In de gloeiende kern van de aarde, waar aan de voorwaarden van het leven niet kan worden voldaan, werd de kroonlichter geboren. Zodra lichaam en geest een eenheid vormden en hij zich bewust was van zijn missie, maakte hij zich los uit zijn helse omgeving en begon aan de tocht naar boven. Hiervoor beschikte hij slechts over de instrumenten die de natuur hem had gegeven. Gravend en bijtend en stotend baande hij zich een weg. Door vuur en ijs, door lava en zand ging de kroonlichter, gaandeweg steeds meer voortgedreven door noodzaak. Op het zesde uur van de zesde dag van de zesde maand, tien kilometer onder het aardoppervlak, groef hij een grot. Daar krulde hij zich op en sliep drie dagen.
Op de wereld verschenen inmiddels tekenen die zijn komst voorzegden.
Op een veebedrijf in Ohio werd de boer midden in de nacht gewekt door kabaal in zijn stallen. Toen hij, olielamp voor zich uit, de schuifdeuren opende en de dichte geur van mest en stro betrad, begonnen zijn koeien nog harder te klagen. Heen en weer ging zijn licht. Grote paniekogen, koppen die heen en weer schudden, zware lijven die zich verdrongen en verdrukten. Het hart van de boer klopte in een ritme van angst. Aan het eind van het lange gangpad lag een van zijn koeien op haar zij. Met trillende hand hief hij de lamp nog iets hoger en bescheen het bloederige achtereind van het dier. Nog iets verder het licht en daar in het stro lag een hybride wezen, deels mens deels kalf. De boer vervloekte God. Het wezen lachte en stierf.
Aan het gangpad van een kerkje op het Chinese platteland zat een oude heer in een rolstoel. Sluik wit haar viel tot op zijn schouders, zijn melkkleurige ogen knipperden dicht, zijn hoofd knikkebolde op het stijgen en dalen van de lezing. De lezing was uit Mattheüs: Jezus geneest de verlamde. De oude heer hief het hoofd, legde zijn handen op de armleuningen en verhief zich uit de rolstoel. De preek verstomde. De congregatie begon een verontrust gemompel. Dit binnensmonds koor zwol aan tot kreten van ontzetting toen de oude heer de pastoor naderde, opeens krachtige handen om diens nek vouwde en het leven uit zijn lichaam begon te persen. Drie mannen waren ervoor nodig om hen uit elkaar te halen, maar toen was de keel van de pastoor al verbrijzeld.
In Lissabon hadden twee mensen een geheime afspraak. Overweldigd door lust en nieuwsgierigheid waren ze een avontuur aangegaan, dat vooralsnog culmineerde in deze afspraak. Onwennig grijnzend ontmoetten ze elkaar in een klein koffiecafé dat grensde aan de bibliotheek. Hij liep naar de balie om te bestellen. Op dat moment werd de ruimte vervuld van een oorverdovend kraken. Een geluid als van omvallende oerwoudreuzen. Iedereen keek alle kanten op om de bron van het geluid te ontdekken. De man voelde een kriebelen bij zijn slaap, toen in zijn hals, toen in zijn onderrug en toen hij haar blik weer zocht, vond, en de angst en verbijstering in haar gezicht zag, keek hij langs zijn lichaam omlaag en zag dat er barsten in hem waren ontstaan, bliksemende groeven als uitgedroogde grond. Met een blik van diepe droefheid reikte hij naar haar, nam een paar stappen en viel in stukken uiteen.
Ondanks deze, en nog vele andere incidenten, kwam de kroonlichter onopgemerkt ter wereld. In een gehucht in het hart van Frankrijk, gebukt onder de zomerhitte, de straten stil en verlaten, de bewoners in het duister van hun huiskamers. Een akker aan de rand van het dorp. Bleke vingers schoten door zwarte aarde omhoog als de scheuten van een asperge. Handen en armen ontvouwden zich, drukten zich op de grond en trokken de rest van het lichaam omhoog. De grond was in verwarring. Het wilde krijsen, een verlangen dat het niet eerder had gekend, verlangen had het nooit gekend, kennis had het nooit gehad; deze bewustwording was het begin van zijn ondergang.
