papieren helden

FB

Blue Moon

Without a dream in my heart, without a love of my own

De kamer was vanmorgen nog gedaan. Behalve het tapijt en de stoelen, had de werkster ook de tafel, de planten, de vensterbank en de boekenplank een beurt gegeven. Alles met de stofzuiger, voor het gemak. Het was er nogal bruusk aan toe gegaan, wat gaf het immers. De kamer lag er opgeruimd bij, niemand keek haar op de vingers.

De mevrouw zat net als altijd in haar stoel en keek naar buiten. De huid boven haar ogen hing. Hoewel ze wakker was, kon je ook geloven dat ze sliep. Ze zat tevreden en berustend, haar adem knorde diep.

'Zachtaardig' stond in haar dossier. Dat gold ook voor haar woning. Het stonk er niet zoals bij de anderen naar urine of dode lucht. De meubels pasten bij elkaar, er hingen goed gekozen schilderijen aan de muur.

Je zag er vlagen van het platteland zoals het was geweest, herinneringen waar je anderen over had horen vertellen. Er hing een wulps portret van een vrouw in klederdracht, maar je ogen gingen bij binnenkomst in de kamer vanzelf naar links, naar het grote doek met de in zekere penseelstreken getroffen roodbruine stolpboerderij. Een kolossaal gebouw, zo vol karakter dat je het als een levend ding kon beschouwen.

Toen het nog beter met haar ging, hield de mevrouw stug vol dat ze de boerderij persoonlijk uit handen van het grootkapitaal zou houden. In die tijd glimlachte ze nog niet. De meeste verzorgers bleven wat langer bij haar hangen als ze hun ronde deden. Een paar minuten, precies genoeg om op adem te komen.

Zodra een verzorger haar aansprak, begon ze te stralen. Ze noemde het vrouwelijke personeel 'liefje' en de mannen 'prins Jan'. Ze namen om beurten chrysanten voor haar mee, voor eigen rekening.

Ze wisten veel over haar, de verzorgers, dankzij de stapels documentatie van haar kinderen. Maar het was vooral het hangende weten om de mevrouw heen dat geruststelde. Soms blonken haar ogen in alle kleuren, als het zonlicht erin weerkaatste.

Er waren dagen waarop ze hardop praatte. Halve zinnen als vrolijke raadsels. ‘Lepelen zegt hij... Lepelen tot ze verliest!’ en ‘Als ze zingen vogeltje vogeltje, o o het bad loopt vol.’

De goede verstaanders die dit begrepen waren er nog wel, maar de kinderen zochten de mevrouw niet vaak meer op. Dat zag je wel meer, het hoorde bij hun werk.
In de bovenste la van het kabinet in haar kamer lag een vergeelde lijst, met bibberige letters stond erop beschreven welke muziek de mevrouw graag hoorde. Elke dag om vier uur werd die lijst door Stefan uit de la gehaald, waarna hij de stapel lp’s pakte en drie nummers koos die hij één voor één afspeelde.

‘Wilt u deze dans van mij?’

‘Dat u dat nog vraagt, na al die tijd!’

‘U lacht zo lief’

‘Ik zie u’

Ze wiegde als een bootje in zijn armen. Ook vandaag zou hij komen, maar het was nog niet zo laat. Eerst zou ze wachten, eten en weer wachten.

De mevrouw had ooit een goed gevuld gezinsleven gehad, een vader voor de kinderen vinden was nooit gelukt. Haar drie kinderen veroorzaakten veel nageslacht. De laatste jaren dat ze zelfstandig woonde, maakte de mevrouw zich nuttig met oppassen. Anders bleef ze toch maar alleen.

Aan die taak was destijds vrij abrupt een einde gekomen.

Dat had meerdere oorzaken, stond in haar dossier. De chocolademelk die ze schonk was troebel en het washandje waarmee ze de kleine kinderen onder de douche schoon schrobde, leek wel van schuurpapier. Ze had weinig op met verdriet als de kleinkinderen hun knieën schaafden. Op verjaardagsfeestjes slaagde de mevrouw er altijd soepel in om de stemming te verstieren.

‘Je bent nog steeds niet afgevallen hè?’

‘Wat is het hier onverzorgd.’

‘Waarom komt niemand bij me op bezoek?’

De mevrouw speelde haar kinderen emotioneel tegen elkaar uit en eiste steeds vaker geld voor haar diensten. Zij had immers ooit lijf en leden in hen geïnvesteerd. De kinderen wilden hun groeiende kapitaal liever doorgeven, niet teruggeven.

De kinderen waren het zat geweest. De mevrouw moest het verder maar lekker zelf uitzoeken. En nadat ze de kinderen hun gezinsagenda’s met vrolijke bonte blokken hadden ingekleurd, waren de kleinkinderen de mevrouw vrij snel vergeten.

De oudste dochter was de enige die ooit een hysterische scène had gemaakt. Het had weinig gescheeld of zij was de mevrouw tijdens de verhuizing naar het verzorgingshuis gillend te lijf gegaan, nadat de mevrouw haar weer eens een luie sloddervos had genoemd. Het personeel was net op tijd tussenbeide gekomen.

