1.
Toen ik na een reis van twee volle dagen van Parijs naar Perdosk, Oekraïne, op woensdag 17 mei 1950 eindelijk arriveerde bij de boerderij van de familie Cherchenko, moe, vuil en slecht gehumeurd, duurde het even voor ik me realiseerde dat de ongeveer veertienjarige jongen die me in de voortuin met open armen verwelkomde, dood en opgezet was.
‘Hij is Victor,’ zei Petrov Cherchenko, die zich in zijn zondagse goed had gehesen voor de Franse gast, en die mijn verbaasde blik onderschept had. ‘Dat leg ik u straks uit. Maar eerst bieden wij u brood en zout aan, dat is onze traditie.’ En hij wees naar zijn twee tienerdochters, die schalen vol brood en zout omhooghielden, terwijl enkel ikzelf en mijn Russische chauffeur Aleksai op het erf stonden. ‘Dan komt u binnen en u bent onze gast. U bent zonder twijfels moe en hongerig. Welkom, welkom.’
Het interieur van de boerderij was ruim en fris, in vrolijke kleuren alsof het leven in Perdosk bij nader inzien wel meeviel. De boerin, Maria, nam mij over van haar man. Haar houding en oogopslag waren zelfbewust en ik begreep meteen dat zij in eventuele onderhandelingen straks belangrijker zou zijn dan haar drukke echtgenoot, die rond mij draaide als een opgewonden kind rond Sinterklaas.
Ze wees me een lichte, mooie kamer toe, met behalve een bed en een kleerkast ook een grote tafel met daarop een versgeplukt veldboeket. ‘Hier kan u zich wassen,’ zei Maria, een lage deur openend naar een kleine badkamer. ‘Om zes uur verwachten wij u aan tafel.’
Het was half vijf. Ik legde me vermoeid op bed en sliep kort maar diep. Ik droomde vaag, onheilspellend. Het was me nu al duidelijk dat dit bezoek niet alledaags zou zijn.
2.
Ik was de zoon van een Franse vader, de Parijse chef-kok Marcel Cottot, en een Russische moeder, de emigrante Natasha Belka. Mijn ene grootmoeder was Vlaams, mijn andere Pools. Ik sprak de vier talen accentloos.
Ik was opgegroeid tussen potten en pannen, tussen glanzende rauwe vis en pruttelende vleessauzen, had de kokschool van Parijs met grote onderscheiding verlaten, en had vaders restaurant na zijn vroege dood overgenomen en twee sterren bezorgd. De specialiteit van het huis: truffelgerechten. De naam: Maison Tuber. Als woordspeling te moeilijk voor veel klanten, die maar bleven vragen of meneer Tuber eens aan de tafel wou komen, zeker als ze dronken waren.
Ik had van mijn vader de onbetaalde en informele post geërfd van adviseur van de Franse minister van Landbouw en Middenstand, en occasioneel zelfs van de president. Misschien was het slechts een excuus van deze excellenties om een keer extra te kunnen komen eten, maar ze betaalden altijd netjes en als ik hen advies gaf, luisterden ze meestal ook. De titel mocht op mijn briefpapier. Een enkele keer ging het advies in de andere richting. Ik deed er dan mijn voordeel mee.
Ik had als één der eersten het gerucht gehoord van een nieuwe truffel die in Oekraïne was gevonden, er zelfs zou gekweekt worden, op wortels van dennen nota bene, en die zelfs tweemaal per jaar oogst toeliet. Toe maar. Alle wetmatigheden van de heilige zwarte truffel op een hoopje gegooid. Maar het bleef niet bij geruchten. De Russische ambassadeur in Parijs, Peter Nemkov, een regelmatige klant in Maison Tuber, bracht met veel geheimzinnigheid een klein stuk ‘‘dennentruffel’’ mee, zoals hij het noemde. De smaak was anders dan die van onze Franse truffel, met een zweem van hars, maar perfect bruikbaar in de keuken. En zeker even sterk. Grandioos in omelet, bijvoorbeeld, zoals ik binnen het uur uitprobeerde.
