papieren helden

FB

De Rat

Een maand nadat ze me had achtergelaten in het huis zag ik de rat voor het eerst. Hij knaagde aan een beschimmelde pizza ansjovis die vlak naast mijn bed uit een opengereten vuilniszak stak. Ik ging ervan uit dat het zijn eerste bezoek was, anders had ik hem zeker eerder opgemerkt. Ratten leven bij voorkeur ’s nachts en sinds een maand deed ik dat ook.

Ik was naakt. Wat dat betreft hadden we geen voorsprong op elkaar. Instinctief liet ik me op handen en knieën zakken. Op Animal Planet leerde ik dat de meeste dieren behoorlijk geïntimideerd raken door potentiële tegenstanders die in staat zijn zich bij dreiging plotseling veel groter te maken. Het gaat allemaal om energie en het innemen van ruimte die je als de jouwe beschouwt.

Ik keek veel Animal Planet. ’s Nachts was dat zo’n beetje het enige wat op was.

Zo onverwacht mogelijk sprong ik op, maakte me los van de grond, waarbij ik mijn armen en benen spreidde zoals je een eekhoorn soms ziet doen wanneer hij naar een andere tak springt.

Ik landde pijnlijk op mijn schouder.

De rat had niet bewogen en kauwde onverstoord verder op een stukje ansjovis. Zijn oogjes waren gitzwart. Zijn staart glom in het licht van de straatlantaarns – ze had de gordijnen meegenomen, die waren immers nog van haar moeder geweest.

Ik krabbelde overeind en probeerde het opnieuw, ditmaal gewapend met een paraplu die ik tijdens het opspringen met veel kabaal openklapte.

De rat likte loom zijn voorpootjes schoon.

Ik was naakt omdat zij altijd had gewild dat ik naakt was. In ieder geval tijdens het slapen, ook in de winter, als de ramen wijd openstonden omdat zij dat prettig vond. Zelf droeg ze een dubbelgevoerde pyjama die haar het aanzien gaf van een babyolifant. Het was niet dat het mij veel uitmaakte, al kwam dat waarschijnlijk vooral door de ritalin die zij dagelijks door mijn eten mengde. Daar kwam ik na acht jaar huwelijk pas achter.

Mijn vrouw was psycholoog en dat was ze 24 uur per dag. ’s Nachts werkte ze door in bed waar ik meestal bedolven werd onder de mappen en ordners met informatie over haar patiënten. Hoewel dat vooral in de winter best prettig kon zijn, zei ik haar op een nacht: ‘Misschien zou je het werk wat minder mee naar huis moeten nemen.’

‘Ook al zou ik het willen,’ zei ze terwijl ze een map onder mijn billen vandaan trok. ‘Het is niet mogelijk. Mijn werk is immers al thuis. Dat ben jij lieverd, mijn levenswerk.’

Ze herhaalde wat ze zo vaak zei. Dat ze me had aangetroffen als een gebroken ziel en dat ze me in huis had genomen om me te repareren.

‘Maar dit was toch gewoon mijn huis?’ fluisterde ik.

Ze keek me streng aan, de leesbril op het puntje van haar neus. ‘Ik heb beloofd dat ik jou ga repareren,’ antwoordde ze. ‘Maar je moet wel meewerken.’ Ze schoof een stapel ordners op mijn borst en zei: ‘Ik ga jou fiksen.’

Al met al waren we samen tamelijk gelukkig, zei zij vaak, en ik beaamde dat dan. Het enige waar we echt van mening over verschilden was het nemen van een huisdier. Tot ik haar leerde kennen had ik altijd huisdieren gehad, die waren nu eenmaal makkelijker in de omgang dan mensen. Ik had een tamme duif, een Turkse tortel, die ik los door het huis liet vliegen. Dezelfde week dat ik haar leerde kennen trok ze bij mij in. Dat hadden we niet echt afgesproken, de bel ging, gewapend met een Samsonite-koffertje stond ze voor de deur. Ze overviel me. Ik stond nog wat te treuzelen bij de voordeur terwijl zij mijn huis inspecteerde. Toen ik even later de kamer binnenkwam zat er een bloederige afdruk van mijn tortel op haar koffertje.

‘Dat ondier moet door het raam naar binnen gevlogen zijn,’ zei ze. En daarna: ‘Morgen gaan we de boel hier eens opnieuw inrichten.’

Met tegenzin kocht ik een zakje gif om de rat mee te doden. Na een week was ik gesteld geraakt op zijn nachtelijke aanwezigheid en eerlijk gezegd wilde ik het diertje helemaal niet doden, maar ik besefte dat ik moeilijk samen kon leven met een rat. Ook al had ik dat al jaren gedaan met haar. Maar ik mocht niet langer voer zijn, niet voor ratten en niet voor psychologen.

Het gif deed niets. Op internet las ik dat vooral in de steden ratten een aasschuwheid ontwikkelen en sommige zelfs niet eens meer vatbaar zijn voor het gangbare gif dat in winkels wordt verkocht. Resistente ratten, worden ze genoemd.

Op een forum kwam ik met Nico in contact. Hij zei een expert te zijn op het gebied van rattenverdelging. Die middag stond hij voor mijn deur. Hij had lang blond haar dat in een paardenstaart over zijn schouders hing en droeg een pet van een Amerikaans honkbalteam achterstevoren op zijn hoofd.

‘Ik kom voor de rat,’ zei Nico.

‘Een dikke vette rat,’ beaamde ik.

Nico’s ogen begonnen te glimmen. ‘Hoe groot is-ie?’ wilde hij weten. Ik moest het aangeven met mijn handen.

