papieren helden

FB

Ishe

Mijn halfzus riep verwensingen door de slaapkamer. De dokter had haar weerstand broos genoemd, maar mijn halfzus was ook een broos persoon. Ik was terstond komen opdraven. Mijn jas was ik in alle haast vergeten. Ik realiseerde me pas dat het kledingstuk ontbrak op het moment dat ik rillend stond te zoeken naar mijn autosleutels.

Het bed kraakte bij elke armbeweging die ze maakte. Het was tijdens deze aanvallen onduidelijk of ze je herkende. Het was überhaupt een raadsel of ze bij bewustzijn was.

Mijn vader zuchtte, ging op de bank zitten en schonk zich een borrel in.

‘Het wordt een lange nacht,’ mompelde hij, terwijl hij zijn eerste slok nam. ‘Een lange, lange nacht.’

Mijn vader is theatraal aangelegd. Hij bezit het talent om een ernstig moment bij de randen uit te rekken. Zijn eigen leed past precies in die kaders. Het lukte me soms om hem te negeren, maar ditmaal pakte ik de fles gin en schroefde demonstratief de dop erop. Vader zuchtte andermaal en draaide zich naar het raam. Doordat de buitenrolluiken van het raam gesloten waren, zag hij zijn eigen gedaante helder gespiegeld in de reflectie van het glas. Zijn reactie was een mistroostig gebrom. Achter zijn figuur werd het bed zichtbaar waarin mijn halfzus lag.

‘Klotenummers, godskolere,’ mijn halfzus stortte halfzinnen uit waar ze zelf in vastgewrongen werd als was het een moeras.

Ik liep naar haar toe en dacht aan haar kind.

Vier uurtjes geleden had ik met Ishe in het park gezeten. Dat was wat hij graag wilde doen. Hij had het gezegd toen ik hem vroeg wat hij wilde doen. ‘In het park zitten. Op een bankje.’

Ik had zijn rugtasje, bedrukt met cartoonachtige dieren, gevuld met crackers en een flesje rode sapmix. We hadden gezeten op het vorig jaar geplaatste bankje. Verveelde jongeren hadden geprobeerd de randen te bewerken met een aansteker, maar meer dan een bruin vlekje was er niet op te zien. Ishe keek voor zich uit. Zijn kindergezichtje met een spottende uitdrukking, als een onwillige sultan op audiëntie.

Aan de voorbij fladderende krantenpagina’s kon je wel stellen dat het hard waaide. Het deerde Ishe niet.

‘Kom Ishe, we gaan. Peppy is al naar huis.’

Peppy was zijn pannenkoekplant. Toen de ziekte nog niet had toegeslagen, had mijn zus me apart genomen.

‘Andere kinderen hebben een knuffel of een fixatie met actiefiguren. Ishe heeft een pannenkoekplant.’

‘Ik heb ook een pannenkoekplant,’ reageerde ik.

‘Maar dat is niet je beste vriend.’

‘Dat weet jij niet.’

Ik mocht Ishe wel. Ik mocht hem erg graag. Ik had waardering voor de onverschillige, soms zelfs hautaine wijze waarop hij kon kijken naar een tafereel. Dat vond ik komisch.

‘Peppy kan wel even zonder me,’ zei hij wijs. Hij plaatste het rietje van het pakje sap in zijn mond en zoog de rode vloeistof naar binnen.

‘We gaan weer naar mama,’ zei ik.

Ishe reageerde niet. Hij keek naar fietsers op het pad naast het park, die op hun trappers moesten staan om de wind te trotseren. Hij keek naar de dames waarvan de uiteinden van hun lange jassen wapperden. Het klappen van hun kleding kon doorgaan voor een geheime code.

Terwijl Ishe met rechte rug op het bankje zat, zijn autoriteit uitwasemend, keek ik om me heen. Rond het bankje trof ik weggegooide loterijkaartjes, een handschoen, een servet van een luxe broodjeszaak en de dop van een fietsbel. Die laatste liet ik Ishe met een glimlach zien, maar hij moest er niets van hebben. Ik smeet hem in de prullenbak.

Zo zaten we naast elkaar, terwijl om ons heen mensen zich naar huis haastten. Ik keek naar de hemel, maar ontwaarde geen regenwolken. Het rook naar natte aarde. Mijn handen verdwenen in mijn broekzakken en ik staarde naar het uitzicht: een leeg grasveld met in het achterste deel een vijver. De eenden gleden naar de rand van de vijver. Ik zag Ishe met zijn typerende ernstige uitdrukking naar hetzelfde tafereel kijken. Ik wreef hem over zijn kruin.

‘Oom Sen,’ klonk er voorzichtig. ‘Wat gebeurt er met mama?’

‘Daar hoef jij je geen zorgen om te maken.’ Ik realiseerde me mijn fout en probeerde het goed te maken door oogcontact te zoeken, maar Ishe bleef staren naar de eenden.

Ik herstelde me.

‘Ma is moe. Soms zo moe dat ze verandert in iemand anders. Net zoals Peppy.’

‘Was ze ook zo toen ze klein was?’

‘Ik denk het wel,’ zei ik. Ik wist het niet goed. Had ik het geweten?

Zijn vingers tikten over de leuning alsof het een klavier was. De toppen van de dennen die aan de andere zijde van de vijver stonden, werden door de wind naar achteren geblazen. Ze hingen over het fietspad.

‘Kan mama niet gewoon heel lang slapen?’

‘Dat kan ze zeker. Ik zal het eens aan haar voorleggen.’

De eenden kwaakten fel, riepen hun familieleden bijeen.

‘Ishe,’ begon ik, ‘mama wacht op ons. Ga je mee?’

Zonder plichtplegingen wipte hij van het bankje. De punten van zijn openstaand vestje lieten zich uitwaaieren in de wind.

‘Doe die maar dicht,’ wees ik, en hij ritste het vestje dicht.

Thuis kuste hij zijn slapende moeder op haar wang. Ze kreunde een goedkeuring. Hij vervolgde zijn weg naar zijn kamer. De deur liet hij openstaan. Een kwartier na onze binnenkomst ging de bel. Ik opende de voordeur. Mijn vader kon niet verhullen dat hij weer niet geslapen had. Zijn blik was verwilderd. Een hoofd met gedachten die als meelmotten kaatsten tegen zijn schedel. Zijn ogen schoten door de kamer, zijn blik kon aan niets blijven plakken.

‘Wie kan ons helpen met de verzekering?’ zei hij, maar dat leek niet wat hij wilde zeggen.

Toen mijn halfzus begon te schelden, tegen god weet wie, naderde ik haar bed. Ik helde voorover. Haar ogen leken dichtgelijmd.

‘Kalm aan,’ zei ik moedeloos. En liep terug naar de woonkamer.

Ik wist dat dit een lange, lange nacht zou worden. Mijn vaders linkerbeen trilde. Hij sloeg met zijn vlakke hand op de lederen zitting naast hem. Even keek ik naar het bed waar mijn halfzus in lag. Daarna besloot ik naast mijn vader plaats te nemen. Ik legde mijn kin in het kuipje van mijn hand en kon een glimlach niet onderdrukken. Ik voelde de verontwaardigde blik van mijn vader in mijn wang boren.

‘Pannenkoekplant,’ mompelde ik.

Mijn vader wreef met zijn vingers over het concaaf van zijn glas. Er klonk een zucht uit het bed verderop in de ruimte. Eén waar een intense, maar vastgekoekte smart in doorklonk.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

Ferdy Karto
,