Ik had onze regering meteen geadviseerd mij naar Oekraïne te zenden voor een geheime culinaire missie. Dat klonk dan wel als de titel van een slechte tekenfilm, maar gezien de grote vraag naar truffel in Frankrijk was er wellicht te importeren uit het arme Oekraïne, nog herstellend van de oorlog. En belangrijker nog: stel, tegen alle scepsis in, dat wij voor Frankrijk de kweekwijze konden kopiëren, dan opende zich een nieuwe miljoenenmarkt.
Ik had groen licht gekregen van de regering, en in snel tempo zorgde ambassadeur Nemkov voor een visum, een plaats op een consulaire vlucht, en een auto voor de laatste honderden kilometers. Het was dan ook een heel eind naar Perdosk, waar het dennenbos met de vreemde oogst zich volgens de ambassadeur bevond. Hij was uitstekend op de hoogte, en informeerde mij persoonlijk. Deze eigenschappen waren bij ambassadeurs niet algemeen, wist ik. Ik rook onheil en intrige van ver.
Maar niets van dit alles had mij voorbereid op mijn ontmoeting met Victor.
3.
Eén van de tienerdochters, Elena, kwam mij om zes uur blozend roepen en zette mij aan het hoofd van de tafel, waar Victor reeds zat te wachten, rechts van mij. Er was voor hem gedekt. Zijn kleding, een bruin, verouderd feestdagenpak zoals ik dat kende van jeugdfoto's van mijn vader, was sleets en rook naar winterjassen van overleden familieleden, op een regendag uit een krakende kleerkast gehaald. Ik had nog liever naast een natte hond gezeten.
Victor had verder onnatuurlijk dunne vingers die krachteloos naast zijn bord lagen, een perkamenten gelaat met plooien, porseleinen ogen met blauwe, geschilderde irissen, dun vlassig haar, een valse glimlach en een deuk aan zijn linker jukbeen. En een vuile pet.
‘Zijn broers hebben hem in doel gezet en zo is hij beschadigd,’ verklaarde zijn vader, die links van mij kwam zitten, en opnieuw mijn gedachten raadde.
‘Victor in het doel is beter dan niets,’ antwoordde één van de twee broers, tweelingen, die Igor en Ivan heetten en zorgeloos bij hun dode broer zaten. Ik was geen taxidermist maar begreep toch wel dat Victor een stuk of tien scharnieren moest bezitten om zo soepel van vogelschrik naar tafelgenoot te kunnen omschakelen. Misschien kon hij met een batterij in zijn perkamenten achterste nog leren fietsen in een circus, dacht ik baldadig.
De moeder en de meisjes, Elena en Irina, ook een tweeling, zetten zich ook aan tafel. Er viel een stilte en de boer begon een gebed. Iedereen bad mee. Ik knipperde met de ogen. Was dit communistisch Rusland? Dan schepte Maria de soep op, courgette met tuinkruiden. Het was heerlijk, zoals alles wat ik die twee dagen zou eten. De schampere verhalen van mijn moeder over de smakeloze Russische boerenkost waren verkeerd geweest, besefte ik.
‘Ik ben u uitleg verschuldigd, meneer Cottot,’ zuchtte Petrov Cherchenko, alsof hij het verhaal dat nu ging komen al tienmaal verteld had. ‘U bent hier voor de truffels, ja? Nu is dat een ontwikkeling van Victor geweest. Hij leerde er over op school, zag in de atlas dat Oekraïne op dezelfde breedtegraad ligt als Frankrijk, en is gaan experimenteren met schimmels in een jong dennenbos. In de oorlog is het oude bos op die plaats vernield door beschietingen. Wij, partisanen, tegen die smerige Duitsers. Wat weet die Nemkov daarvan? Hij zat veilig in Moskou. Is het door het vele metaal in de grond, ik weet het niet, maar na een half jaar kwam Victor thuis met truffels. Grote truffels. Heerlijke truffels. Nog een half jaar later werd hij gedood bij een aanslag op gouverneur Nemkov toen die op inspectie kwam. Mijn vrouw en dochters waren ontroostbaar want Victor was hun lieveling. Hij was hun zon. De gouverneur heeft dan voor dit project,’ - en hij wees naar zijn bewegingloze zoon die doods in zijn lege soepbord staarde - ‘toestemming gegeven. Het troost ons. Victor is nog bij ons. Later kunnen wij hem alsnog begraven, indien gewenst.’