Alleen de zoon en de jongste dochter bekommerden zich nog wel eens om de mevrouw. Eens per jaar, op haar verjaardag, aten ze een zoute haring met haar. Zonder uitjes, zonder zuur, want wie dat toch had verzonnen. Op dat moment vergaten ze voor even alles en iedereen. Zij bleven viseters.

Alles was keurig op orde. Om de overgang van zelfstandig wonen naar verzorging soepel te laten verlopen had de jongste dochter aan de zoon gevraagd om lijsten over het leven van de mevrouw op te stellen. Als boekhouder wist de zoon niet beter dan dat lijsten bij de dagelijkse routine hoorden. Precies het soort klusje dat hem voldoening gaf.

De stapel lijsten was uiteindelijk zo hoog dat niemand hem ooit helemaal had doorgenomen. Er was een lijst met eten dat de mevrouw graag at, een lijst met kledingmerken die ze kocht, televisieprogramma's die ze bekeek, gespreksonderwerpen die vermeden dienden te worden en ga zo maar door. De kinderen van de mevrouw kenden haar beter dan de verzorgers zichzelf, grapten ze vaak.

De lijst met gespreksonderwerpen werd een running gag tijdens de pauze. Wie de verboden onderwerpen in de koffiekamer aansneed moest trakteren. Roomsoesjes, appelflappen, aardbeientaart, het was allemaal langsgekomen.

De mevrouw had nooit over het weer willen spreken, ze vond dat voor 'mensen zonder fantasie'. Ze praatte niet over politiek en niet over emancipatie. Dat laatste was, juist doordat het op de lijst stond, voor de verzorgers actueel geworden. Sommige van hen liepen toch maar mee in demonstraties. Daarover vertelden ze achteraf vaak aan de mevrouw.

Onlangs had de zoon eindelijk het document gevonden. Hij was ervan overtuigd geweest dat de mevrouw het had verstopt, maar tijdens een administratieve ochtend bij hem thuis was het boven water gekomen.

Een paar weken had hij zitten broeden. Hij had met zijn zussen overlegd, ze waren het eens geworden. Het ging om een afspraak op papier, ze stonden in hun gelijk. Ze vroeg zelf om de goede dood, zodra ze niet meer in staat zou zijn om zich te handhaven in het dagelijkse verkeer. De zoon twijfelde een poosje wat de mevrouw precies bedoeld had met dagelijks verkeer. Zijn zussen overtuigden hem dat het ging om fysieke wendbaarheid.

De mevrouw zat in een stoel, dat stond voor hen allemaal vast.

Vandaag was het zo ver. De zoon, de jongste dochter en de dokter stapten de woning van de mevrouw binnen. Het leek even of de mevrouw naar de drie bezoekers probeerde te lachen.

‘Zonnige verkensie,’ begroette ze.

Haar stem was duidelijker dan ze gewend waren, het viel de jongste dochter op en de zoon koos tegen zijn gevoel in om helder te blijven en niet van standpunt te veranderen. De dokter knikte bemoedigend, hun besluit was op het juiste moment genomen.

Op hun eigen manier konden ze nu afscheid nemen. De dokter zou daarna het moeilijke gedeelte op zich nemen, hij was naar eigen zeggen 'een vakman'.

‘Dag moeder,’ zei de zoon.

‘Dag,’ zei de dochter.

Tien minuten later was alle kleur uit het gezicht van de mevrouw verdwenen. Ze zat nog steeds in haar stoel, maar het wachten was voorbij. Ze had iets weg van een levenloos vogeltje, dat ontroerde hen toch.

Het drietal had zichzelf een goed glas Merlot ingeschonken en een toast uitgebracht.

‘Het kan me niet schelen of ze dit zo gewild had,’ had de jongste bekend.

‘Daarom had ze het vastgelegd,’ was de repliek van de zoon geweest.

De dokter wist: ‘heel gezond, eens per dag, wijn.’

Toen Stefan vrolijk neuriënd de kamer binnenkwam, keken ze hem zwijgend aan. Blue moon zong hij. Het leek wel of hij jodelde. Voor hij iets aan de mevrouw had opgemerkt, opende de dochter haar mond, uit volle borst.

Stefan raakte omzwachteld door twee pezige armen.

Without a dream in my heart, without a love of my own.

De familie was opgelucht geweest dat één van de kleinkinderen met het idee kwam om de dag van de uitvaart af te sluiten met een feest. Koffie en cake, dat voelde te doods. De mevrouw hield vroeger van dansen, ze had hen altijd aangemoedigd.

Alle kleinkinderen waren opgetrommeld, ze hadden elkaar nieuwsgierig de hand geschud. De champagnekurken knalden, de Toppers galmden. Zelfs de kinderen van de mevrouw hadden elkaars handen vastgehouden. Het zou tot in de vroege uurtjes duren.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,