We staan midden op straat. Naast de stoep voor haar huis. Wijdbeens, ieder een fiets tussen onze benen. Zij gaat zo naar binnen en ik ga zo naar huis. Ik ben me er wel van bewust hoe ik op mijn tenen mijn gewicht van de ene naar de andere voet verplaats om te voorkomen dat mijn venusheuvel op de stang van mijn herenfiets stoot, maar we moeten eerst nog even deze gedachtegang afmaken. Dan gaat zij naar binnen en ga ik naar huis.
Zo meteen.
We staan hier al ongeveer een halfuur en zullen hier nog wel ongeveer een halfuur staan, dan zullen we beslissen dat het toch misschien handiger is als ik even binnenkom. Daar zullen we op haar bank liggen, zij aan de ene kant en ik aan de andere, onze benen in het midden over elkaar. Eventjes maar. Na een halfuur zullen we beslissen dat als we hier toch nog even liggen, dat ze dan net zo goed thee kan zetten, en of ze nog chocola heeft? En er zit nog een beetje wijn in een fles die ze in de keuken vindt en dat kunnen we mooi even opdrinken en dan ga ik echt naar huis.
Het zijn van die avonden die er niet horen te zijn. Ongepland. Ongedwongen. Eindeloos. Dit is mijn definitie van romantiek: twee mensen die er niet bewust voor kiezen tijd met elkaar door te brengen, het gebeurt gewoon. Het ene moment vloeit over in het volgende, gespreksonderwerpen zijn onuitputtelijk en voelen stuk voor stuk zeer urgent. Je blijft aan elkaar vragen wat zei jij ook alweer? Omdat jij toen daaraan dacht en zij toen daaraan en bij allebei worden de mentale lijstjes van dingen die je nog móét bespreken steeds langer. Krampachtig proberen we niets te vergeten. Want alles dient besproken te worden. En alles, ja dat is veel, maar dat geeft niet, want jullie hebben de tijd.
Waar die tijd opeens vandaan komt, is het mysterie van zulk soort momenten. Als huiselijke wormgaten frummelen ze zich tussen alle dingen die wel horen te gebeuren. Tussen de dingen die gewenst en gepland zijn, de dingen die verwacht worden van jou en die jij andersom verwacht had van het leven.
Zo’n avond of middag kan zich in principe op ieder moment voordoen, maar de frequentie ervan wordt wel beïnvloed door de actuele werk-, woon- en relatiestatus van jou en je vrienden.
De omstandigheden zijn wat dat betreft ideaal: deze vriendin is op dit moment werkloos, woont samen, maar haar vriend (dit jaar dertig geworden, quarterlife crisis) is voor onbepaalde tijd vertrokken naar Thailand om zichzelf te vinden. Ze heeft dus opeens veel tijd en aandacht over waarvan ze niet precies weet wat ze ermee moet. Ik, single, beginnend schrijver en parttime barvrouw, ben daarin over het algemeen flexibel.
Dus daar zitten we. Haar woonkamer getransformeerd tot die tussenruimte die zweeft buiten de chronologie van een standaard levensloop.
Ondanks het feit dat mensen die zich buiten het krachtenveld van deze ruimte bevinden, ons en onze bezigheden hier zullen omschrijven met woorden als nutteloos en lanterfanten, aanmodderen en lui (en alle andere aanverwante krachttermen waar je niet mee geassocieerd wil worden in deze productiegerichte prestatiemaatschappij), is dit de fijnste plek waar ik ooit ben geweest en ooit verwacht te zullen zijn.
Dit even dralen op de drempel, voelt als het moment tussen uit- en inademen. Als in de auto zitten op de snelweg, naast iemand waar je van houdt. Wachten dat vervormt tot een plek om te blijven.
Toch zullen de meeste mensen met de grootst mogelijke moeite proberen hier na hun kindertijd nooit meer een voet te zetten. Eigenlijk is er maar één levensfase waarin het maatschappelijk geaccepteerd is hier te zijn en dat is tijdens je studententijd. Een privilege dat niet voor iedereen is weggelegd. Het is in die tijd dat ik haar leerde kennen en het is dan ook waar we toen ongeveer non-stop verkeerden.
Hier vervormden de middagen waarin we moesten blokken voor het tentamen van a.s. vrijdag tot een lang uitstellen waarin we antwoorden zochten op kleine en grote vragen (wat heb je vannacht gedroomd? wat heb jij vannacht gedroomd? zou je je als vrouw moeten schamen voor het verlangen ooit te willen trouwen? wat houdt het praktisch in pacifist te zijn? maar echt even heel concreet, hoe ziet dat er voor jou uit? zullen we tosti’s maken? ja is goed maar ik heb geen saus, oké dan lopen we toch even naar de Jumbo? geloof jij ergens in? ben je bang om dood te gaan? waarom niet? als je nog één keer seks zou kunnen hebben met een bedpartner uit het verleden wie zou dat dan zijn? niet? echt? hij? was hij zo goed? ik ben het steeds vaker met m’n moeder eens, betekent dat dat ik volwassen word of dat ik vastroest in een generationeel patroon waar ik me in mijn pubertijd nog verwoed tegen verzette? hoe laat je los? zullen we dat ooit leren? wat? loslaten? is loslaten hetzelfde als opgeven? etc.) tot het opeens donker was en we eraan herinnerd werden dat de tijd buiten deze ruimte wel gewoon was verder gegaan en dat we allebei alwéér honger hadden en dus maar eens begonnen nadenken over wat we konden eten.
Natuurlijk sluimerde er op dit soort dagen op de achtergrond de angst voor onze groeiende studieschuld, een (allebei afkomstig uit een arbeidersgezin) aangeboren obsessie met geld en het in rekening brengen van de tikkende tijd. Maar ondanks dat benauwende schuldgevoel over de trivialiteit van onze bezigheden, vermoedden we allebei geloof ik toen ook al een diepere betekenis achter deze rituele vorm van uitstellen.
Inmiddels realiseer ik me dat ook al worden hier geen levensreddende medicijnen uitgevonden of wereldoorlogen bijgelegd, dat juist in het ontbreken van iedere vorm van productiviteit de zin schuilt van het hier zijn.
Hier durven we achterover te leunen in elkaars aanwezigheid en de onzekerheid op ons in te laten werken dat alles op ieder moment kan veranderen.
Hier leren we dat je niet altijd ergens heen hoeft te bewegen, maar dat de kunst hem juist zit in gewoon bewegen.
Hier vinden we een opening die van tegenstrijdigheid gelijktijdigheid maakt.
En hier komen we langzaam weer, al pratend, bij het verlangen dat als een ondergrondse rivier onder onze angsten stroomt.
Kortom, in deze antikapitalistische ruimte leren we de moed op te brengen het niet te weten. Het vertrouwen dat aan die moed ten grondslag ligt, cultiveren we hier. Met haar been over mijn been en mijn been weer over haar andere been, ieder een glas wijn tussen onze dijen geklemd, onze handen vrij om eindeloos een bal over te gooien.
Het is al donker als ik eindelijk over de drempel van haar voordeur stap.
Ze zwaait me uit.
Het is een fijn gevoel te weten dat we hier altijd terug kunnen komen. Het enige wat we hoeven doen is leunen, elk aan weerszijden van een deurpost en tegen elkaar uit te spreken:
Zo meteen.
Op de fiets terug naar huis vraag ik me af of het eigenlijk wel een ruimte is. Een wonderlijk wormgat. Of dat dit gewoon een van die vele verschijningsvormen is van vriendschap.
Ik bedenk me dat ik haar dat zal vragen, morgen, als ik haar weer spreek.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.