Een licht ging branden. ‘Is de gouverneur toevallig familie van ambassadeur Nemkov?’ vroeg ik de boer.
‘Inderdaad. Zij zijn broers. U ontmoet hem morgen. Hij brengt u naar het bos. Een derde broer is minister geweest. Maar die is gedood in de oorlog. Niet gesneuveld, zoals men zegt. De Nemkovs vechten niet. Hij is vermoord. Het is wel een boeiende familie. Maar nu moeten we eten.’
Ik bemerkte een hoofdhaar in het soepbord van Victor. Degelijk werk had de taxidermist niet geleverd.
Na het eten zetten we ons op een bankje in de avondzon, opnieuw met Victor aan mijn zijde. Ik werd er flink zenuwachtig van. Ik geloof dat leven leven is, en dood dood. Een levend wezen vraagt ruimte. Een gestorven wezen geeft die ruimte af aan de volgende generatie, en verdwijnt. Zo werkt de natuur al miljoenen jaren, behoorlijk efficiënt. En toen kwam Victor het verknoeien. Hij sprak niet, hij dacht niet, hij hoorde of zag niets. Hij zat in de weg en hij viel langzaam uit elkaar.
‘Victor slaapt toch niet bij jullie op de kamer?’ vroeg ik aan Ivan en Igor toen ze na het voetballen bij ons kwamen zitten. ‘Nee,’ lachten ze. Iemand had dus toch een grens getrokken. ‘Hij zit aan tafel, de hele nacht, te wachten op het ontbijt. We laten het licht aan voor hem."
‘Hij is daarbij goed materiaal tegen inbrekers,’ vulde de boer aan. ‘De mensen hier zijn bijgelovig. Niemand zal ons iets doen of iets stelen zolang Victor er is. Hij houdt ook de wacht in het truffelbos. Dan 's morgens, dan 's middags. Wij wisselen af, zodat wij eventuele dieven verwarren. En er verdwijnt niets. Er is veel armoede hier, maar er is nog meer angst. Nu gaan wij slapen. Er is werk morgen.’
4.
‘Meneer Cottot! Wat een genoegen!’ riep de corpulente gouverneur Karl Nemkov de volgende ochtend toen hij voor de deur van de boerderij uit zijn Moskvitch geholpen werd door zijn chauffeur. ‘Welk een afstand heeft u afgelegd om onze nederige experimenten te zien. U, die uit het land zelf van de truffels komt!’
Hij schudde mij de hand en nam nadien ruim de tijd om de boerin en haar twee tienerdochters te begroeten. Toen hij meende dat ik niet keek, kneep hij zelfs Elena in de stevige agrarische billen. Gelukkig was Petrov Cherchenko in alle vroegte al naar het veld gegaan. Victor zat op de bank voor het huis. Ik dacht tijdelijk van hem verlost te worden, maar zijn zussen stopten hem in de auto. Hij moest blijkbaar mee naar het toverbos.
‘Mevrouw Maria, u gaat toch ook mee!’ galmde de gouverneur met een basstem die geen tegenspraak gewoon was. Opnieuw moest ik naast Victor zitten, achteraan, terwijl de gouverneur op de passagiersstoel constant aan het woord was, meer tegen Maria dan tegen mij. ‘Het is de eerste maal dat een buitenlander het bos bezoekt, een truffelspecialist nog wel, en dat allemaal dank zij de experimenten van uw geliefde Victor,’ schalde hij door de auto alsof hij een landdag toesprak. Een hond, die blijkbaar in de kofferbak zat, jankte. ‘Welk een toekomst lag er klaar voor deze jongen, aan de landbouwfaculteit van Moskou bijvoorbeeld. Denk aan al de mensen die wij moeten voeden.’
‘Truffels behoren toch niet tot het basisvoedsel, meneer de gouverneur?’ wierp ik beleefd tegen.
‘Zegt u Karl, alstublieft. Nee, natuurlijk niet, daarom willen wij ze verkopen aan Frankrijk en aan wie weet nog andere landen,’ zette de gouverneur meteen wat druk op de ketel. ‘De Russische arbeiders hebben geen truffels nodig, maar tractoren. Ploegen. Dorsmachines. En onze truffels zullen die betalen. Ik bedoelde dat Victor vele uitvindingen had kunnen doen. Moderniseringen. Ons land is jong maar de landbouw is er oud.’
