Na lang wachten is de stilte doorbroken. Onder het donkere wateroppervlak begint zich iets te roeren en aan land in het eilandhotel zijn de voorbereidingen in volle gang. De kamermeisjes snellen door de gangen, stofzuigend, met zo’n pluim spinnenwebben verwijderend, vuilzakjes vervangend, zeepjes en snoepjes recht leggend, de gordijnen juist plooiend. De gastheren strikken hun dasjes en doen onderwijl oefeningen om de mond op te warmen voor hun beste Engels: Shall Shelly see Susie in the shoe shine shop? Where she sits she shines and where she shines she sits. De hoogblonde Agneta verwijdert een blauw pluisje. Telkens opnieuw speelt de cd met The best of Schubert. Het was haar droom geweest het oude hotel nieuw leven in te blazen. Het eiland heeft zoveel te bieden. Op de foto op de website staan vier zaken afgebeeld: een ingelijste zwart-wit foto van een familie, een schaal met sinaasappelen met kruidnagel erin geprikt, feestelijk, als kerstballen. En een lamp, ook heel gezellig van porselein met bloemen erop afgebeeld, aan de lampekap hangen sliertjes. Op de voorgrond staat een bordje met het hotel erop afgebeeld.
In de tijd van de zwart-wit foto kraakte alles nog en liep het hotel het risico uiteen te vallen bij een al te sterke windvlaag. Het was er donker en het rook er naar schimmel. Enkel bleke onderkruipers vierden er feest op zachte mostapijten. Het hotel bevond zich aan de kliffen, voorbij de naaldbomen aan de oostelijke zijde van het domein dat hoorde bij het huis waar de eilandfamilie woonde. In dat huis moesten de kinderen stil zijn, in gesteven hemden met grote strikken in het haar en blote knieën. De zwart-wit foto werd in de voorkamer gemaakt. Agneta was de kleinste, ze probeerde haar kleverige handen aan haar jurk af te vegen. Haar broer zei dat ze ermee op moest houden dat anders de spoken van het hotel haar te grazen zouden nemen. Ze geloofde dus echt niet in spoken, maar ze geloofde vooral niet dat de spoken het hotel zouden verlaten.
Tijdens de nacht werd Agneta geplaagd door muggen, ze prikten haar zoveel in haar beentjes dat ze opzwollen. De volgende ochtend kon ze niet opstaan, ze moest blijven liggen en de hele dag woelen en voelen aan haar opgezette vlees. Tegen de avond was de situatie niet gebeterd. Agneta bleef dagenlang in bed. Om de muggen te weren legde haar moeder appelsienen met kruidnagels erin gedrukt bij haar bed. Gezien de ernst van de situatie legde haar moeder er niet één, ze liet meerdere kratten komen, dit kostte haar een godsvermogen, ze heeft er een sieraad voor moeten verkopen. De appelsienen kwamen namelijk helemaal uit Spanje en werden per schip vervoerd, alles kwam per schip naar hun rotseneiland. De moeder plaatste de sinaasappelen als de markering van een vestingwal rond Agneta’s bed. Een figuur van sinaasappels dat bescherming bood.
Agneta ijlde, de spoken hadden toch het hotel verlaten zoals haar broer had voorspeld en probeerden tot haar te komen. Rond de sinaasappelen hingen lange mistslierten met gapende monden en grijpende handen. Ze sloot haar ogen en hield zich dood. Ze zag bloemen die in de nacht hun heil zochten in het hotel, eindeloze rijen grote engelwortelen draaiden traag cirkels langs de muren terwijl in het midden van de kamers de heldere afrikaantjes feest vierden.
Gelukkig deden de sinaasappelen met kruidnagel hun werk, de muggen vermeden het zieke, jonge vlees en zochten hun heil elders. Haar beentjes kregen hun normale formaat terug, maar ze vergat de bloemen en het spookhotel niet. Ze nam zich voor het spookhotel om te toveren tot haar spookhotel.
In het zwarte, kolkende water voegen juist drie scholen grienden zich samen tot één grote school. Honderden, gladde, meterslange lijven spoeden zich voort. Opgewonden zeekwetterend leren ze elkaar kennen. Hier en daar maakt er één een sprong, ze spoeden een donkere dag tegemoet bij de eilanden. Boven hen rijst de grote, goorwitte pijlstormvogel op zoek naar pijlinktvis die de grienden nog niet hebben verorberd of desnoods de uitwerpselen van de grienden als er niets anders te vinden is.
