‘De hoeren van de piste zijn van mij, van mij alleeeeEen! Dit busje gaat rijden, we laten ons niet pakken, we nemen hem zellUf, helemaal zelleeeuUuuf, omdat het kan.’
Met hese stem had Pieter door de microfoon gezongen, hij hield hem daarna vast alsof het zijn lul was, terwijl hij met zijn andere hand veel te soepel de bus de snelweg op stuurde. Dat hij in een bus kon rijden was nieuw, ik wist weinig van hem de laatste tijd, maar ik zong natuurlijk meteen mee. De held.
‘Tanken, chauffeurtjEuh! We zullen je eens laten zien wat tanken is! Hahaha. Volgieten, wegscheureuH! Hahaha! Daar gaan we Harries, daar gAaaan we!’
Zo was het begonnen. Lennard en ik achterin de bus, Pieter aan het stuur. Zesenveertig lege stoelen tussen ons. De Harries door de bocht, precies zoals vroeger. Het idee om de bus mee te nemen kwam van mij. Na een uur onderweg verveelde ik me ontiegelijk en ik was de wijven in de stoelen voor me gaan pesten door scheuten cola in hun nek te gieten. Pieter en Lennard zaten verder achter me, ik had weer eens de pech om naast een slome idioot terecht te komen die niet eens normaal kon praten. Wat had die SmurF gedaan? Hij was opgestaan en had de bijrijder gewaarschuwd. Nog voor de wijven iets door hadden, omdat ik zo precies was. En terwijl de wijven eindelijk krijSten als varkens in het slachtHuis, stond die gast van een neprijder al naast me en trok me vier stoelen naar achteren, ik kwam recht achter de anderen terecht.
Ik ken die lui uit de zandbak. Pieter en Lennard, zij wisten dat ik het niet zou pikKen. Dat past niet bij ons. Mensen uit onze straat weten dat. We waren niet voor niks de Harries. We noemden onszelf zo, omdat Harry de meest nikszeggende naam was die we kenden. Nog minder dan Jos of Kees. We deden geen slechte dingen, juist niet. Om mensen voor de gek te houden hielpen we bejaarden de weg over, organiseerden feesten voor de buurt en we ruimden altijd het vuilnis in de straat op. Waar wij kwamen was alles Piek en Bello. Kon ons niks schelen.
Hoe saaier, hoe beter, en hoe minder mensen zich met ons bemoeiden. Vanzelf wisten we heel goed wat ze wilden zien. Maar dat zag dus niemand, we waren te goed.
Het gekke was, dat ook saaI op een gegeven moment bij de saaie dingen hoorde. Pas als er iets gebeurde dat klote was voor ons, deed het ons iets. Dan liet iemand zich namelijk zijn ware Reet zien, vonden wij. Dan zag je de kant die iedereen altijd verstopt, die lijkt op zwemmen terwijl je dat niet kan.
Hoofd boven wateR noemden we dat. Het was logisch dat we zo’n niemand een beetje hielpen, anders klopte het niet. We wilden één keer per maand een Hoofd boven wateR voorbij laten komen, dat lukt vaak. Het beste verhaal was de actie van tuinman Jos, die alle heggen in de buurt veel te laag snoeide omdat hij dacht dat dat zo hoorde. We waren vergeten dat er spul van ons in die heggen hing. Alles knapte. Dat stonk! Toch hoefden we niet te zitten.
We baalden soms dat we niet in een serieuZe oorlog zaten. We zijn alle drie niet in het leger gegaan ofzo, of een front gaan zoeken ergens in het Midden-Oosten. Harries hadden helemaal niks met discipline, zo simpel was hEt.
Omdat we geen ander idee hadden, waren we daarna doorgegaan met een saai leven waar niemand zich mee bemoeide. Ieder van ons in een andere stad. We zagen elkaar amper, alleen als we het duidelijk hadden afgesproken. Vaste prik was de wintersport. De wintersport vonden we eigenlijk natuurlijk het absolute toppunt van saaiheid, ik denk dat we allemaal niet meer wisten hoe het anders moest. Dat zat me wel dwars en ik had er van tevoren over nagedacht, eerlijk gezegd was ik het onderweg min of meer vergeten. Lennard en Pieter waren de Harries, dat maakte alles goed. Maar er hing toen al iets in de lucht, dat moet wel.
