papieren helden

FB

Zeventig

Je moet het orkest niet dirigeren. Je moet de componist worden. Dat zei Leonard Bernstein ooit.

Het was het eerste en het mooiste dat Modest Lejeune leerde aan het conservatorium. Bij elke zwaai met zijn stokje wilde hij meer Beethoven, Brahms of Tsjajkovsky worden.

Voor hen was muziek een manier van leven. Geen van de drie had echt een gezin. Geen van hen kreeg ooit kinderen.

Modest heeft er drie. Drie kinderen. Drie kleinkinderen.

Hij zit aan tafel. Zijn armen gekruist.

Als kleine jongen zat hij op zijn vaders schoot, in de fauteuil naast de platenspeler. Iedere zondag luisterden ze samen naar één van Beethovens negen symfonieën. Hij mocht de platenhoes vasthouden. Met zijn grijpgrage handjes streelde hij Beethovens zilvergrijze haren.

Die jongen is nu achtenzestig en kaal. Hij staart naar de enige foto op de buffetkast. Die hing eerst in het midden van de muur. Op een dag viel hij naar beneden. Hij heeft hem laten staan. Het glas van de kader is gebarsten.

Op de foto heeft hij een prachtige haardos. Vlak voor hij genomen werd, was de hele zaal stikdonker. Het licht van de volgspot sprong aan. Het brandde op zijn rug. Zijn zon, die negenhonderd paar ogen dwong om naar hem te kijken. En hij straalde. Iedere avond.

Die avond voor de laatste keer.

Het geribbelde handvat van zijn stokje drukt in zijn handpalm. Hij knijpt erin en sluit zijn ogen. Daar is ze. De stilte waar hij zo van houdt. Die alle melodieën die zullen klinken al in zich draagt. Hij probeert te slikken.

Hij was twee dagen zestig. Bij wijze van verjaardagscadeau schoven ze zijn grijze manen aan de kant voor jonge blonde lokken. Zijn vervanger leek op een Griekse God. Je had hem eerder een drietand willen geven dan een stokje. Hij daarentegen, was een tovenaar.

Het is zover. Hij ademt in. Heft zijn kin. Eén beweging van zijn hand.

Acht jaar geleden al. Nu liggen er drie gelige enveloppen voor hem op tafel. Eén voor één likt hij ze dicht.

Morgen verstuurt hij ze. Het heeft iets onomkeerbaars, zo’n brief. Woorden die je uitspreekt, kan je ook niet ongedaan maken, maar het is de vluchtigheid van het moment die ze beschermt. Brieven zijn minstens een dag onderweg, waarna ze in stilte worden gelezen. De ontvanger krijgt enkel letters, geen klanken.

Uitnodiging.

Zullen zijn twee zoons en zijn dochter binnenkort zien staan. De ‘u’ nogal schuin. De ‘d’ met een hoge stok, alsof het woord z’n vinger opsteekt. Het puntje op de derde ‘i’ niet goed doorgedrukt.

Modest wordt zeventig.
Feest met gebak en bubbels.
Zaterdag om 15u.
In het salon.

Een blokje tekst in het midden van een blad. Met een rode alcoholstift heeft hij er overal ‘70’ bij geschreven. Cirkeltjes errond. Ballonnen. De stift is doorgedrukt op het papier, waardoor je al tien keer ‘70’ ziet staan in spiegelschrift, nog voor je de brief hebt open geplooid.

Eén keer heeft hij naar zijn dochters antwoordapparaat geluisterd. Net wanneer hij iets wilde zeggen, klonk er gepiep. Hij vraagt zich af of zij ook heeft geluisterd. Naar zijn zwijgen. Of ze misschien zijn zware ademhaling heeft herkend.

‘Nu niet, pa, ben witlof aan het stoven.’
‘Ja, vake, veel te druk en de remmen van de bakfiets zijn stuk.’
‘Pa, de kleine heeft op het tapijt overgegeven, ik bel je later terug.’

Later is gelijk aan nooit, zijn geduld is op. Zeventig. Dat kunnen ze niet zomaar laten voorbijgaan. Die twee gelogen jaren merken ze waarschijnlijk niet eens op. Soms voelt hij zich tachtig.