‘Dat is heel normaal,’ zei hij teleurgesteld.

Nico vertelde dat het bovendien heel normaal was dat de ratten resistent werden tegen het gif. ‘Het komt allemaal door de regering,’ zei hij treurig. ‘Die verdomde regelgeving.’

Nico legde uit dat er twee soorten gif bestonden. Acuut werkende middelen en multidoses-middelen. De eerste soort was sinds de jaren zestig verboden omdat die te wreed was. Dat laatste zei hij heel zachtjes alsof iemand meeluisterde. ‘En nergens meer te krijgen,’ zei Nico. ‘Maar,’ vervolgde hij nu bijna fluisterend. ‘Ik maak het zelf. En véél beter.’

Hij vertelde dat het eigenlijk heel simpel was en dat hij eerst de Difenacum verwisselde voor wat Bromadiolon maar toen hij zag hoe weinig dit mij zei, staakte hij zijn verhaal en liet hij mij een zakje zien met een stuk of twintig bolletjes gif erin.

‘Het zit nog wel in de experimentele fase,’ zei hij. Hij had het gif nog nooit in de praktijk gebracht. Maar ik mocht het wel proberen.

Die avond duwde ik een bolletje gif in een stukje worst dat ik midden op het kleed in de kamer legde. De rat wist het aas te vinden. Hij schrokte de worst met gif en al naar binnen. Ik wachtte. Er gebeurde niets.

Met enige trots vertelde ik mijn vrouw eens dat ik als kind nooit had gekropen. Van zitten was ik in één keer gaan lopen. Vol afgrijzen luisterde ze naar mijn verhaal. ‘Dat is geestelijk gezien anders heel ongezond hoor,’ zei ze.

Vanaf toen mocht ik me na vijven alleen nog kruipend door het huis bewegen. ‘Je hebt behoorlijk wat uurtjes in te halen,’ zei ze streng.

De volgende nacht was de rat nog steeds springlevend. Hij leek zelfs groter geworden, maar dat beeldde ik me natuurlijk in. Ditmaal besloot ik hem twee bolletjes van het gif toe te dienen.

Na drie weken waren mijn knieën opgezwollen van het kruipen.

‘Ik doe het niet langer,’ zei ik. En ik sloot me op in de badkamer. Toen ik er na een uur weer uitkwam hield ze me een doosje pillen voor.

‘Het wordt tijd dat jij overstapt op concerta,’ zei ze, terwijl ze twee tabletten in mijn mond stopte. ‘Dat is hetzelfde als ritalin, alleen dan veel sterker.’

Het maakte het kruipen in ieder geval wel makkelijker.

Ik had me niets verbeeld, de rat wérd groter. Na drie bolletjes gif was hij zo groot als een kater. Na tien bolletjes kon hij zittend op de grond van tafel eten. Het maakte me niet bang, in tegendeel, nadat ik hem ’s nachts nieuw gif toediende mocht ik hem over zijn rug krabben. Het enige nadeel was dat hij erop stond om overdag in mijn bed te slapen, soms mocht ik erbij, maar meestal ging ik maar gewoon op de bank.

Mijn vrouw had mij al eens eerder verlaten. Ik was niet te repareren. Na een paar maanden belde ze dat ze haar pannenset wilde ophalen. Ze kwam maar ging niet meer weg. Tot ze me een maand geleden opnieuw verliet.

Ik had nog maar twee bolletjes gif toen zij belde. Ze had wat kleren laten liggen die ze graag op zou halen. Toen ze ophing voelde ik mijn hoofd zwaar worden.

Ze kwam haar kleren halen. Ze zou weer blijven.

Het was midden in de nacht toen ik de rat hoorde ontwaken. Ik ging naast hem op het bed zitten. Ik liet de laatste twee bolletjes door mijn handpalm rollen. De rat volgde de bolletjes met zijn ogen. Maar in plaats van dat ik het gif op zijn tong legde, zoals de nachten ervoor, stopte ik de bolletjes in mijn eigen mond. De rat gromde en haalde uit met zijn klauw. Ik kon nog net wegspringen en de deur achter me dichttrekken. Ik hoorde gekrijs en het scheuren van linnen.

Ik wachtte tot het gif mijn organen zou vernietigen.

Het was licht toen ik liggend op de keukenvloer weer wakker werd. Mijn ogen brandden en mijn maag schuurde. Er ging een steek door mijn kop. Om het sterven te rekken besloot ik naar buiten te gaan en een wandeling te maken. Het bloed moest nog even blijven stromen. Over een uur zou zij langskomen, het idee om dood voor haar voeten neer te vallen sprak mij steeds meer aan.

Ik liep langs het water toen ze belde dat ze voor de deur stond. Ik zei haar dat ik onderweg was, maar dat ze de sleutel had en gerust naar binnen kon gaan. Ik wachtte even en toen zei ik: ‘De kleren liggen op het bed.’

Ik hoorde haar naar binnengaan, we bleven aan de lijn. Ze liep door het huis, ik hoorde hoe ze de deur van de slaapkamer opendeed. Een moment later klonk er gekrijs, gesis, een lichaam dat door de kamer werd gesmeten. Daarna werd het heel erg stil.

Ik liep rustig door, maar plotseling viel ik voorover. Ik kroop op handen en voeten over het schelpenpad. Ik voelde hoe mijn broek aan de achterkant openscheurde. Met een plof viel er achter mij iets op het pad dat vervolgens zwaar achter mij aan sleepte. Ik keek naar mijn armen, die langzaam bedekt raakten met bruine vacht. Ik voelde mijn nagels groeien.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,