De rit duurde maar enkele minuten. We hadden te voet kunnen gaan. Het truffelbos, met prikkeldraad afgespannen, was inderdaad een jong dennnenbos, zoals boer Cherchenko gezegd had, in de kom van een vallei die op het zuiden lag. De dennen, die me allemaal gezond leken, waren onopvallend genummerd met houten bordjes. Het hoogste nummer dat ik zag was 400. Berk, brem en veldbloemen zorgden voor kleur en bijen. Het was warm. Alles voelde aangenaam.
‘Eerlijk gezegd begrijpen we niet wat die dekselse Victor bezielde, meneer Cottot,’ zuchtte de gouverneur. ‘Die beruchte les op school was niet bepaald reclame voor de truffel, eerder om de wetten van vraag en aanbod in het kapitalisme te illustreren. Ik geloof zelfs dat de Fransen truffel lekker vinden omdàt het spul zo duur is. Zelf lust ik het niet. Maar goed, hij begon te experimenteren met enten, eerst op eik en beuk en hazelaar, dan, omdat iedereen hem zei dat het onmogelijk was, op den. Russische den, banaler kan niet. We hebben er miljoenen hectaren van. En het werkte. We lopen hier op een fortuin, begrijpt u?’
Ik knikte. We waren buiten gehoorsafstand van de auto, waar Victor naast was gezet, in de zon. ‘Meneer Nemkov, Karl, ik geloof er niets van, eerlijk gezegd. Denkt u dat wij in Frankrijk stilzitten? Wij hebben een speciaal truffellabo in Parijs. Alle combinaties van schimmels, grondsamenstelling, temperatuur en boomsoort hébben we al uitgeprobeerd.’
‘Goed, ik daag u uit. Noem een getal tot 450.’
‘155.’
‘Goed. Boom 155.’ Nemkov liep naar zijn auto, bevrijdde zijn hond uit de koffer, en liep er mee naar boom 155. Daar aangekomen knielde de gouverneur op de plek die de snuit van de hond aanwees, nam een harkje uit zijn grijze jas en begon voorzichtig de grond te krabben. Na een minuut zei hij: ‘kijkt u maar. Ruikt u.’ En inderdaad, onder de aarde zat een grote truffel van zeker 300 gram. Gezond en vers. Dit was niet te trukeren. Dit was echt.
‘Wij oogsten nu en wij oogsten in september. Ik kan u een halve ton per jaar garanderen, en het monopolie,’ ging de gouverneur verder, zonder me in de ogen te kijken. ‘Ziet u die nummers? We volgen elke boom op. Wij meten en wegen alles. Wij denken na. Zodra wij het geheim van Victor kennen, gaat de levering maal twee. Maal vijf. Maal tien. U zet een waarde op papier die voor iedereen aanvaardbaar is. Dat bedrag stort u, of uw regering, het maakt niet uit, aan Moskou. En uzelf stort nadien discreet nog eens een kwart op mijn rekening in Parijs. Mijn broer geeft u de details.’
‘De familie Nemkov zorgt goed voor zichzelf,’ lachte ik. ‘Is uw andere broer daarom vermoord in de oorlog?’
‘Mijn broer is gesneuveld.’
‘Goed. Karl. Goed. Dat laten we rusten. Maar vertelt u mij dan waarom wij hier met een dood en bedorven kind rondzeulen. Dit is beschamend.’
‘Ik zei u dat ons land jong is. Maar dat is de Sovjet-Unie. Daaronder zit duizend jaar geschiedenis. Wij plegen zelf moord als we die negeren. Op papier is onze staat godsdienstloos. In werkelijkheid is de religie overal. Families als de Cherchenko's hebben een onzichtbare macht. Victor is een symbool. Wat zijn moeder wil is voor de mensen hier belangrijker dan wat ik wil. Ik kan het leger op hun dak sturen. Natuurlijk. Dan zijn morgenvroeg alle 450 dennen gekapt en niemand heeft iets gezien, begrijpt u?’
