papieren helden

FB

De beesten

Het was de eerste keer dat ze meeging en in haar diepste binnenste wilde ze niet eens, wilde ze zichzelf beschermen tegen de situaties waar activisme alle grenzen van het legale of ook maar het acceptabele overschrijdt. Te bang om af te glijden, bang om ergens onderaan dat glibberige pad van twijfelachtige beslissingen in dezelfde drekpoel uit te komen als sommige van haar familieleden. Ze wilde niet – en toch hadden Erva en de anderen er bijzonder weinig woorden voor nodig gehad om haar te overtuigen.

Het had de halve nacht gestortregend en het zou voorlopig nog niet ophouden; Isa had in de uren voor vertrek tot twee keer toe geopperd om de hele operatie uit te stellen, maar daar wilde de rest niks over horen. Na tweeënhalf uur rijden waren ze in Noord-Friesland aanbeland, hielden zoals afgesproken stil op de verlaten landweg waar volgens Erva’s uitgebreide vooronderzoek nog voor daglicht een volgepakte veewagen overheen zou moeten komen denderen, op zijn weg van de varkensboer naar het slachthuis.

De smalle weg was glad van de natte herfstbladeren, Isa was bijna onderuitgegaan toen ze uitstapte. Ze hadden haar meegevraagd als tweede chauffeur, hadden haar geïnstrueerd haar Kadett vlak tegen de as van de weg te parkeren, haar rechterbanden in de zachte berm. Het asfalt stond bol, waardoor de auto zo scheef kwam te staan dat Isa haar portier maar met moeite kon openen. Dex zette zijn stationwagon vlak naast die van haar en blokkeerde de linkerweghelft, een manoeuvre waarmee ze samen de volle breedte van de weg bezet hielden.

Meteen vanaf het moment dat Dex en zijn vrienden vernamen dat ze een auto bezat, waren ze begonnen haar klaar te stomen voor missies als deze. En weinig subtiel ook – ze hadden tijdens willekeurige gesprekken terloops geïnformeerd naar haar rijstijl, of het waar was dat je daar in het oosten al vanaf je tiende met afgeragde auto’s over braakliggende akkers scheurde, slalommend tussen aanvallende buizerds en losrennende herten (dieren die Isa nog nooit in het wild had gezien), en dan de rest van de dag met een gezicht vol smeer in een schuurtje aan oude brikken sleutelen. Zo vergrootten ze haar half-grappend uit tot een soort Thelma of Louise die haar talent en haar motorvoertuig verspilde als ze die niet eens heel gauw zou gaan inzetten voor de Goede Zaak. Uiteindelijk was ze te gevleid geweest om nee te zeggen—

‘Aah godverdekut.’ Erva stond aan de bijrijderskant van de Kadett, was bij het uitstappen met beide voeten midden in een lobbige modderpap beland.

‘Sst.’ Dex keek geërgerd haar kant op, zijn fluister sneed door de regen. Hij deed een stap naar achter om plaats te maken voor de drie gestalten die nu uit zijn kant van de stationwagon klommen; Jop Kistemaker vergezeld door twee korstige punks. Ze knikten even kort maar stelden zich verder niet voor. Tussen hun dreadlocks zaten onregelmatige kale plekken, ze leken op twee straathonden die in een gevecht een paar grove happen uit elkaars vacht hadden genomen.

Jop Kistemaker deelde bivakmutsen uit, wierp er eentje naar Erva die haar kisten probeerde schoon te vegen aan de bermdistels. De zakken van Jops legerjas zagen er vol en zwaar uit. Met elk van zijn logge bewegingen klonk het geluid van rinkelend gereedschap.

Toen verschenen de koplampen. Ver weg, hoog, wijd uit elkaar.

‘Schiet op,’ sneerde Dex. Isa had hem niet eerder zo nerveus gezien, zijn gezicht stond strak en al uren voor ze vertrokken waren was hij langzaamaan stiller geworden, zijn ogen een steeds diepere tint rood.

De koplampen kwamen met een noodgang hun kant op, het duurde maar enkele seconden voordat ook de contouren van de truck zelf zichtbaar werden. Als hij geen vaart zou minderen dan zou hij hen rammen. Net toen Isa bang werd dat dat ook echt ging gebeuren doken Dex en Erva de twee auto’s in om de knipperlichten te ontsteken en vol op de claxons te douwen. De truckchauffeur trapte met al zijn kracht op de rem, Isa schermde haar gezicht af met haar handen, al wist ze niet zo goed wat ze daarmee dacht te redden. Ze liet ze opgelucht weer zakken toen ze merkte dat de gierende wagen op tijd tot stilstand kwam. Jop Kistemaker en zijn twee straathonden renden richting de cabine en rukten de deuren open, trokken de bestuurder de berm in voor hij ook maar half doorhad wat er met hem en zijn wagen stond te gebeuren.

