Ik zat onder de piano terwijl ze speelde en liet de noten over me heen vallen. Haar benen raakten dansend de pedalen. Zij had de lange benen van onze vader, ik was klein zoals onze moeder, en haar moeder, en haar moeder. Buiten liet de wind de bomen fluiten. De zon zakte traag het weiland in, dat gehuld in roze gloed achterbleef. Ik hield mijn adem in zodat ik leeg was, en de muziek me op kon vullen.
Ze vertelde me over Rome, over de mannen die bij de fontein rondhingen en cocktails voor haar wilden kopen bij de bar met de gouden glazen. Alessio was mijn favoriet, omdat hij een snor had en roze rozen voor haar meebracht. Als ze ‘s nachts thuiskwam, en de chocolademelk van Nonna op het vuur stond, kwam ik naast haar zitten in de keuken en haalde ze haar mooie borstel door mijn haren terwijl ze sprak over feesten die doorgingen tot de vuurvliegjes zich verzamelden en je alle sterrenbeelden kon aanwijzen in de zwarte hemel. De rode kater nestelde zich tevreden spinnend aan onze voeten en we giechelden om de blaadjes die hij in zijn vacht had zitten. Hij wilde niet naar feesten in Rome, hij wilde jagen op zwarte muizen in het bos.
De laatste keer dat ze thuiskwam had ze hem meegenomen. Ze stonden in de hal met rode wangen van de kou, en hij rustte zijn arm om haar middel. Nonna sprak al weken over zijn komst; ze herhaalde zijn naam als een mantra terwijl ze de trap poetste en terwijl ze slierten spaghetti draaide, die ze over het wasrek te drogen hing. Ik stelde mijn poppen in een rijtje op, van groot naar klein, en legde mijn verhalenschriftje op de keukentafel, zodat hij er misschien naar zou vragen. De keuken was nog nooit zo schoon geweest, en Nonna had de mooie servetten uit de kelder gehaald. Toen hij de deur openzwaaide rook het huis meteen anders, naar zoete tabak en een bloem die ik niet thuis kon brengen. Nonna leek opeens heel klein toen ze haar hand naar hem uitstak, met kraaloogjes bekeek ze hem nieuwsgierig vanachter haar brilletje. Hij droeg een wollen jas, en had bruine krullen die hij achter zijn oren stopte. Ik keek naar zijn wimpers, die lang en donker waren en zijn ogen omlijstten. Als hij naar Eloisa keek werden zijn ogen groot en zacht. Die nacht wenste ik dat iemand zo naar mij zou kijken.
Het maanlicht scheen door een kiertje van het gordijn op mijn voeten en ik kon niet slapen. Vroeger kroop Eloisa bij me in bed als het laat was en voelde ik haar warme adem in mijn nek. Dan kneep ik mijn ogen dicht en deed alsof ik sliep. Ze rook anders, naar de buitenlucht en kampvuren, en ik hoorde haar hart bonzen van alles wat ze die nacht beleefd had. Ik wist wel wat ze deden; alle oude kinderen uit het dorp renden ‘s nachts door de weilanden en dronken wijn, ze werden wakker in een hoopje mensen in een schuur. ‘s Ochtends vroeg vertelde ze over de verboden dingen die ze had uitgevoerd, alsof we even oud waren: de zelfgestookte drank die Franco had meegenomen, de stelletjes die achter bomen verdwenen en blozend terugkwamen, Emilio die huisarrest had en uit het raam was geklommen. Haar stem zakelijk, alsof zij het allemaal heel normaal vond maar het toch even aan me kwijt wilde. Daarna gingen we in onze pyjama’s naar buiten met blote voeten in het natte gras, en liepen we langs het bos naar de rivier om naar de familie van padden te kijken. De grootste pad zat er al sinds ik geboren werd, en als we aan kwamen lopen kwaakte hij steeds iets hoger. Ik stelde me voor dat de twee kleinste padden zusjes waren die samen in slaap vielen. Ze zaten dicht naast elkaar en knorden met het stromen van de rivier.
Nu keek ik naar de grijze beer die boven op mijn boekenkast zat. Soms dacht ik dat hij bewoog als ik even niet keek. Zijn pootjes waren zo oud dat er stukjes hooi uitstaken en hij overal prikte bij het knuffelen, en hij keek met een serene glimlach uit over mijn kamer. Opeens schaamde ik me voor die beer, en de verzameling poppen die ik had uitgestald, en mijn dekbedovertrek met kleine strikjes. Ik nam me voor om Nonna de volgende dag om een nieuw dekbedovertrek te vragen.
Nonna had het weleens over Alessio’s familie gehad terwijl ze mijn haar vlocht voor ik naar school ging. Als ze een klit tegenkwam trok ze hard aan de kam, waardoor ik steeds op mijn lip moest bijten om stil te zijn. Ze zei dat Alessio’s moeder actrice was die in het grote theater in Rome optrad, en dat ze diamanten kettingen droeg. Ze was zelfs een keer op diner geweest bij de president, en nu stuurde die haar elk jaar bloemen op haar verjaardag. Dit wist Nonna allemaal van de vrouw van de slager, die het van haar buurvrouw had gehoord. In ons dorp kon je niet veel doen zonder dat er over je gefluisterd werd. Steeds als Nonna iets verteld had, nam ze een grote slok van haar koffie. Nonna slurpte eigenlijk altijd, maar toen Alessio kwam eten die avond at ze heel voorzichtig, ze kauwde lang op elk hapje en keek ondertussen steeds naar Eloisa, die druk praatte over hun nieuwe appartement.
‘We kijken uit op het water, en elke avond schijnt de zon zó de kamer in dat het licht net goud lijkt,’ zei Eloisa, en haar ogen werden groot, alsof ze weer even verbaasd was over hoe haar leven gelopen was. Nonna vroeg over de vloeren, en de antieke spiegel op hun slaapkamer, en de kleine blauwe tegeltjes op de badkamer.
‘En padden?’ zei ik, harder dan ik had bedacht.
‘Padden?’ Alessio legde zijn bestek neer.
‘Zitten er ook padden in het water?’
Eloisa veegde langzaam met haar servet langs haar mond, legde hem op haar schoot en zei, ‘Ik heb niet gekeken.’
Nonna schepte meer spaghetti op mijn bord, ook al had ik geen honger meer, en Alessio vertelde over zijn baan bij de bank. Ik staarde naar zijn grote hand die over Eloisa’s hand streek.
Ik mocht bij haar langskomen, het weekend van mijn elfde verjaardag. Ze had een klein taartje gekocht bij de bakker, met gouden marsepeinen roosjes erop, en het stond al klaar op de keukentafel. Eloisa pakte een groot mes uit de la, en stond toen zo lang uit het raam te kijken dat ik even dacht dat ze me vergeten was. Mist kroop over de rivier, en langs het water liepen mensen krom door de kou. Met een ruk draaide ze zich om.
‘Sorry, ik zag Alessio lopen dacht ik even, maar het was hem niet.’
Ze sneed zorgvuldig een stuk af en gaf het aan me op een roze bordje.
‘En hoe voelt het om elf te zijn?’
‘Hetzelfde,’ zei ik, tussen twee happen door.
‘Uitkauwen voor je spreekt, alsjeblieft.’
Ze zat met rechte rug tegenover me, haar handen in haar schoot, en at zelf niets. Afwezig wendde ze haar blik terug naar het raam. De diamanten om haar nek schitterden even in de zon.
Ik nam me voor om nooit verliefd te worden. Mensen die verliefd zijn wachten alleen maar.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.