Zij waren tot dan toe in de bus met andere diNgen bezig geweest, blote wijven in tijdschriften bekijken enzo, dus begrepen ze niet meteen waarom ik ineens achter ze zat.
‘We moeten ervantussen,’ probeerde ik. ‘Weg van die chauffeurs met hun kleefhaar en vet over de rand, fok neptoeristen die niet meer zijn dan vulsel voor de bus,’ ik was serIeus kwaad.
De rest van de buslui zat nietsvermoedend in de wegrestauratie te eten, ze wisten niet eens dat wij nog in die tEringcar zaten. We waren op de grond achter de stoelen gaan liggen, je rook chips en zweetsokken. Na vijf minuten zat de tank vol en waren de chauffeurs een frikadel gaan halen, of weet ik veel, een bord boerenkool met worst.
Ik nam het stuur van Pieter over. Die bus tRok óp, ik zeg het je. Ik had gEEn idee van zo'n kist. Meestal ben ik misselijk van de sloomheid. Ik voelde me perfect. Binnen een minuut waren we de grens over. Wat mij betreft waren we in één keer doorgereden naar Mongolië. Maar ja, we moesten zo snel mogelijk van de snelweg af, we wilden geen betrappers. We hadden genoeg flappen op zak om een tijdje door te teren. Nog van die slaapkousen die handtassen met contanten én paspoorten bij de stoel hadden laten liggen.
Polen was de beste optie. Zo corrupt als wat. Je kon er skiën en het was lekker groot. Achteraf vind ik het nog steeds een geniAal plan.
Lennard en Pieter hadden de eerste anderhalf uur de slappe lach.
‘Waar zijn de WIJVEN nou,’ zongen ze en ‘ik heb een bus vol met ski's, ik doop ze simpel in pies.’
Krom lagen ze. Omdat het niet klopte en er tegelijkertijd niets beter klopte dan dat. Harries reVisited. Vroeger deden we een keer een tijdje alsof we Zuid-Afrikaans waren, dat klinkt té onhandig. Geleerd van The Box. ‘Daai ou is darem 'n lelike ding!’
Nu zouden we zoiets niet meer doen. In het begin kenden we Henkie nog niet, die ervandaan komt en zijn moeder die van alcohol is doodgegaan. We lachten er niet meer mee, respect.
In de bus leek het ineens weer alsof het allemaal Niks uitmaakte.
Je zou zeggen dat Duitsland groot is, maar na een nacht rijden leek dat niet meer zo. Ik heb nog nooit zo'n saai land gezien, in het donker. Lennard dacht dat hij grappig was en begon te zingen over noinoenointSieg Heil loeftbaaloons. Ik keek hem aan alsof hij stront was en hij stopte meteen. Dat komt omdat ik overgewicht heb. Iedereen doet altijd wat ik wil. Ik zou er niet tegen kunnen als het anders was. De meeste mensen zijn zo vreselijk sloom en schijterig, dat heb ik nooit begrepen.
Op een parkeerplaats waar je alleen maar hoertjes in de bosjes zag en er niet eens lantaarnpalen stonden, maakten we het ruim open en gooiden alle rotbagage weg. De vetste tassen namen we mee naar boven, dat waren er ongeveer tien, de rest lieten we staan. Dan hoefden die hoertjes tenminste geen kou te lijen. We hadden goed aftrek. Lennard en Pieter hadden wel zin om zo'n Poolse slet te proberen, ik wist beter. Die sletten hebben een kloteleven en gaan echt niet hun best doen om jou Serieus lekker te maken in de kou. Thuis waren de Harries heus nog nooit naar de hoeren geweest, het was sowieso nep.
Toen heb ik het stuur genomen, Lennard en Pieter haalden de tien tassen leeg. We moesten verder. Ondertussen bleven ze zingen. Sinterklaasliedjes, niet normaaL. Die gasten hebben geen idee waar dat hele feest over gaat. Ik had geen zin om het uit te leggen.
Ik kreeg zo hard de slappe lach toen ik ze in de achteruitkijkspiegel zag met hun verkleedkleren, dat ik bijna met de kist van de weg af gleed. De één droeg een jurk en de ander een veel te kleine pyjama, net van die overdreven types in zo'n televisieserie.