Agneta loopt door het hotel, hangt spiegels recht, wrijft met een vinger langs de lijst van een schilderij en controleert of de bijbel nog in de bovenste lade van het nachtkastje ligt. Het is die van haar overgrootmoeder, eigenlijk hoort die onder een glazen stolp. Als iemand het exemplaar al te stevig vast pakt zal het volledig tot stof vergaan. De heilige woorden in de minder heilige, oude Vikingtaal. Ze houdt ervan dat de muziek in het hotel zich eindeloos herhaalt. Iedere keer als de laatste maten inzetten denkt ze, nee, toe, nog een keer, en dan springt haar hart op als die eerste maten opnieuw inzetten. Iedere keer ervaart ze dan de zegen van het volwassen en vrij zijn, dat zij die plaat zo vaak als ze wil kan beluisteren, dat niemand het haar kan beletten. Traag draait ze een pirouette en voelt hoe haar rok langs de gladde, houten bloemen van de commode strijkt, ze stelt zich voor dat ze een engelwortel is die traag draait in de nacht.
Als ze opkijkt, kijkt ze recht in de donkere ogen van Amin. Ze glimlacht. Zij is de baas, ze hoeft zich nooit betrapt te voelen. Haar genen trekken lange lijnen in de geschiedenis van dit rotsenkoninkrijk. Bij die geschiedenis hoort ook dat er soms vreemdelingen worden ingevlogen voor het nageslacht. Nu is zij niet van plan met Amin te zorgen voor nageslacht maar wat plezier kan geen kwaad. Ze strekt haar armen naar hem uit. Amin tilt haar op en draait haar in de rondte.
Terwijl Amin met zijn hoofd in haar schoot ligt, zoals ze hem het liefst heeft en ze hem aait en de eerste maten van the best of Schubert weerklinken en de groene en de oranje bloembladeren onzichtbaar zwieren, bereidt ze zich voor op de komst van de gasten, pasgehuwden. Ze zullen van de boot afkomen. De vreemde vorm van de rotsen in het water zal hen de adem benemen. Het zal zijn alsof ze op het eerste land arriveren. Het land dat nog niet af is, enkel wat rotspunten boven de zee. Ze zullen zich voorstellen dat ze hier al eerder zijn geweest, een vreemde vertrouwdheid en tegelijkertijd zullen ze zich de eerste mensen voelen. Dat is goed, als een bruidspaar zich de eerste mensen voelt. Die alledaagse onzin van het vuil dat uit de auto’s komt en overal een grijs, kleverig laagje op achterlaat, is hier niet. Hier is het schoon en de lucht is fris. Ze zullen de rotsige trap beklimmen naar haar prachtige hotel. Ze zullen huiveren van de mist en hij zal een arm rond haar slaan.
Even zullen ze zich zorgen maken. Kan deze onherbergzame omgeving wel in een gezellige, warme haard voorzien? Maar vanaf het moment dat ze het hotel betreden, zal het wel degelijk aanvoelen als een huis met een warme haard, niet als een hotel en binnen zal alles piekfijn in orde zijn. De verlichting is warm, de meubels zijn victoriaans, ze worden omringd door behaaglijk, groen fluweel. Er hangen zwart-wit foto’s aan de muur en het ruikt er naar kruidnagel en bloemen. Precies zoals op de foto’s op het internet.
De suite is ruim voor eilandse begrippen, dat zullen ze al begrepen hebben in die vijf minuten na aankomst. En dan zal zij, de bruid, een blik naar buiten werpen. Het is altijd het belangrijkst wat zij ervan vindt. Hij volgt. Zij zal naar de woeste baren kijken, en de schattige, gekleurde huisjes.
Zijn de grienden al aan de kust? Of zullen ze na jaren en jaren onheil deze kanten eindelijk vermijden, zich niet voor een gat laten vangen? Grienden zijn de grootste dolfijnen of de kleinste walvissen, dat hangt van je perspectief af.
Zal de school, zodra er een boot nadert, zo diep mogelijk duiken in plaats van nieuwsgierig aan de oppervlakte poolshoogte te nemen, tot ze zich omsingeld en voortgedreven weet. Zelfs dan, als de dieren voort worden gejaagd heeft het nog iets opwindends. Met zijn allen razen ze richting de rotsen. Zolang de leider voorgaat is er geen reden tot twijfel. De kust staat vol stipjes.