Hij begon te lopen, zag dat hij liep, de gespletenheid van het onderlichaam. Hij ontmoette wezens die hem met verwondering bekeken tot hij zijn uiterlijk had bedekt: een gebleekte spijkerbroek, een geblokt overhemd, een boxershort, witte sportsokken en een paar gympen. In een Belgische greppel lag een dode, naakte man. Hij liep tot hij arriveerde in een noordelijke stad.
Philip Vreeswijk kwam dronken thuis van zijn werk. Iris zat aan de keukentafel en hij zag dat ze had gekookt en al gegeten, maar ze had niet gehuild. Hij zette zijn koffertje op een stoel en kuste haar kruin. Hij kondigde aan dat hij ging douchen en dat hij daarna iets zou opwarmen, als er tenminste nog iets over was. Ze knikte. Dit waren standaardzinnen, door jaren van gebruik ingesleten. Er is een man in huis, zei ze. Hoezo? Waar dan? vroeg hij. Ze stond op en liep naar de huiskamerdeur. Daar? vroeg hij, opeens angstig. Ze opende de deur. Op zijn plek op de bank zat een man. De aangename roes van de drank verdween. Goedenavond, zei hij. De man zei goedenavond. Hij voelde Iris achter zich en draaide zijn hoofd naar haar toe, echter zonder de figuur uit het oog te verliezen. Hoe lang is hij hier al? Sinds vijf uur vanmiddag, zei ze. Meneer, u gaat nu weg, zei hij. De man zei dat hij niet ging. Philip draaide zich om, samen liepen ze terug naar de keuken. Hij pakte zijn telefoon. Zijn vrouw legde een hand op zijn pols. Iets in haar blik deed hem de verbinding verbreken. Ik denk dat hij echt niet weggaat, zei ze. Nee, dat denk ik ook, zei hij. Daarom bel ik de politie. Ik heb hem binnengelaten, zei ze gehaast. Ze keek hem niet aan. Was het een babbeltruc? vroeg hij. Ze schudde het hoofd. Hij legde zijn telefoon op tafel. Wat gebeurde er dan? Nou, zei ze en ze haalde haar schouders op en keek hem nog steeds niet aan. Meisjesachtig verlegen en schuldbewust. Jij deed de deur open, hij zei dat hij naar binnen wilde en toen liet je hem binnen? Nu richtte ze haar blik wel op hem en de blik was uitdagend. Ja, zei ze. Zo ging het. En je hebt hem niet gevraagd wat hij wilde? Heeft hij je aangeraakt? vroeg hij. Hij zag hoe ze de uitdaging in haar ogen probeerde vast te houden en iets in hem wilde wegkruipen. Hij legde voorzichtig zijn handen op haar schouders. Heeft hij je aangeraakt?
Ze schudde zijn handen van zich af, opeens geïrriteerd. Het ging allemaal heel snel, zei ze. Wat ging heel snel, vroeg hij. Ze richtte zich op en hij deed een stap achteruit. Als hij je iets heeft aangedaan, begon hij. Wat dan, riep ze. Ga je hem dan hardhandig het huis uit werken? En ze begon te lachen.
Die avond sliep hij in de gastenkamer. Althans, hij lag op zijn oude twijfelaar in de gastenkamer en luisterde naar geluiden uit het huis. Zijn vrouw sliep. De man op de bank in de huiskamer, voor zover hij wist sliep hij ook.
Op een avond vier maanden later zaten ze aan de keukentafel. Iris zat tegenover hem met een roman waar ze niet in las. Philip bestudeerde haar gezwollen vorm. Hij schonk zich bij uit de tweede fles rode wijn. Ze keek op van het geluid en in haar ogen zag hij niets wat hij herkende. Hoe meer het kind in haar buik groeide, hoe minder ze leek op zijn vrouw. Maar wie ze dan wel was, had hij niet kunnen zeggen. De vreemdeling zat op de bank.