‘Victor is mijn levensverzekering. De taxidermist heeft hem trouwens op mijn eenvoudige verzoek voorzien van technologie. In zijn hoofd was plaats. Een zender. Een microfoon. Sensoren. Het modernste materiaal van mijn vrienden bij de staatsveiligheid. Ik weet alles wat hier gebeurt. Maar vertelt u dat niet verder. Wij gaan zaken doen en dan moet u zwijgen.’
We wandelden terug naar de auto. Maria zat naast Victor op de grond, haar arm rond zijn schouder, een droevig Russisch kinderlied zingend, over kleine meisjes die in een riviertje vallen en dan uiteraard verdrinken. Wie niet wist dat de jongen opgezet was, zou ontroerd geweest zijn. Maar ik rook hem van ver.
5.
De Moskvitch bracht ons terug naar de boerderij. De gouverneur vertrok, na eerst moeder en dochters nog eens stevig te omhelzen en mij zijn voorwaarden te herhalen, rustig en zelfzeker. En zijn rechtstreekse telefoonnummer te geven. Maria zette zich aan tafel tegenover mij, een pot verse koffie tussen ons in. Victor bleef buiten in de zon zitten verbleken.
‘Ik weet wat mijn man zegt, maar mijn zoon is niet gedood bij een aanslag op de gouverneur,’ viel ze met de deur in huis. ‘De gouverneur had mij met een smoes meegenomen naar het truffelbos en mij daar.... verleid. Victor betrapte ons. Nemkov panikeerde en schoot hem dood. Om het goed te maken, mocht ik Victor laten opzetten. Nu komt Nemkov voor mijn dochters. Hij kletst hen op de billen alsof het koeien zijn. Mijn man weet alles, maar hij zwijgt. Het kan hem niet schelen. Hij graaft een deel van de truffels uit en met de opbrengst bedriegt hij mij in Perdosk. Dat weet de gouverneur dan weer niet.’
‘De gouverneur weet meer dan u denkt,’ antwoordde ik. ‘U zwijgt beter als Victor in de buurt is,’ en ik hield een vinger voor mijn mond. Ik zag dat Maria snel nadacht en begreep. ‘Kan u ons dan niet meenemen naar Frankrijk, meneer Cottot? Mij en de kinderen? Alles is hier bedrog en ellende.’
Nu was het aan mij om snel na te denken. Uitreisvisa zag ik haar niet krijgen van Nemkov. En in Frankrijk terugkeren met een getrouwde vrouw en vijf minderjarige kinderen, waarvan één opgezet, dat zag ik noch de regering, noch mijn eigen vrouw goedkeuren.
‘Dat is onmogelijk, mevrouw. Maar ik ben zeker dat de situatie verbetert als het oogsten begint,’ troostte ik haar. Ik geloofde dat zelf niet. Later die dag vertrokken Aleksai en ik weer richting Parijs. Victor werd bij ons afscheid door zijn zussen in de vaarwelstand gezet, met een zakdoek in zijn omhooggetakelde rechterhand.
6.
Terug in Parijs bezocht ik meteen de minister van Landbouw. Zoals ik verwachtte, wenste de Franse regering zich de vingers niet te verbranden aan communistische, corrupte en kinderen opzettende truffelproducenten. Vanwege mijn culinaire verdiensten kreeg ik van de minister de toestemming om de import zelf in handen te nemen. Uiteraard zette hij daarover niets op papier, en hij besloot ons gesprek met een droog: ‘En denk eraan, cher maître, in onze gevangenissen eet men niet goed.’
Spoedig arriveerden bij Maison Tuber de eerste houten truffelkisten, met de Russische diplomatieke post en belachelijk groot. We moesten ze in de keuken meteen leegmaken. De lege kisten, waarin een opgeplooide Victor had gepast, gingen weer dicht en werden opgehaald door een handelaar in brandhout in het oosten van de stad.
De truffels smaakten superieur en ik verdiende er goud mee. De klanten waren er dol op, mijn collega's stonden in de rij om ze over te kopen, en ze waren zo sterk dat ik van één kilogram honderden liters truffelolie kon maken, die ook als zoete broodjes weggingen. Met nog veel minder gewicht toverde ik honderden gewone eieren om tot truffel-eieren, die al even goed verkochten. Het smeergeld dat naar Peter Nemkov moest, voelde ik nauwelijks.