‘Nu niet, schat, papa moet nog even repeteren.’

Plots vallen de woorden in zijn mond. Hoe vaak heeft hij ze uitgesproken, wanneer hij de deurklink van zijn oefenkamer naar beneden hoorde klikken. Hij deed zijn best om zijn ergernis te verbergen, maar hij had geen zin om te kijken wie van de drie. Hij hield zijn ogen gesloten.

‘Stilte tijdens het concert’, schreef hij later op een deurhanger.

Bijna altijd bungelde die buiten aan de klink.

Hij legt de uitnodigingen klaar op de kluis in de hoek van het salon. De code is de datum van zijn eerst grote concert.

Arlette was zwanger. Van hun eerste of hun tweede? Hij weet het niet meer. In ieder geval was het toen dat ze de baby voelde mee stampen op de brutale klanken van Die leichte Kavallerie. Ze heeft hem altijd haar keizersnede verweten. Nu bidt hij soms om haar nog één keer iets venijnigs naar zijn hoofd te horen slingeren.

Ooit zaten ze met z’n vieren naast elkaar op de eerste rij. Arlette en de kinderen. Met grote ogen volgden de kleintjes iedere beweging van zijn armen. Dat vertelde Arlette hem op een avond toen hij thuiskwam. De oudste had tijdens het applaus gefluisterd dat hij trots was dat iedereen naar zijn papa luisterde, terwijl die niet eens iets zei.

Hij was Beethoven geworden die avond. In de foyer had hij drie flessen champagne en een doosje chocolaatjes gekregen van bewonderaars. Dat zijn gezin ook in de zaal zat, was hij vergeten.

Het slot van de kluis klikt. Hij doet het deurtje open en tast met zijn hand in het donker. Het gladde stokje. Het geribbelde handvat. Het is precies zo afgesleten dat het perfect in zijn handpalm past.

Repeteren. Hij moet repeteren voor het feest.

Hij schuift de salontafel naar het midden van de kamer en gaat erop staan. Het glas voelt koud onder zijn blote voeten. Hij kijkt achterom. Daar zullen ze zitten, kinderen en kleinkinderen op de sofa. Hij knipoogt naar hen. Dan sluit hij zijn ogen. Hij heft zijn kin. Eén beweging van zijn hand en de zaal verstomt. Hij wijst abrupt naar de hoek van de kamer. De eerste trompet schettert. Zijn hart gloeit. De strijkers vallen in. De accenten van de cymbalen. En dan –

Genoeg voor vandaag. Hij is te moe.

De volgende ochtend post hij de uitnodigingen. Hij doet het vastberaden deze keer. De enveloppen vallen met een plofje in de postbus.

Weer thuis gaat hij met een stapel oude kranten aan de slag. Hier en daar zijn er pagina’s uitgescheurd, stukken uitgeknipt. Allemaal artikels met zijn foto ernaast, zijn naam in de titel. Ze dienden als behang voor zijn oefenkamer.

Hij neemt een schaar en begint te knippen. Cirkeltjes. Zo klein mogelijk. Bij een feest hoort confetti. Hij gaat ook slingers maken. En taart.

Vannacht droomde hij dat zijn zoon het gebak aansneed, terwijl hij, het feestvarken, stiekem al met zijn vingers in de slagroom zat. Het mes was vlijmscherp en kwam in zijn wijsvinger terecht. Het bloed leek op grenadine, het kleurde de room rood.

Geef een seintje als je komt.

Verdomme. Dat had hij onderaan op de uitnodiging moeten schrijven.

Het is de dag voor het feest. De hele week lang durfde hij geen enkele plaat te draaien, uit angst dat hij het gerinkel van de telefoon zou missen. De hele week lang stond die op een klein tafeltje in de hoek van de salon te zwijgen.

Misschien zijn de brieven niet aangekomen.
Misschien zijn ze in zo’n overbevolkt appartement in de verkeerde brievenbus gevallen.
Misschien gingen ze per ongeluk de papierversnipperaar in. Vulling voor de kattenbak.

Misschien komen ze toch. Met chocolaatjes en een fles champagne alsof er niets aan de hand is.