Na zes maanden, zes weken en zes dagen baarde ze een meisje. De bevalling vond thuis plaats, in de grote gebloemde stoel tegenover de driezitsbank. De vader keek toe. Philip stond op de gang. Toen hij het kind hoorde huilen kwam hij de huiskamer binnen. In de grote witte handdoek leek het niet groter dan een pandawelp. Ze heet Diana, zei ze. Hij nam de baby in zijn armen, keek naar de vrouw die haar had gebaard, keek naar de vreemdeling die haar had verwekt. Keek in de ogen van de boreling. En daar zag hij zijn vrouw.
Diana groeide vrolijk en zorgeloos op. Philip haalde de fotoalbums van zijn vrouw van zolder. In de verkleurde vensters in die breekbare, bordeauxrode boeken zag hij het evenbeeld van Diana. Naarmate Diana ouder werd zag hij steeds meer van Iris in haar. Hoe ze haar haar over een schouder gooide, de nonchalante glimlach, de lichte spot in de donkere ogen, een gebaar, een tic, een half woord. Kwam de dag dat Diana de leeftijd bereikte waarop Philip en Iris elkaar hadden ontmoet en met die dag kwam de herkenning. Hij zag dat zij de herboren Iris was, vrucht van een vreemde; zij herkende hem als haar man en minnaar, na twintig jaar herenigd. De kroonlichter, onveranderd en onveranderlijk, zat op de bank en keek voor zich uit.
Mijn liefste, dit kan zo niet doorgaan. Ik hou dit niet vol.
Nog twee weken. Op onze vakantie gaat het gebeuren.
Laat me het wapen nog eens zien.
En hij haalde het dubbelloops geweer uit zijn houten bekisting, brak hem open en toonde haar de dikke kogels.
In de groenzwarte duisternis van de keuken in het vakantiehuis, bijgelicht door een enkel telefoonscherm, sneden ze in hun rechterhand. Ze drukten de palmen tegen elkaar en drukten hun monden tegen elkaar en zo bezegelden ze hun band. Daarna liepen ze naar de slaapkamer en stonden om het bed en Diana zoog het bloed uit zijn palm en spuwde het uit op het hoofd van haar moeder. Hij herhaalde het ritueel, spuwde Diana’s bloed op het hoofd van Iris. Diana knielde bij het bed en toen de moeder haar ogen opende, zei haar dochter: mama, je moet rennen.
De vrouw vluchtte. Haar voet klapte dubbel, ze hield zich vast aan een tak, de tak sneed in het zachte vlees van haar hand. De maan scheen onverschillig. Diana en Philip joegen als rabiate honden. Geur van hars en dennennaalden en het bloed waarmee ze haar hadden bespat. Ze stopten om te kussen, braken de kus om in een fel gillend lachen uit te breken, vervolgden hun jacht. Diana hield zich aan hem vast, hij klemde het geweer in zijn bebloede handen.
Ze overweldigden haar in een veld. Ze besprongen haar en ze ging neer. Diana drukte haar hoofd tegen de grond, Philip dwong haar mond open met de dubbele lopen. Leunend op het wapen kuste hij zijn hervonden vrouw. Samen vouwden ze hun wijsvingers om de trekker en vuurden. De aarde geeuwde en krijste, nog altijd in paniek om het bewustzijn dat de kroonlichter haar had opgedrongen. Het lichaam van de moeder werd de grond ingetrokken. De minnaars keken toe tot alleen nog de vingers als aspergescheuten, spookachtig gloeiend in het maanlicht, boven de zwarte aarde uitstaken. Met een idee dat er een evenwicht was hersteld stonden zij op en liepen terug naar het huis.
De kroonlichter stond op van de bank en verliet het huis. Betrad een ander huis.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.