Ze deden allemaal van die overDreven stemmen, terwijl ze dat helemaal niet kunnen, toch deed ik het in mijn broek. En ik kreeg zin om mee te doen. Het was te lang geleden dat ik erin verdween, maar dat wisten zij natuurlijk niet. Ik wist het zelf nauwelijks. Tuurlijk wilde ik toen ook de leukste zijn en dat ging helemaal niet makkelijk. Eigenlijk was het oerstom.
Ik had een briljant rolletje bedacht, over een buschauffeur met heimwee die zo hard moet huilen dat hij zijn voet niet meer van het gaspedaal krijgt en overal kramp heeft. Wist ik veel dat die wegen in Polen veelste smal zijn in de bocht. Ja, met een bus kieper je om en als je pech hebt hang je net boven een ravijn. Wij hadden best pech, want we duikelden als een dobbelsteen over een Monopolybord en dan bijna recht naar beneden.
‘We gaan zo meteen dood’ zei Pieter rustig, omdat hij nu eenmaal nuchter was.
‘Hoofd boven wateR,’ riepen Lennard en ik tegelijk. In plaats van dat we in paniek raakten, moesten we weer lachen. ‘Nou dan komen we er eindelijk achter,’ merkte Lennard op. ‘HhhHoe het daar is, in de hel.’
§
Als ze niet zo lekker had geroken, was ik niet wakker geworden. Het leek een mengsel van kaneel en lavendel, dat verzin je niet. Een belachelijke combinatie, want die geuren zijn uit zichzelf al overdreven fanTastisch. Zij rook ernaar. Olga.
Nog voordat ik mijn ogen open had gedaan wist ik dat ze bij me hoorde, toen en voor de rest van mijn leven.
Ze was niet eens oud, ergens begin twintig. Ik eigenlijk ook niet, ergens midden twintig. En ik voelde me eerlijk gezegd meteen een konijn. Ook al lag mijn lichaam in kreukels, ik had zin om op te staan en met haar te springen. Het maakte me niet uit waarheen.
Ze studeerde en mocht oefenen in het ziekenhuis. Dat ze mij zag zitten wist ik natuurlijk. Ik rook haar ogen. Ik moet niks hebben van die eenzijdige wappieverhalen, maar omdat zij het was geloofde ik het. Precies daar waar we waren neergestort, waren Nederlanders een soort helden. Ook voor haar. Ik had er nog nooit van gehoord, maar een keer in de geschiedenis was een groepje Nederlanders iets begonnen in Polen. Omdat de grond vruchtbaar was enzo. Vier eeuwen geleden. De kerk die ze hadden gebouwd stond er nog steeds. Precies in Markusy, waar de Goddelijke Olga uit de poort van haar moeder was gebraakt. Er stroomde gewoon Nederlands bloed door haar vloed. Ze had in haar hoofd gehaald dat er ooit in zo'n depressief ziekenhuisbed de persoon zou liggen die in haar zou passen. Ja echt. Dat was toch minstens mooi meegenomen. Het was trouwens niet zo dat ik haast had, ik had eigenlijk niKs te doen.
Mijn lijf werkte van geen kanten. Ik had tijd om naar haar te kijken.
Olga wilde niks liever dan mij meenemen naar haar geboortedorp. Waar moest ik anders heen? Ik had geen trauma ofzo, maar ik hoefde ook niet per se te worden herinnerd aan de Harries. Het was duidelijk dat het leven vóór het ongeluk nooit meer terug zou komen.
Ze was zwanger toen we die kant uit gingen. Je zou zeggen dat het in Polen niet veel voorstelt, maar dat is een misverstand. Ze had me alle hoeken van het ziekenhuis laten zien. Ik kan je vertellen dat je niets weet, ook niet als je astronaut bent en in het Heelal naar de hele aarde hebt gekeken. Als er iemand met zijn vinger in je hart heeft zitten peuren, ben je Lost. Zo gaat het.
Alsof mijn hart een dijk was, met een gat erin. Precies daar had ze haar vinger gestopt.
Ik verdwijn in haar, dat weet ik zeker.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.