twee verwoede pogingen gevonden te worden
Verhaal 1
Ik ben gewoon hier
Ik stopte twee koffiekopjes in de verder lege vaatwasser. Startte het korte programma en ging zitten aan tafel. Vijfendertig minuten lauwwarm leek me genoeg. Mijn handen trilden om de telefoon. Aarzelend keek ik in de camera en vertelde mijn toestel wat ik van haar verlangde.
Bel de Grootste Zoekmachine op.
Ze begreep de opdracht en belde. Er nam iets op. Vriendelijk, mechanisch. Ik legde de stem aan de andere kant uit dat ik belde naar aanleiding van een e-mail. De advertentieruimte op de beeldschermen van mijn contacten bleek ontoereikend om kwartaaldoelen te behalen. Vond de Grootste Zoekmachine. Vond ik zelf ook, denk ik.
De stem wist waar ik voor belde. Ze - denk ik, gezien haar timbre - herkende mijn nummer en zocht mijn gegevens op. Of ik oren had naar een aanbod op maat, vroeg ze. Haar stem ruwzacht als handdoek zonder droger. Staccato. Ik had overal oren naar.
Hoeveel ruimte wenst u in te nemen?
Ik zei dat ik het niet wist. Nog niet. Dat vond de stem begrijpelijk. Uit mijn case bleek dat ik wel meer niet zeker wist. Dat stak me op een plek die ik vergeten was, maar ik liet het gaan.
In de afgelopen maand ontving ik twee oproepen. Eén ervan was van Ben. Vanaf zijn telefoon althans. Hij had zijn telefoon laten liggen in een kroeg waar we vroeger vaak zaten. De barman belde het noodcontact. Hij had nooit de moeite genomen dit te veranderen. Het deed me kort gloeien in mijn binnenste. Als een kooltje in een stortbui. Ik besloot hem niet op te bellen. De andere beller was anoniem en wenste dat zo te houden. Daarom schrijf ik nu niks over hem. Ook was hij verkeerd verbonden.
De stem kwam na tien seconden met een aanbod op maat. Naast een permanente banner op het home screen van al mijn contacten - 87 in totaal - kon ik kiezen voor een wisselende advertentie op hun smartwatch. Een carrousel noemde ze het. Dat vond ik te opdringerig, maar zei daar niets van en knikte akkoord. Bedacht me dat ze dat niet kon zien maar toch wel, ze had het gezien. Ik koos voor het grootste pakket want de feestdagen kwamen eraan. Nog een laatste vraag. Wat de kop en broodtekst moest zijn. Daar moest ik over nadenken. Ik zou terugbellen. Ik was op dit nummer te bereiken en nee ik hield de lijn nooit langer dan dertig seconden bezet. Ze zou het in orde maken en ik werd in de wacht gezet. Een nummer dat Ben en ik vaak zongen. Ik hield het toestel ver bij mijn oor vandaan. Net ver genoeg om iets te horen. Het was als wel-niet kijken naar een aangereden kat.
Met bevende wijsvinger opende ik de e-mail op mijn laptop. Onderwerp: ‘Lang geleden…’, een bericht van een van mijn 87 contacten. Een gratis nudge. Een aanbieding van de Grootste Zoekmachine. Sympathiek wel, vond ik. Ik las het bericht.
Hee, lang geleden. Gauw koffie doen?
Ik drukte op beantwoorden. Loog dat ik geen koffie meer dronk. Hoofdpijn, een maagzweer. Kort, zakelijk. Het streepje knipperde ongeduldig en ik wachtte met verzenden, liet het scherm open staan.
De stem herhaalde de opties en ik koos drie: maximale advertentieruimte.
Dertig dagen advertentieruimte
Eén handgeschreven bericht
Drie nudges per dag
Twaalfhonderd euro
Tekst ontbreekt nog
Ik moest alleen nog nadenken over de kop en paragraaftekst. Anders werd er een kop en paragraaftekst gegenereerd op basis van de laatste tien notities op mijn telefoon. Ik verbrak de verbinding.
Einde van dit gesprek.
Met mijn telefoon in de hand keek ik door het enkel glas van mijn appartement de drukke straat in. Telde de mensen met kerstbomen over hun schouder en bekeek de lege hoek in mijn huis. Zesentwintig ontheemde bomen. Langzaam uitdrogend in een warme huiskamer. Een doos lampjes in de hoek van de kamer. Ik sloot ze aan maar nam niet de moeite de kluwen te ontwarren.
