Op 23 december besloot ik voor de vriendengroep een kerstfeest te organiseren (punchline: bij iemand anders thuis). Ikzelf kon namelijk geen gasten ontvangen, want ik woon nog een tweetal weken op de zolderkamer van mijn ouders.
‘Bij Tom en Susanne thuis zijn we welkom, toch?’ had ik in de groepschat gezet. De gastheer en ik gingen samen naar de Albert Heijn van Kuringen, in plaats van naar de Carrefour die er tegenover ligt. Als ons geld dan per se naar een buitenlandse multinational moet gaan, liever naar de Hollanders dan de Fransen. Merry Christmas.
Ondanks het vriesweer was het oprecht gezellig rond de vuurschaal in de tuin van Tom en Susanne. De jenever lag in bevroren gras. Er sprong een rode lamp uit het meerderkleurige verlichtingssnoer. Ik probeerde tevergeefs “Free the world, let them know it’s christmas time” in te zetten. Tot driemaal toe, moet ik toegeven. Bij de laatste poging wist ik niet meer of ik het ironisch bedoelde.
Toen ik omstreeks middernacht thuiskwam lag één van onze twee katten, Mankepoot, met grote pupillen in de hoek van de woonkamer naar adem te snakken. Ze liet zich troosten en was halfzacht bewust van mijn aanwezigheid. Ik geloof dat ze al haar energie moest gebruiken om haar evenwicht niet te verliezen wanneer ze met haar snuit naar mijn hand zocht. Zoals ik waarschijnlijk al vaak heb gezegd gaat het hier om een erg oude kat.
‘Een geriatrische patiënt,’ zei de dierenarts lachend.
‘Heeft ze pijn?’
‘Je kan ze nog wel even bijhouden.’
Ronkend en snurkend lag ze tegen me aan, en ik kon zien dat ze daar nog nauwelijks plezier in had. Dus ik vertelde haar dat ze haar strijd had gestreden en dat het misschien een goed idee was om rustig te gaan. Ik lag ongeveer nog een halfuur op de houten vloer haar te strelen tot ze tot rust kwam. Toen verliet ik de ruimte om mijn tanden te poetsen waarop mijn moeder de badkamer binnenkwam om te vertellen dat de kat zich vreemd gedroeg. Ze had stuiptrekkingen. Ze heeft nog een kwartier voor haar leven zitten vechten totdat we haar haar laatste adem hebben zien uitblazen. Ze heeft afgezien.
De ochtend nadien heb ik met hout een kruisje getimmerd. Iets wat mij nog nét lukt; twee planken verbinden met een nagel. We hebben de kat sober en christelijk in de tuin begraven. Ik weet niet of ze zichzelf noodzakelijk onderschreef aan de leer van de Heer Jezus Christus, maar dat weet ik niet eens van mezelf dus daar wijd ik liever niet verder over uit. Af en toe ga ik buiten een sigaret roken aan haar graf. ‘Haaland wordt waarschijnlijk naar de Premier League gehaald,’ blaas ik dan uit, of ‘Twitter is geen echte plaats,’ of ‘na twee jaar lockdown moet ik wel toegeven dat ik me eenzaam begin te voelen.’
Niet dat ik teveel medelijden wil opwekken. Ik heb de voorbije twee jaar flink de slet uitgehangen. Veel mannen zijn sletten. Veel vrouwen zijn ook sletten. So what. We noemden Mankepoot voordat we ze Mankepoot noemden ‘Slet,’ omdat ze zwanger was geraakt zonder ons op de hoogte te brengen. Nadat ze bevallen was van vier kittens werd haar naam ‘Mama,’ daarna (toen ze haar pootje bezeerde) ‘Mankepoot.’ Geen van deze voorgenoemde namen kon ik op het houten kruisje graveren zonder een ongeïnformeerde ziel te choqueren. Het bleef bij een blanco, wit kruis.
Ik heb regelmatig moeten denken aan de ode van Thomas Grays ‘De dood van een favoriet huisdier’ wat een prachtige titel is voor een gedicht, als je het mij vraagt. Ik had het bijna als titel gekozen voor dit schrijven. Bijna, want ik wou het ook nog over andere dingen hebben en ik wou de lezer daarenboven niet meteen wegjagen met verdrietig gedoe.
Ik moest het ook nog hebben over de fijne kerstbezoeken die ik heb mogen ontvangen. Nicolas is bijvoorbeeld op bezoek geweest, en ook Raymond was erbij: een onwaarschijnlijk kleine en nieuwsgierige hond. Nicolas is enkele jaren geleden vanuit bezwaarlijk romantische redenen verhuisd naar Frankrijk, iets waar ik hem ten zeerste voor benijd. Ik heb er de goede gewoonte aan overgehouden om hem tweemaal jaarlijks te bezoeken in Parijs. Tot hij ergens in de lockdown besloten heeft om een fermette in Normandië op te kopen en te gaan renoveren met zijn vriend. Iets wat blijkbaar zeer in trek is bij de Parijse beau monde.
Deze aankoop bracht het directe resultaat op dat ik me omstreeks 5 april temidden van Nicolas’ nieuwverworven dierentuin bevond. Tussen al de verbouwingen kon men een waslijst aan dieren gewaarworden: twee onwaarschijnlijk kleine honden, Raymond en Roger, drie katten waarvan twee naaktkatten Opioid en Pollet, en één Savannah kat genaamd Poupet. Vijf kippen, Francois Fabié, Isabelle Adjani, Isabelle Huppert, Nathalie Baye en Simone. En ze hadden toen sinds kort ook een geit, Janette.
Nicolas’ vriend heet óók Nicolas, waarbij ik hem vertelde dat ik wel wist dat hij zichzelf graag zag maar dat dit er misschien te dik op lag. Zijn vriend is schrijver, hij architect. Ik droomde ook van een architecte, eentje voor mezelf die ik kon bewonderen. De naaktkatten sliepen bij mij in bed.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.