‘Nee!’ Agneta slaat een hand voor haar mond.
‘Wat is er?’ vraagt Amin.
‘Nee! nee!’ Ruw maakt ze zich los uit de gezellige omhelzing, ze rent naar de kalender. Ze hoeft niet te kijken om te weten dat de volgende dagen met een dikke rode stift omcirkeld zijn. Ze weet al dat het zo is, er is geen twijfel over mogelijk. Hoe heeft ze dit over het hoofd kunnen zien? Ze wilde het chique bruidspaar, zo graag ontvangen dat ze het allerbelangrijkste over het hoofd heeft gezien. Ze hoort zichzelf al met op elkaar geklemde tanden iets over folklore mompelen. ‘Nee!’
Eenmaal bij de kust zal het een rampzalige dag blijken voor de grienden. De leider zal zonder omhaal de keel worden opengesneden onder het gejuich van de stipjes op het strand. Er zullen er een aantal ontsnappen maar het zal niet gemakkelijk zijn. Zonder leider, zonder duidelijkheid waar hun naasten zich bevinden, zullen ze rond elkaar buitelen, terugkeren en soms zelfs elkaar aanvallen. Het zal letterlijk een bloedbad zijn. Degenen die ontsnappen, zullen gedesoriënteerd blijven zwerven met de smaak van zout bloed, blubber en kwik in hun monden.
Ook voor de commissaris van het eiland zal het niet gemakkelijk zijn. Gelukkig heeft hij een grote, borstelige, rosse snor waardoor hij en de eilanders er zeker van zijn dat hij de commissaris van de politie is en niemand anders. Hij beschikt over de juiste norsheid. Maar hij heeft het blubberige vet van de grienden, beter bekend als blubber nooit graag gegeten, aangeraakt of ook maar gezien. Terwijl het slachten van de grienden voor hun blubber, toch wel het hoogtepunt van het eilandjaar is, en het verdelen ervan de grootste eer die hem wordt toebedeeld. Met emmertjes vol van het stinkende spul gaat hij langs de eilandbewoners. Ze nodigen hem allemaal uit voor een hapje. Ieder jaar zoekt hij wanhopig een excuus om dat dagenlang blubber slikken te vermijden maar als het moment daar is en hij kijkt in de ogen van Anja en Skòr met hun glanzende aardbeikleurige haar, dan weet hij dat er geen uitweg mogelijk is. Hij zal aanschuiven aan de geboende keukentafel en blubber eten. De emmer wordt overhandigd met een knipoog, iedereen krijgt een beetje meer van het eilandgoud dan de ander. En ze weten het, hij zal het zien aan hun dankbare blikken. Hij kokhalst bij de gedachte aan al die blikwisselingen, al die mensen die hij in de ogen zal moeten kijken, al die mensen die in zijn ogen zullen turen, die hem onhandige schouderklopjes zullen geven. Dat ze het volkslied zullen zingen voor het rode water met de dode beesten op het strand en de veroordelende blik van de wereldpers op ze gericht. Dit is eiland tegen de wereld. Alsof de wereld daar ook maar iets van begrijpt, van kwikblubber.
En de kersverse bruid op huwelijksreis op het eiland zal naar het water kijken en het zal roodgekleurd zijn. De volledige eilandbevolking zal op het strand zijn verzameld. Onder luid gejuich zullen een aantal activisten, ongetwijfeld haar landgenoten, tegen de grond gedrukt worden. Terwijl andere stoere mannen - de helden van het eiland in duikpakken, het water klotsend langs hun benen - grienden zullen afslachten. In een halve cirkel errond zullen de boten dobberen die de beesten de haven in hebben gedreven. Er wordt in het dikke vlees gesneden en telkens wordt de rode vlek in de zee groter.
De commissaris zal het vlees waardig over de dorpelingen verdelen, het hotel krijgt altijd wat meer dan de rest natuurlijk. Agneta zal knikken en de emmer wegzetten, ze zal hurken en minutenlang met haar vinger door de blubber roeren, een zalig gevoel. Ze zal Amin voeren, ze zal zich er in baden en het hem van haar af laten eten, wat een exquise idee, ze huivert en zuchtend legt ze zich neer bij het onvermijdelijke. Ook het bruidspaar, zal mogen meegenieten van de blubber, met mate, niet-eilanders zijn gevoeliger voor het kwik.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.