Na een jaar begon het volume truffels te minderen, na twee jaar ook de kwaliteit. Ik vroeg ambassadeur Nemkov om naar het restaurant te komen. Hij zag er niet bepaald somber uit.
‘Het gaat inderdaad niet goed, meneer Cottot. Mijn broer doet alles om de productie op peil te houden, maar het verwatert. Die dekselse Victor heeft zijn geheim meegenomen in de dood en of we nu de entstof bewieroken, met goud overdekken of erop urineren, zoals sommige Italiaanse truffelboeren doen, niets werkt zoals het moet. We oogsten de middelmaat, en wie wil die?’
‘U lijkt het allemaal niet zo erg te vinden,’ merkte ik op.
‘Niet echt, nee. Kijk, aan dit tempo kunnen we nog twee jaar verder. Dan begint mijn welverdiend pensioen en kan ik elke dag langs de kades van deze prachtige stad wandelen. Ik ben voorbereid. Weet u, elke kist die u in uw restaurant geledigd hebt, bevatte in de valse bodem twee kilo heroïne. Ja, meneer Cottot, in Oekraïne groeit niet alleen de truffel. Er is ook papaver somniferum bijvoorbeeld. Veel eenvoudiger te kweken dan truffel. Weet u hoe groot de vraag is in Parijs alleen al? Nu dan.’
Ik was eerst sprakeloos, dan kwaad. ‘Weet u wat er gebeurd zou zijn als deze rotzooi in mijn restaurant was ontdekt? Dit is mijn levenswerk. En dat van mijn vader.’
De ogen van Nemkov kregen de geamuseerde glans van de geslaagde beroepscrimineel. ‘Er zou niets gebeurd zijn, meneer Cottot. Dit zijn diplomatieke zendingen en geen enkele dubbele bodem is aangeraakt in uw pand. U weet nergens van. De beste medeplichtige is de onwetende medeplichtige.’
Ik besefte dat ik geen enkel drukkingsmiddel had. Ik kon de laatste leveringen weigeren, maar verloor dan zelf een fortuin.
‘En uw broer Karl, gaat die ook met pensioen?’ vroeg ik sarcastisch. ‘Of zet hij de handel in Oekraïnse landbouwproducten alleen verder?’
‘Mijn broer is een complex persoon, meneer Cottot. Ik ben een zakenman. Ik weeg af. Ik zie winst of verlies. Maar mijn broer is de ene dag romanticus, de andere dag crimineel. Dat maakt het lastig. Na mijn pensioen wens ik hem niet meer te zien. Heeft hij u gemeld wat er met Petrov Cherchenko gebeurd is?’
‘Nee.’
‘Cherchenko heeft hem betrapt toen hij aan één van de dochters, hoe heet ze...’
‘Elena?’
‘Juist, Elena. Toen hij haar de dingen des levens voordeed. Cherchenko is hem aangevlogen. Dat was al de tweede maal. De eerste maal was jaren geleden, toen hij het nieuws vernam van mijn broer met zijn vrouw. Helaas heeft mijn broer sterke lijfwachten en eindigde het toen met een enorm pak slaag en een hersenbloeding. Daarom sprak hij ook zo raar, heeft u dat niet gemerkt? Deze maal heeft hij het niet overleefd. Jammer.’
‘En de familie?’
‘Mijn broer heeft de twee meisjes bij hem in huis genomen om hun opvoeding te vervolmaken aan het staatslyceum van Perdosk. De weduwe zet de boerderij verder met de twee zonen. En Victor heeft een nieuw pak gekregen van Karl. U ziet, zo slecht is hij niet.’
‘Maar wat heeft uw broer te maken met Victor? En met heel dat bizarre opzettingsverhaal?’
