laten liggen,’ zegt ze, waarop ik vraag of ze ook koffie wil maar ze is aan het vasten.
‘Wat ruikt het hier lekker!’ roept ze uit.
‘Salie,’ zeg ik beschaamd en begin warrig te vertellen. Hafida weet als geen ander hoe je dit huis moet reinigen en houdt van verhalen. Vol toewijding luistert ze naar mijn uiteenzetting van het mysterie, tot ik stop omdat ik iets in haar ogen zie gebeuren. Na een korte stilte barst ze uit in een schorre schaterlach.
‘Kom,’ zegt ze en leidt me naar de hal, de trap op.
We schrijden over de overloop, langs de grote glas-in-lood-ramen waar het ochtendlicht doorheen valt als een transcendentale gloed vol kleurige vlekjes die over haar gewaad dansen. Het is alsof moederoverste me voorgaat in een ritueel, een associatie die een volgende opwekt, en nog een, en dan ineens het vermoeden, nu pas. Ik heb nota bene theologie gestudeerd, me eindeloos verdiept in allerlei gebruiken, richtingen en voorwerpen, inclusief de heilige afwezigheid die daar soms mee gepaard gaat.
‘Lieve schat,’ zegt Hafida terwijl we het slaapkamertje betreden, draait zich dan om en pakt mijn beide handen.
‘Het is de goede plek hier, net als hieronder, de bijkeuken. Maar daar is het in de winter zo koud,’ legt ze uit, en wijst naar het raam. ‘De kibla, snap je?’
‘Ja,’ zeg ik zachtjes.
Ze bukt, raapt haar sleutels uit het hoekje naast de T-Rex en zet deze weer op zijn achterpoten.
‘Soms vergeet ik het, als ik klaar ben,’ zegt ze, en ontfermt zich dan over de nog steeds neerwaarts kijkende getuige op het kastje.
Ik zucht. Gemengde gevoelens schudden elkaar de hand nu het avontuur aan zijn einde is gekomen. Mijn geloof, dat net nog een prille extra dimensie gaf aan mijn aardse bestaan, is in een klap vervangen door het hare. En eigenlijk voelt dat ook wel zo veilig.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.