Ik legde mijn telefoon weg en schreef verder aan het stuk waar ik in opdracht aan werkte. De titel stond al en ik was er erg tevreden over.
Ergens heeft iemand je nodig en diegene is dat vergeten.
Het moest een grappig stuk over een eenzame thuiswerker worden, aldus de opdrachtgever. Mensen willen lachen met de feestdagen. Ik bedacht een grap over een thuiswerker die de vaatwasser aanzette om zich zo minder alleen te voelen. Achteraf zou die het goed doen.
In de rechterbovenhoek van mijn scherm verscheen een notificatie. ‘Wat vond u van onze service?’, ik opende het bericht. Het was de Grootste Zoekmachine. Ik antwoorde kort.
Beste,
Over het algemeen ben ik erg tevreden met jullie zoekresultaten. Maar wanneer zorgen jullie ervoor dat ik gevonden word? Dan worden jullie ook de Grootste Vindmachine.
Groetjes
G.
Een lange pieptoon. Gevolgd door nog vier pieptonen. De vaatwasser had me nodig. Ik zette de kopjes terug in een verder lege kast. Liet de oortjes dezelfde kant op wijzen. Met het keukenkastje nog in mijn hand staarde ik ze aan. Vroeg me plots af wanneer er voor het laatst iemand anders uit het tweede kopje gedronken had. En waarom ik het kopje al die tijd afgewassen had. Ik sperde mijn oogleden, als sluis tegen het stromen, en besloot mijn e-mail af te maken. Het streepje knipperde nog. Ik leegde het tekstvenster en begon opnieuw.
Hoi,
Ik ben gewoon hier. En heb je heel erg nodig.
G.
Verhaal 2
Bij gebrek aan regen
een minder saai verhaal over het weer
Net na zessen rijdt de laatste auto het terrein af. De zon kleurt de omliggende akkers een geel dat niet in kleurpotloden past. Poeltjes water in het asfalt glimmen als scherven rond glascontainers. Fluitend draait de man zijn witte stationwagen de landweg in. Traag, zelfverzekerd. Nat zuigend asfalt onder de autobanden, wegschietend grind. De groene rugzak op de achterbank, een stapel papieren op de bijrijdersstoel. Hij geeft het papier drie zachte klopjes en drukt het pedaal in. Het zal hem allemaal wat. Hem zie je hier niet meer terug. Het is geen twee dagen hetzelfde weer.
Zes uur eerder liep de man de kantoortoren uit. Een toren midden in een land met een vrij gematigd klimaat. Niemand weet precies hoe hoog hij is, maar als je bovenin een leeg glas uit het raam houdt, vult het zich binnen luttele seconden met water helder als nectar. Dit zegt vaak genoeg. Toch zijn dit geruchten. Zelfs op een dag knisperend als bakpapier is de toren aan het menselijk oog onttrokken. Iets met de nieuwste camouflagetechnieken. Het is ernstig belangrijk dat de toren opgaat in de omgeving. Het terrein is omheind met muren en prikkeldraad met miniatuur scheermessen. Om de dieren weg te houden, zeggen ze. De man op de hoogste etage weet wel beter. Hij weet wat voor soort mensen prikkeldraad plaatst. Het soort met eczeem in de knieholtes. Het soort dat te lang op hun nagels bijt. Daarna hun nagelriemen afscheurt. Nooit genoeg heeft. Bang is.
Aan lange kastanjebruine bureaus buigen voornamelijk mannen zich over multomappen vol getallen en grafieken. Kijkend naar schermen, met in hun hand een stenen mok koffie. Werk wordt pas serieus als er koffie uit stenen mokken gedronken wordt. De man op de hoogste etage werkt graag alleen. Hij heeft opvallend nette nagels en een voorspelbaar temperament. Gladde kin en wangen. Een kapsel als een middelgroot bos, dunner in de zomer en ritselend kort aan de randen. De mouwen van zijn overall net te kort want jarenlang te heet gewassen. Hij verdomt het een nieuwe aan te vragen vanwege zijn naderend pensioen. Ook al krijgt hij de helft vergoed. In zijn vrije tijd wandelt hij graag zonder hond of perfectioneert zijn recept voor koude lasagne. Ook knapt hij graag klein witgoed op. Als iemand langskomt met iets met een printplaat knipt hij gelijk zijn soldeerbout aan. Tijdens een kort praatje heeft hij het apparaat meestal alweer aan de praat. Vooral niet over het weer.