Erva en Dex liepen om de betraliede laadruimte van de varkenswagen, Isa zag in het oranje knipperlicht hoe ze een gejaagde schatting maakten van het aantal varkens dat hun snuiten tussen de smalle spijlen persten, sommige van hen gillend, duidelijk geschrokken, gestrest door de gedwongen noodstop. ‘Minstens tweehonderd,’ riep Erva. Schelle woorden over een doffe regenroffel. ‘Honderd boven en honderd beneden.’

Toen ze klaar waren met hun inspectieronde verstijfde Erva even, vloekte binnensmonds, en stoof daarna abrupt richting de berm waar de twee punks de chauffeur in een houdgreep hielden en Jop Kistemaker een plunjezak over zijn hoofd probeerde te trekken. ‘Kistemaker,’ schreeuwde Erva, ‘wat de fúck ben je aan het doen?’

In een ruk draaide hij zich om, liet de plunjezak vallen en haalde een moersleutel uit zijn legerjas. ‘Stomme trut,’ riep hij terwijl hij met het ding zwaaide, ‘nooit mijn echte naam gebruiken.’

Erva deinsde niet terug, knipperde niet eens met haar ogen. ‘Wat ben je toch een intense debiel. We doen dit soort dingen vreedzaam of we doen ze niet.’

‘Zo’n smeerpijp verdient niet beter.’

‘Denk na, kutzak, je verpest onze hele boodschap. Morgen gaat het in de krant alleen maar om de zielige veevervoerder en heeft niemand het over de dieren. Laat die kneus gewoon in de berm liggen en pak de wagen. Fuck, wat als er zo nog iemand aan komt rijden?’

Dex mengde zich niet in de woordenwisseling, keek toe vanuit de schaduw van zijn capuchon, handen in zijn zakken. Bijtend zwijgen. Zo charismatisch als hij op oudejaarsavond op het podium zou blijken, zo schuchter was hij bij echte confrontaties. Jop Kistemaker zwaaide nog eens met zijn moersleutel, stopte hem ten slotte terug in zijn jaszak. Hij kroop achter het stuur van de varkenswagen, de punks gooiden de chauffeur een greppel in, gaven hem een paar trappen na en renden nu ook terug. Een van hen gleed uit op het natte asfalt, herpakte zich en klom uiteindelijk bij Jop in de cabine, de ander ging met Dex terug naar de stationwagon. Toen die eenmaal in beweging was gekomen stapten ook Isa en Erva weer in de Kadett, doorweekt, bekaf.

De hele rit hield Erva haar mond. Haar grote bruine ogen staarden verbeten voor zich uit, de bewegingen van haar kaaklijn verrieden geknarsetand. Ze rukte haar bivakmuts af, het regenwater was er dwars doorheen gelopen. Ze trok de knopen van haar zwarte jas open. Haar natte krullen hingen zwaar over haar schouders, haar kohlpotlood vlekte, een waterdruppel liep langzaam langs haar hals de opening van haar topje in. Isa rook haar zoete zweet, haar jongensdeodorant. Ze wilde iets zeggen, de stilte doorbreken, maar alles wat ze nu zou zeggen zou dom en banaal klinken. Het was haar niet helemaal duidelijk wat Erva en de rest met de varkens van plan waren. Althans, ze wist wel wat hun plannen waren, en dat het volgens Erva om een statement ging, maar het bleef vaag wat dat statement precies over moest brengen.

Ze draaiden de snelweg op richting het westen, die onheilige colonne; de auto van Dex voorop, Jop Kistemaker met de gekaapte veewagen in het midden en Isa met Erva achteraan. Op de Afsluitdijk namen ze de ventweg, passeerden een tankstation, minderden vaart. Een enkele auto snelde langs hen heen op de hoofdbaan; zodra de laatste uit het zicht verdween kwamen de wagens tot stilstand. Erva sprong uit de auto en rende naar de truck, liet de laadklep zakken en opende het hek van de onderste varkenskooi. Het gegil had plaatsgemaakt voor scherp en onrustig geknor. Isa wist niet wat Erva had verwacht – waarschijnlijk dat de beesten zich als koeien op een eerste lentedag door de open traliedeuren zouden persen om en masse de open armen van de vrijheid tegemoet te draven, wilder en woester dan de stieren van Pamplona – maar er kwam op een enkele nieuwsgierigaard na weinig beweging in de groep. De dieren keken dof uit hun ogen. Erva probeerde er een paar op hun kont te slaan en het verbaasde Isa hoe halfslachtig ze dat deed, hoe ze eigenlijk vooral bang voor de beesten leek te zijn in plaats van barmhartig of bezorgd. In Isa’s achteruitkijkspiegel verscheen het eerste voorzichtige ochtendlicht, het kleurde de zee kiezelgroen. Ze stapte uit en liep richting de truck, vanaf de zijkant kwamen nu ook Dex en een van de punks aangelopen.