‘Mijn broer is, of was, de vàder van Victor, meneer Cottot. Hij was al veel vroeger dan u denkt onder de indruk van Maria. Niet vroeg genoeg, want ze was al gehuwd. Vanop afstand heeft hij Victor gevolgd, zelfs bijles laten geven. Toen er bij Landbouw een experiment werd opgezet met truffelkweek, heeft hij het Victor laten doen. Lukte het, dan had hij een beroemde zoon. Mislukte het, dan had niemand gezichtsverlies geleden. Maar Victor was geniaal. Of had gewoon geluk, niemand weet het. Enfin, Karl heeft hem helaas per vergissing doodgeschoten, op het allerslechtste moment. Zijn enig kind... Het opzetten was een soort boetedoening, denk ik. Hij is een romanticus, zoals ik u al zei. Goed, u kent nu de situatie. Is er nog iets wat u wil weten of wat u nodig hebt?’
‘Een visum voor Perdosk.’
7.
De boerderij lag verlaten in de harde zon. Victor, inderdaad in nieuwe kleding, zat op dezelfde bank als twee jaar eerder te stoven. Ik zette me naast hem, en rook een iets minder penetrante geur dan vroeger, maar toch nog het aroma van de dood. Luid en duidelijk, want ik wist niet waar de microfoon precies zat, zei ik: ‘Victor, Victor. De ene mens wordt pas belangrijk na zijn dood, de andere wordt het nooit. Jouw zo begeerde geheim is met jou gestorven. Had je het maar aan je broer of zussen verteld. En nu vergaat je uitvinding langzaam maar zeker. Maar luister, ik heb een oplossing. Ik heb truffel schimmels bij, exclusief gekweekt in Parijs. En die ga ik hier enten, Victor. Binnen een maand, twee maanden, begint hier nieuwe drukte. Je broers kunnen mee kweken, je zussen komen weer naar huis. Leven en feest. En jij komt in de krant. Je zal het zien.’
Tijdens mijn monoloog bleef Victor flauw glimlachend in de verte staren. Droomde ik, of had hij nieuwe ogen? Eén seconde dacht ik echt dat hij ging antwoorden, dat hij zijn papieren vingers op mijn arm zou leggen en iets zeggen als: ‘Meneer Cottot, ik dank u hartelijk, maar voor mij hoeft het niet meer. Ik ben toch dood.’
Zijn moeder, vergrijsd en vermagerd, deed open, wenkte me binnen en bood me geen zout en brood, maar bier aan. Wat ook eerder mijn keuze was, in deze hitte. ‘Zijn uw truffels op, meneer Cottot?’ vroeg ze met iets tussen wanhoop en sarcasme. ‘Wandelt u eens tot aan het bos, misschien vindt u er nog. Maar ik denk het niet. De gouverneur heeft zijn Turkse klanten al bediend.’
‘Turkse?’
‘De Turkse ambassadeur in Frankrijk is immers een graag geziene gast in uw Maison Tuber? Met zijn grote fooien? Hij was weg van uw, van ónze truffels, en heeft een riante bestelling geplaatst bij onze gouverneur. Goede relaties, weet u? Uit de oorlog nog. Het is een particuliere bestelling. Die 's nachts opgegraven wordt. Ik heb Victor niet nodig om dat te zien. Gouverneur Nemkov besteelt dus niet alleen onze familie, de staat, en u, maar ook zijn eigen broer. Als hij zichzélf kon bestelen, zou hij dat ook doen. Weet u, meneer Cottot, we hebben met de partizanen de Duitsers verslagen. Maar ons eigen volk, daar kunnen we niet van winnen. Nemkov heeft mijn zoon vermoord, en dan mijn man. Hij heeft mij verkracht, en nu mijn dochters. Alles is verloren.’
‘Nee mevrouw,’ glimlachte ik. ‘Veel is verloren, maar niet alles. Ik kan u helpen.’
8.
Aan Zijne Excellentie de Gouverneur van Perdosk, dr. Karl Nemkov.
‘Excellentie!
Zopas had ik het genoegen om uw fraaie provincie Perdosk nogmaals te bezoeken, meer bepaald de boerderij van de familie Cherchenko. Jammer genoeg viel dit samen met uw verblijf in Moskou voor het Partijcongres, waarover ik bewonderend las in onze kranten. U congresseert, u beslist, en u voert uit! Welk een verschil met het besluiteloze Frankrijk. Ik benijd u.
