(Opgedragen aan Jacqueline Sauvage, Valérie Bacot, e.a.)
Toen ik nog sluw was en slim
liep ik in wolken van vrouwen in museumrokken
met aderbloemen over onze konten als gladde meloenen
Ons zwerfcircus toerde
en er hing altijd wel een beetje een sfeertje
Het was zeker geen paradijs voor wilde dieren
Maar toen stond daar ineens de maarschalk die liefde vroeg
Ik herkende hem aan zijn wandeling door de Karpaten
Hij had een bijzondere affiniteit met zijn tijd
Hij leek slechts een gevalletje
van een fout aflopend dinertje in een fijn restaurantje
met zijn kogelhoofd en zijn oogleden gesmolten
en met zijn niet-menselijke stel benen op afwijkende versvoet
Hij legde zijn gebaar neer
naast wat er van me over was
De prijs van zijn vakmanschap steeg ter plaatse
maar werd niet uitgereikt aan een schaap
Hij beweerde afkomstig te zijn uit Mesopotamië
en ik vroeg hem al het bij-wijze-van-spreken te bannen
want mijn leven was al ingewikkeld genoeg
We werden bedlam
We muilden langzaam wat
De zwaartekracht van mijn vlees trok aan me
Mijn vader herkende me niet meer de volgende dag
Ik leek een steen verstroomd in de regen
Dit is wat ik begreep toen ik staarde
zoals we vaak deden toen we kinderen waren
en een programma van wasklassiekers draaiden
waarbij we ons afvroegen hoe het zat met onszelf ophangen
Wetenschappers kunnen tot op de dag nauwkeurig
het moment bepalen waarop een boom in steenkool verandert
maar administraties registreren niet dat een man in een trouwzaal
zijn ego het ja-woord geeft
Ik ben in de ochtend geschud
Ik keek diep in zijn ogen
Ik zag er geen graten in
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.