‘Lukt het?’ vroeg Isa.

‘Tuurlijk.’

‘Kom, laat mij even.’

Isa perste zich in de onderste verdieping van de laadbak, wurmde zich op haar hurken tussen de op elkaar gepropte beesten. Toen het haar gelukt was zich een meter of twee door de bak te werken draaide ze zich om en gaf een varken dat vlak voor haar stond een ferme douw naar voren, het viel tegen de anderen aan. Zo tuimelden er een stuk of zes varkens door de deuren heen, rolden over de laadklep naar beneden. Erva en de jongens keken ernaar met grote ogen.

‘Nou koddan,’ schreeuwde Isa, even vergeten waar ze was, met wie. ‘Koddan zwientjes, moeven.’ Ze duwde nog een paar varkens richting de deuren, eentje zakte door zijn pootjes en schoof over zijn buik over de klep naar beneden. Precies als op de veemarkt, het gedrang en gestruikel tussen de hekken, de kakofonie van geuren en indrukken en geluiden die ze als meisje wel eens onderging wanneer ze met Charles mee moest voor een of ander dealtje.

‘Fucking hell Ies, doe eens voorzichtig.’ Erva deed een stap naar voren. Isa maakte zich op voor wat ging komen. Maar welke preek Erva ook van plan was, ze slikte alles weer in toen ze zag hoe de meute varkens het voorbeeld begonnen te volgen van de struikelende voorhoede en nu ineens niet wisten hoe snel ze zich naar de laadklep moesten begeven. Isa greep naar de tralies, trok zichzelf tegen de zijkant van de bak om plaats te maken. De varkens sloegen op hol. Een aantal begon agressief naar elkaar te happen, twee vlezige beren hadden het voorzien op een kleintje en zetten hun tanden in zijn nek. Het diertje gilde het uit, begon te bloeden. Isa gaf de beren een paar flinke trappen waarna ze eindelijk ook richting de deuren renden. Het kleintje strompelde achter hen aan.

Isa klom de laadbak uit, liet de klep omhoog komen en opende nu ook de tweede verdieping, waarvan de varkens zonder gemor naar buiten renden. Toen de bak helemaal leeg was draaide ze zich om, keek even zwijgend naar de zee van varkens op de weg, daarachter de steeds lichter wordende zee van zout water, de golvende horizon. De truck zouden ze hier achterlaten, midden op de ventweg. Jop Kistemaker had de knipperlichten aangezet om de kans te verkleinen dat de beesten aangereden zouden worden. Maar zelfs dat zou ongetwijfeld wel een of ander statement zijn. De punks hadden een spandoek aan de zijkant van de laadbak opgehangen: Lopen ze in de weg? Kut hè, leven zonder bewegingsruimte? En daaronder, in schreeuwende letters: alle dieren vrij.

Zonder verder een woord te zeggen spurtte de groep terug naar de twee auto’s, de jongens terug in de stationwagon en Isa en Erva in de Kadett, die nu ook omgeven was door varkens. Isa toeterde lang. Toen de dieren eindelijk weken reed ze stapvoets door de berm om de knipperende truck in te halen, en jakkerde daarna harder dan ze ooit gejakkerd had over de Afsluitdijk, richting het westen en daarna naar beneden, richting wat tegenwoordig thuis heette. Had ze het goed gedaan, hadden ze met zijn allen iets goeds gedaan? De stilte in de auto sloeg als klauwhamers tegen haar slapen. Er was geen statement, de twee mensen in deze auto wisten dat in ieder geval al te best. Al zou Isa de laatste zijn om dat hardop toe te geven.

Zodra de zon opkwam zouden de eerste forenzen zich op de Afsluitdijk vertonen, ze wisten niet of ze het slaapzand uit hun ogen moesten wrijven of met al hun kracht op de rem moesten trappen. Varkens op de dijk, overal waar ze keken, varkens vretend uit de berm, snuffelend aan de stilstaande auto’s, snurkend op het asfalt, onbezorgd en onschuldig als pasgeboren zuigelingen. Pas aan het eind van de middag kwam het verkeer weer op gang. Het was niet bepaald 12 Monkeys, maar de actie zou in ieder geval De Telegraaf halen.

Op 1 november 2022 verschijnt de debuutroman De beesten van Gijs Wilbrink bij Uitgeverij Thomas Rap. Je las hier een hoofdstuk uit dit boek.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,