Hij weigert al veertien jaar over het weer te praten. In het bijzonder op kantoor. Dat idee wil hij als een paardenbloem over het land uitblazen. In de weekenden schrijft hij daarom heimelijk aan zijn eerste boek. Het eerste deel van de reeks ‘Bij gebrek aan regen: 100 vragen die kunnen leiden tot boeiende en gevarieerde gesprekken.’ is zo goed als af. Elke avond zet hij tevreden zijn computer uit en kruipt naast zijn vrouw in bed, zucht eens diep en valt vaak pas na een uur in slaap. Een mens is het zwakst op zijn zij.
Maandag het klagen van collega’s. Over vrouwen die niet wilden. Over voetbalwedstrijden. Over mannen die niet wilden. Hij luisterde alles zonder zuchten aan. Zijn binnenste zacht als gras waar je graag zonder schoenen over heen loopt. Niemand liet zijn schoenen aan de rand staan en trapte al zijn geduld zo plat. Hij zwijgt, er ontstaan wandelpaden in zijn hoofd.
Dinsdag is er een traktatie vanwege een jubileum of iets anders triviaals. De gebruikelijke taartpunt, een pot snoep naast de koffieautomaat waar iedereen gretig in graait zonder de handen te wassen. De man slaat de taartpunt af met opgeheven vlakke hand, licht hoofdschuddend en met bolle bovenlip.
Woensdag blikt de afdeling Analyse vooruit op de voetbalwedstrijd en wed op de uitslag. Dat daar heimelijk geld mee verdiend wordt mag de directie niet weten. Iedereen pakt samen aan een lange smalle tafel voor de lunch. Een druppel water doet er duizend jaar over om precies dezelfde plek terecht te komen. De man vraagt zich af waar hij allemaal eerder was. Ook hij zal sterven als een herinnering aan water.
Donderdag is er een pingpong-toernooi op de tachtigste, bij windstilte op het dak.
Het geheel omkadert met muziek van de afdeling Geheimhouding. Ze blazen met koperdempers. Voorzichtig. Vrijdag loopt het parkeerterrein tussen vier en vijf leeg als een bad handwarm water. Al zijn collega’s op weg naar huis, om daar aan te schuiven voor een bord gekookte aardappels. Niet de man. Vandaag niet.
Er wringt iets in hem. Alle dagen die wenteltrap op voor een schamel loon, de overuren, gekeuvel over het weer. Een mens in het nauw wordt vindingrijk. En graaft, als het moet, met zijn nagels een weg naar buiten.
Er is iets opmerkelijks gaande. Iets wat direct verband houdt met de hoeveelheid taart. Collega’s worden simpelweg zwaarder en halen, gezien hun omvang, de bovenste etage niet meer. Vanwege bezuinigen is er geen geld voor een lift. Het bestuur besloot daarom de hoogste etages te vullen met servers. Rijen dik en meters hoog. Niemand weet precies waar ze voor dienen.
Die vrijdag rijdt de man rond 23.35 weer het parkeerterrein op voor zijn nachtshift. Beklimt de wenteltrap naar de honderdste etage. In zijn kantoor maakt hij een mok chocolademelk. Schudt de inhoud van het zakje op het vel wat ontstaat op de hete melk en roert het poeder onder met een vork. Het hoeft niet te sneeuwen voor chocolademelk. Hij neemt hierna plaats aan zijn bureau en knipt met drie vlugge bewegingen de schermen aan. Een veelvoud van regenboogkleurige grafieken licht op. Een zwarte pen schiet uit en trekt strepen op een lang wit papier met gaatjes aan de zijkanten. Hij dimt de lampen. Op tafel een opengeritste rugtas met daarin de machine die hij in zijn schuurtje maakte. Roerend met een plastic lepeltje kijkt hij tevreden naar het apparaat. Tikt drie keer op de rand. Kabels de juiste kleur, tandwielen gepoetst. Hij zet de rode lamp boven zijn deur aan. Niet storen: datacollectie in werking. Niemand zal het wagen om binnen te komen. Hij sluit voorzichtig zijn apparaat aan op het netwerk van de nieuwe servers. ‘Ga maar, je bent vrij’, mompelt hij tegen het kunstig glimmende ijzerwerk. Als een vader die zijn kind leert fietsen.