Ik leerde op de boerderij van het plotse overlijden van Petrov Cherchenko, door een spijtig ongeval. De boeren stiel blijft toch een gevaarlijk beroep, is het niet? Goed van u dat u de meisjes uit dit ruwe milieu hebt weggehaald. Bij u zijn ze beslist in goede handen.
Wat het truffelbos betreft, heb ik vastgesteld dat het pessimisme van uw broer gewettigd is. Maar er is hoop. Het laboratorium van ons ministerie van Landbouw ontwikkelt een nieuwe, sterke schimmel, die de eerste proeven op eik zeer goed doet en die volgens mij op den een grote toekomst heeft. Ik heb de vrijheid genomen om, zonder dat iemand het weet of gezien heeft, een specimen uit het labo te smokkelen en de grootste zuidwortel van boom 317 hiermee te enten.
Wacht u een maand (zorg bij droogte voor extra water), en kijkt u dan zelf of het resultaat er is. Zo ja, dan kan ik tegen een aantrekkelijke prijs een flinke partij schimmel leveren. Onze opbrengst per boom kan verdubbelen. Grote dagen kondigen zich aan.
Het is evident dat u deze informatie voor uzelf houdt, - u kan best zelfs deze brief vernietigen - en dat u niemand meeneemt naar het bos. Discretie is essentieel. Zelfs onze minister van Landbouw weet nog van niets. Uw broer evenmin. Maar houdt u mij op de hoogte? In het vaste vertrouwen op een verlengde, vruchtbare samenwerking, mijn gewaardeerde excellentie, teken ik met de meeste achting,
Alain Cottot, Parijs.’
9.
Het spectaculaire nieuws bereikte mij snel. Maria had mijn instructies in detail opgevolgd en had een kompaan uit haar partisanentijd graag bereid gevonden om een na de oorlog achtergehouden landmijn in te graven aan de voet van boom 317. Die mijn zond de gehate gouverneur al bij zijn tweede of derde spadesteek in grote en kleine stukken de hemel in. Dat komt ervan als je nooit soldaat geweest bent.
Ik denk niet dat Karl Nemkov in die laatste tel van zijn miserabele bestaan nog ergens aan gedacht heeft, en ik denk nog minder dat hij nadien aan enige hogere instantie, hoger dan het communisme tenminste, verantwoording heeft moeten afleggen. Ik denk wel dat het nieuws voor al wie bij leven met hem te maken had, welkom moet geweest zijn, zeker bij de Cherchenko's en ook bij zijn broer. Van de Turken ben ik niet zeker.
Ik had de aanslag zo goed mogelijk voorbereid. Ik had boom 317 uitgekozen omdat die aan de rand van het bos stond, zodat de explosie verder weinig schade zou aanrichten. Maar de wind stond verkeerd, uit het zuiden, en zette het truffelbos in brand. En ik had ook niet voorzien dat Karl Nemkov Victor had ingeladen in zijn Moskvitsj, ondanks mijn verzoek niemand mee te nemen. Vermoedelijk beschouwde hij Victor als niemand. Of moest zijn zoon zijn triomf bijwonen?
Een kwartier na de explosie, net voor de brandweer arriveerde uit Perdosk, gealarmeerd door boeren die een rode gloed zagen achter de heuvel, en wellicht ook door alarmsignalen van de modernste technologie in Victors brein, bereikte het vuur de roerloze vogelschrik, die het niet zag aankomen, omdat hij nu eenmaal niets zag aankomen, en die nog minder kon weglopen, ondanks zijn vele scharnieren. Hij ging in enkele minuten in vlammen op, Victor Cherchenko, na in dit hele verhaal geen woord gezegd te hebben, wat voor een belangrijk personage ongebruikelijk is, maar in dit geval wel logisch, want toen het begon was hij al dood en opgezet, zoals u zich herinnert.
Het van de helling dansende, gras happende strovuur zoefde door hem heen als door een dorre kerstboom, verbrandde zijn blauwe jas en broek, zijn perkamenten huid en zijn dunne, droge vingers, en deed zijn nieuwe porseleinen ogen knappen. De ontbranding van de elektronika achter die ogen gaf een plotse helle plof, en daarna zakte Victor in elkaar in een wolk van gensters en een vreselijke stank, die door niemand werd geroken, want er was niemand.
EINDE
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.