papieren helden

FB

Bijschaven

De vrouw lag op kamer 111. Ze had een lelijk, gapend gat in haar voet door complicaties na een operatie aan de tenen en de eerste dag dat ik die kwam verzorgen zei ze: ‘Ik had ze krom moeten laten, kind, dat had me veel tijd bespaard.’

Ze lachte, luidop en vastberaden, tot ik het gaasje uit haar wond verwijderde.

‘Ik weet dat ik beter stop met roken,’ zei ze, en ik voelde hoe haar lichaam zich opspande, omdat ze haar adem in probeerde te houden.

‘Ja,’ zei ik. ‘Dat zou beter zijn.’

Ik plaatste een nieuw gaasje in haar wond en dekte die af met een kompres.

‘Maar het zal niet gebeuren,’ zei ze. Ze zuchtte de woorden uit alsof het de verboden rook was waarover we het hadden. Ik glimlachte.

‘Wat een gedoe hier, zeg,’ zei ze.

Ik ontsmette mijn handen.

‘Ik had eigenlijk aan de overkant moeten zijn,’ zei ze. ‘Korte opvang voor revalidatie, vijfde verdieping. Bleek er al iemand op die kamer te liggen!’ Ze lachte er zo smakelijk om dat ik even mee grinnikte.

‘Je kan m’n yoghurtje hebben, als je wil,’ zei ze.

Ik bedankte haar, zei dat ik het niet kon aannemen. Dat het interne regels waren. Men was bang dat we zonder opgelegde grenzen het brood uit hun mond zouden stelen.

‘Bezorg het dan terug aan de keuken,’ zei ze. Ze duwde het potje bijna liefdevol in mijn handen en vanaf dat moment vond ik haar leuk. Ik zei ‘oké,’ stak het in de zak van mijn schort en misschien had ze wel door dat ik het niet veel later toch zou openen, op het toilet, en het door gebrek aan een lepel zou opdrinken, de wanden schoon zou eten met mijn vingers want de dagen erna herhaalden zich. Ik peilde de diepte van haar wonde, ze hield haar adem in en zei dat ze het wist: dat ze sneller zou genezen als ze niet rookte. Ik ruimde het gebruikte zorgmateriaal op en dan schoof zij haar yoghurt naar me toe.

‘Neem maar mee.’

‘Zeker?’

‘Ja.’

En wij dan glimlachen, en ik dan later op het toilet: lipje aflikken, potje uitdrinken, wanden met mijn vinger schoonvegen, leeg potje in de vuilnisemmer voor maandverbanden gooien.


Het kwam goed uit want ik had in die periode veel honger. Blok had me enkele weken voordien dik genoemd. Tijdens het avondmaal zei hij dat hij met me wilde spreken, dat het mijn eigen bestwil betrof. Ik had het al vreemd gevonden dat hij samen wilde eten aan de keukentafel. Meestal kwam hij thuis, vulde hij zijn bord met de schotel die zijn moeder voor ons had meegegeven en ging hij voor de televisie zitten. Hij nam mijn hand vast, zei dat hij me altijd de waarheid zou vertellen, omdat hij van me hield en dan: ‘Je bent dik.’

Hij zag dat ik schrok.

‘Ik bedoel,’ ging hij verder, ‘we weten beiden dat je nooit slank bent geweest, dat ligt niet in je karakter. Maar nu ben je echt wel dik, schat’, en hij praatte verder en ik weet niet meer goed wat hij nog allemaal zei, enkel dat hij mijn bord weg nam nog voor ik het leeg had. Die avond bleef ik na het douchen wat langer treuzelen in de badkamer, tot hij al in bed lag. Ik veegde de damp van de spiegel en nam mijn buik vast. Ik had twee handen nodig. Dan pas kon ik het vet omvatten. Ik kon ermee schudden als ik wilde. Ik was dik.

Toen hij me de avond erop geen aardappelen wilde opscheppen, huilde ik. Hij begreep niet waarom. ‘Het is omdat ik van je hou,’ zei hij. ‘Ik wil je helpen je beste zelf te worden. Ik wil je gewoon wat bijschaven.’

Hij herhaalde het nachten na elkaar in een droom. Ik was telkens naakt. Hij nam me steeds vast onder mijn oksels en tilde me op de inox werkbank van zijn vader. Hij tilde me zoals je een kind op zou tillen die een pleister op een geschaafde knie nodig heeft, en herhaalde het: ‘Gewoon wat bijschaven.’ Hij nam een grote kaasrasp die tegen de muur hing, hield voorzichtig mijn voet vast, en trok de rasp over mijn naakte kuit. Ik krijste. Kleine streepjes vlees vielen opgerold tegen de poten van de werkbank aan en hij raspte, en ik gilde, en hij raspte. Mijn kuiten, mijn billen, mijn armen, mijn buik raspte hij. Riep ik stop dan zei hij kalm: ‘Gewoon wat bijschaven,’ en raspte hij voort. Hij liet me op de werkbank staan en ik huilde en ik drupte en ik was niet meer dan spier en botten toen hij zei: ‘Ziet er goed uit.’ Hij verdween naar de winkel en kwam terug met een grote rol boterhamworst. Hij sneed plak na plak en kleefde die op mijn opengehaalde vlees. Rond elke vinger. Rond mijn bloedende billen en bovenarmen, rond mijn afgeplatte buik en op mijn borsten, tal van plakken op mijn borsten. En pas toen de worst volledig in plakjes was verwerkt, en de plakjes volledig waren versmolten met mijn lichaam, mocht ik in de spiegel kijken. ‘Gewoon wat bijschaven,’ zei hij nog eens. Ik zag er prachtig uit.

Elke ochtend lag er een banaan op de keukentafel en waren de gesuikerde ontbijtgranen verstopt en ik respecteerde zijn bezorgdheid want wat was hij met een ongezond zware vrouw. Maar op het werk kreeg ik een uur na aankomst al honger. Zoveel dat ik er flauw van werd, dus dan sloop ik naar de nieuwe snoepautomaat in de ondergrondse parking aan de overkant en keek ik schichtig om me heen alsof hij er plots zou staan. Ik joeg euro’s door het sleufje en duwde chocoladerepen eerst haastig in de zakken van mijn schort, daarna in mijn mond, één voor één, op het krukje naast mijn locker in de kleedkamer.

(Dit verhaal is een hoofdstuk uit de debuutroman Varkensribben van Amarylis De Gryse).

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,