Terwijl het apparaat zijn werk doet sluipt de man de toren door. Hij belt eens naar een afdeling, maakt een praatje bij Grafieken. Leunt daar tegen een archiefkast vol mappen waar niemand nog in kijkt. Ze vragen hem naar het boek waar hij aan schrijft. Bijna af, zegt hij. Het is al af, verzwijgt hij. De eerste duizend exemplaren stapels dik in zijn studiekamer thuis.
Ieder uur klimt hij het dak op langs een benauwend smal laddertje met in zijn hand een emmer water. De man heeft weinig vrees te vallen vanwege het metalen kooitje om de ladder. Als je dan toch je grip verliest stort je niet vijfhonderd meter naar beneden. In het verlengde van de zendmast klimt de man in de metershoge hand waarvan de wijsvinger de hemel in prikt. Eenmaal boven keert hij de emmer water over de vinger heen. Zo weet iedereen weer hoe de wind waait. Soms is de meest simpele techniek het gebrek aan techniek.
Dan wachten. Een tweede mok chocolademelk. Plots slaat de naald uit. Heftig, ongecontroleerd. De man grijpt naar zijn mond, propt zijn blijdschap terug in zijn keel. Hij had dit niet beter kunnen programmeren. Hij wrijft in zijn handen en pakt de lange slierten papier op alsof hij een baby uit een wieg tilt. Hij weet het zeker, iedereen zal over hem praten, tot ver na zijn pensioen. Hij haalt de tekeningen van de munteninstallatie uit de lade in zijn bureau. Het ding vuurt elke tien seconden een eurostuk af. Zijn fuck you naar boven. De tijd is daar. Het zal geld regenen op het parkeerterrein. Langs alle kanten zullen mensen toesnellen. Er zullen vangnetten komen en permanente politiebewaking. Er ligt al tien meter pijp klaar in zijn garage. Hij zucht. Weer de pen op het papier, tabellen, woorden. Een nieuwe reeks data. En nog een batch. En nog een.
Met een dikke stapel papieren verlaat hij rond 06.15 het parkeerterrein. Thuis in zijn studeerkamer beschrijft hij driftig de eerste honderd bubbelplastic enveloppen. Een korte begeleidende brief met een acceptgiro. Roerend met een plastic lepeltje in zijn chocomelk, tevreden met de stapel enveloppen. Dan komt zonder kloppen zijn vrouw zijn studeerkamer binnen. Verbaasd bekijkt ze de stapels papier terwijl hij kort zijn plan uitlegt. Ze drukt haar neus op zijn boek en fronst hevig, daarna de wenkbrauwen richting het plafond. ‘Wie praat nou niet graag over het weer? Iedereen toch?’ De binnenkant van het hoofd van de man zakt in elkaar als een zak magnetron popcorn. Hij legt haar uit dat dit ze rijk zal maken. Zijn vrouw heeft er minder oren naar.
Zijn plan vult zich met water. Gaat kopje onder. Plots staat hij daar. Als in een stortbui in zijn onderbroek. Dit kan niet waar zijn. ‘Iemand zit hierop te wachten!’ roept hij. Hij klopt op al zijn zakken. Broekzak, jaszak, vestzak. Pakt dan het stokoude telefoontoestel en drukt op de sneltoets rechtsonder. Dichtbij zodat hij er met zijn duim bij kan, de negen. In de woonkamer rinkelt de telefoon. Niemand maakt aanstalten op te nemen. Omdat ze weten wat er belt. Gisteren, ingehaald door vandaag. Buiten begint het te sneeuwen. Stampvoetend loopt hij het huis uit de tuin in. De rest van de middag ruimt hij de schuur op. Nippend aan chocolademelk uit een stenen mok. Tot hij iets nieuws verzint bij gebrek aan regen.
Draft: bij gebrek aan regen: 100 vragen die kunnen leiden tot boeiende en gevarieerde gesprekken.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.