Hij loopt de trap op. Slaat bij elke stap twee treden over. Voor zijn kleerkast blijft hij staan. Het liefst zou hij zijn rokkostuum dragen.

Wanneer hij het vest aantrekt voelt hij meteen de warmte van zijn volgspot, alsof die in zijn pak gebrand is. Hij sluit zijn ogen. Heft zijn kin.

Hij is een dirigent zonder orkest. Een man die in z’n eentje wild met z’n armen staat te zwaaien. Men zou kunnen denken dat hij een woeste verkeersagent is. Een dronken danser in een foute discotheek.

En nu is hij ook nog een vader zonder kinderen. Het moet tijdens één of ander groots applaus zijn geweest dat ze de zaal in stilte hebben verlaten.

Plots kijkt hij op, alsof hij in de verte iets hoort en hij zijn oren spitst om te luisteren. Hij zal zijn laatste show opvoeren.

Hij glijdt met zijn hand over de witte hemden in de kast. Het grauwste kiest hij eruit. Hij doet het aan, trekt de twee middelste knopen eraf en loopt naar de keuken. Hij snijdt een citroen open en knijpt hem uit in zijn hals. Het sap laat gele vlekken achter. Hij steekt zijn vingers in de pot oploskoffie en veegt ze langzaam af aan de kraag.

In de badkamer bekijkt hij zichzelf. Misschien kan hij nog wat krassen maken op zijn bril. Al zijn nagels afknabbelen.

Als ze hem zo zien, zullen ze naar hem luisteren.

Er moeten nog ergens oude sigaretten liggen van Arlette. Wat zullen ze ervan schrikken. Hij die haar op de vingers tikte bij elke inhalering, nu zelf aan het roken.

Hij vindt drie onaangeroerde pakjes in de buffetkast. Hij legt de sigaretten op borden, in cirkels op de rand met hun kopjes naar binnen. Terwijl hij ze één voor één aansteekt, verbrandt hij het topje van zijn wijsvinger. Net goed. Ze weten hoe heilig zijn vingers voor hem waren. De askegels kiepert hij uit over het glazen salontafeltje. De peuken strooit hij in het rond.

Beethoven. Nu Beethoven. Hij zoekt een live-opname van zijn vijfde symfonie in de platenkast en draait de volumeknop open.

Hij vist vuile sokken en onderbroeken op uit de wasmand en verspreidt ze over de vloer. Hij ademt kort, maar zwaar. Hij heeft nog meer dan een dag voorbereidingstijd, toch is hij gehaast.

Met een schaar maakt hij krassen op het behangpapier. De strijkers begeleiden hem. Hij prikt gaten in de sofa. Pulkt de stof open.

Dan gaat hij tegen de leuning staan. Hij buigt door zijn knieën en zet zijn onderrug ertegen. Hij begint te duwen. De poten van de sofa maken krassen op het parket. Perfect.

Wanneer ze in het midden van de kamer staat, stopt hij. Het zonlicht door het raam valt precies op het zitgedeelte.

Hij loopt naar de kluis, klikt ze open en haalt zijn stokje eruit. Hij klemt zijn vingers errond en sjokt terug naar de sofa. Beethoven komt tot zijn hoogtepunt.

Hij laat zich in de kussens vallen. Zijn stokje in zijn hand op zijn borstkas. Een tovenaar op zijn sterfbed.

Je weet pas wat missen is, als je iemand voorgoed kwijt bent. Geldt dat ook als je alleen maar, voor heel even, denkt dat je diegene bent verloren?

Morgen zal hij het snerpende geluid van de deurbel horen. Hij zal niet opendoen. Ze zullen op het raam tikken. Eerst met hun vingers, dan met het puntje van hun autosleutels. Als een indiaan die in de verte tuurt, zullen ze hun hand tegen het raam zetten. Naar binnen gluren. Het shockeffect zal volmaakt zijn. Zullen ze de deur inbeuken of het raam stukslaan?

Naast de sofa staat een emmer vol confetti. Hij graait erin met zijn vrije hand en gooit de snippers in de lucht. Ze dwarrelen op hem neer. Het applaus op de plaat barst los.

Hier blijft hij liggen. Tot morgen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,